Mens & samenleving
Mr. Leendert Verheij stelt Salomo en Jethro als voorbeeld

Nog altijd draagt de Neder­landse wetgeving veel sporen van Bijbelse waarden, benadrukt mr. Leendert Verheij (65), president van het gerechtshof in Den Haag. „Ik werk vanuit het besef dat God over mijn schouders meekijkt.”

J. Visscher

14 December 2016 20:30Gewijzigd op 16 November 2020 09:21
Mr. Leendert Verheij, president van het gerechtshof in Den Haag. beeld Serge Ligtenberg
Mr. Leendert Verheij, president van het gerechtshof in Den Haag. beeld Serge Ligtenberg

Onbekommerd geeft Verheij in toespraken lessen vanuit de Bijbel mee. Toen hij in 2008 bij zijn installatie als president van het Amsterdamse gerechtshof collega-raadsheren en gasten het belang van zorgvuldig luisteren voorhield, stelde hij koning Salomo ten voorbeeld. Hoe die op onnavolgbare wijze rechtsprak toen twee vrouwen streden om een baby.

In 2012, toen Verheij aantrad als president van het Haagse gerechtshof, vertelde hij zijn gehoor eveneens een oudtestamentisch verhaal. Over werkdruk. Het was de geschiedenis waarin Mozes door zijn schoonvader Jethro wordt gemaand niet te veel hooi op zijn vork te nemen en kleinere rechtszaken uit handen te geven. „Collega’s binnen de rechterlijke macht blijken de verwijzingen naar dat soort Bijbelse verhalen best te waarderen”, zegt Verheij in zijn werkkamer in het Haagse paleis van justitie. „Nee, ik krijg dan vervolgens niet voor de voeten geworpen dat het Oude Testament vol geweldsteksten staat.”

Dr. P. J. Visser, predikant van de hervormde Noorderkerkgemeente te Amsterdam, kritiseerde recent tv-presentator Jeroen Pauw. Die zou zich in zijn talkshow ongenuanceerd en ondeskundig over het christendom uitlaten, door te stellen dat onder meer de Bijbel altijd oproept tot geweld.

Hoe beziet u zo’n debat over geweld­steksten?

Mr. Verheij: „Geweldsteksten in het Oude Testament roepen best vragen op. Het debat daarover moet niet oppervlakkig worden gevoerd. Vaststaat dat er vanuit het geweld in het Oude Testament een beweging is naar vrede in het Nieuwe Testament.

Het is onterecht om de Bijbel en de Koran op één hoop te vegen. Dat merkte ik pas weer duidelijk toen ik het boek ”Ik zocht Allah en vond Jezus” van de Pakistaan Nabeel Qureshi las. De verschillen zijn diepgaand, bijvoorbeeld als je bedenkt hoe verschillend er over Jezus wordt gesproken.

Ik heb het altijd heel merkwaardig gevonden hoe iemand als de theoloog prof. Harry Kuitert kan zeggen dat hij niets met het begrip openbaring kan, omdat alle wereldgodsdiensten zich daarop beroepen. De hoogleraar zou toch duidelijk de verschillen moeten zien. De Koran is volgens moslims aan één persoon geopenbaard. De Bijbel is heel anders tot stand gekomen. In een periode van eeuwen is de Bijbel door verschillende mensen op schrift gesteld. Aansprekend vind ik dat er talloze getuigenissen over Jezus zijn te vinden. Dríé discipelen waren bij de verheerlijking op de berg. De apostel Paulus schrijft dat meer dan 500 mensen Christus gezien hebben, nadat Hij opgestaan was. Die zorgvuldigheid in de Bijbel, die grondlijn dat één getuige geen getuige is – dat spreekt me als jurist erg aan.”

Trouw

Mr. Leendert Verheij komt uit een domineesgezin van acht kinderen. Zijn vader, ds. J. W. Verheij, was onder meer predikant in Middel­burg en Den Haag. De laatste jaren diende de dominee de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Mr. Leendert Verheij is ook aan dat kerkverband verbonden. Hij is voorzitter van de kerkenraad van de Leeuwendaalkerk (Ngk Den Haag, Rijswijk en omstreken).

In een radio-interview met de EO dit jaar vertelde u veel waarde te hechten aan de waarden „trouw en stabiliteit”, die uw moeder uitdroeg en voorleefde. Kunt u dat toelichten?

„Mijn moeder was een voorbeeld voor mij. In mijn kerkverband is het heel gewoon dat predikantsvrouwen zelf een baan hebben. In de tijd van mijn moeder was dat anders. Ze runde een groot gezin, ondersteunde mijn vader in zijn werk en bezocht gemeenteleden. Dat viel echt niet altijd mee, maar ze was daarin trouw en consciëntieus. Van onze ouders kregen we liefde voor de Bijbel mee. Bijbelse verhalen werden ons met de paplepel ingegoten. Voor mijn vader was heel bepalend dat de Bijbel zichzelf uitlegt. „Schrift met Schrift vergelijken”, zei hij. Ik zat bij hem op catechisatie; dat ging echt ergens over.”

U vertelde in het EO-interview ook dat alle acht kinderen uit het gezin Verheij bij de kerk bleven. Heeft dat te maken met het feit dat er iets uitging van uw ouders?

„Dat zou een verklaring kunnen zijn. Tegelijk zeg ik: mensen kunnen zoiets niet verklaren. Ik ken mensen die uit een gelovig, harmonieus gezin komen, maar die toch niet bij de kerk bleven en die het geloof niet behielden.”

Gewetensconflict

Het trof Verheij toen hij kort na zijn installatie als rechter in 1987 een felicitatiekaartje kreeg met een verwijzing naar 2 Kronieken 19. „Daar geeft koning Josafat tal van aanwijzingen voor eerlijke rechtspraak. Zo moeten rechters zonder aanzien des persoons oordelen, zich niet laten omkopen en onkreukbaar zijn. Maatstaven die nog gelden. Een rechter dient bijvoorbeeld niet dronken op straat rond te lopen of mensen te verleiden tot misdrijven. In het hoofdstuk staat ook dat God over de schouders van rechters meekijkt. Zo ervaar ik dat zelf zeker.”

Mr. Verheij is nauw betrokken bij het aantrekken van nieuwe rechters. Zo is hij voorzitter van de Landelijke Selectiecommissie Rechters.

Stel dat een jurist uit reformatorische kring rechter wil worden. Hij heeft principiële moeite met het homohuwelijk, vastgelegd in de wet. Is zo’n kandidaat kansloos?

„Een rechter legt de eed op de Grondwet af. Je zult de Nederlandse wetten moeten toepassen. Zelf ben ik vroeger door de selectie­commissie stevig bevraagd op kwesties als abortus en euthanasie. Ik ervaar op dat soort punten geen gewetensconflict.

Een belangrijke grondregel is dat je als rechter de zogeheten innerlijke waarde van een wet niet mag beoordelen. Je hoeft niet altijd helemaal achter een wet te staan, al moet je die wel volgens de regels toepassen. Natuurlijk zet je je verstand daarbij niet op nul.

Het is een wat theoretische discussie, maar ik zou in gewetens­problemen kunnen komen als de doodstraf zou worden ingevoerd. Ik weet niet of ik in dat geval rechter zou blijven. Onder geen beding zou ik iemand tot de doodstraf willen veroordelen. Aards recht is immers niet volmaakt. We zijn als rechters afhankelijk van resultaten van politie-onderzoek en verklaringen van getuigen en deskundigen. Die informatie hoeft niet altijd te kloppen.

Het mag best eens voorkomen dat een rechter om gewetens­redenen een zaak liever niet doet. Maar dat moet bij een enkele keer blijven. Mijzelf overkwam het nooit. Als rechter moet ik mijn persoonlijke opvattingen in zekere zin naar achteren schuiven.

Het kan voorkomen dat ik een vonnis moet schrijven met een atheïstische collega en een collega die een oosterse godsdienst aanhangt. We hebben alle drie de Nederlandse wet toe te passen, onze verschillende persoonlijke overtuigingen mogen daarbij geen rol spelen.

Tegen orthodox-christelijke juristen die rechter willen worden, zeg ik: je zult de Grondwet moeten onderschrijven. Anders kun je beter geen rechter worden. Bedenk wel dat het totaal van onze wetgeving sterk is geïnspireerd door Bijbelse waarden. Lang niet overal ter wereld is dat het geval. In dictaturen, en zelfs in Oost-Europese landen als Hongarije en Polen, moeten rechters vaak doen wat het bewind zegt.”

Emoties

Mr. Leendert Verheij keert zich tegen de opvatting dat de Grondwet een libertaire geest ademt. „Onze Grondwet kent bijvoorbeeld artikel 23, over de vrijheid van onderwijs. Ook het bijzonder onderwijs, zoals een christelijke school, wordt door de overheid bekostigd. Zo’n grondwetsartikel komt bepaald niet uit libertaire hoek. Weliswaar ligt artikel 23 onder vuur, maar het staat nog altijd in de Grondwet. En die wijzig je niet zomaar.”

In eerdere publicaties benadrukte u dat rechters niet alleen onafhankelijk moeten zijn, maar ook een rechte rug moeten hebben. Kunt u dat toelichten?

„Zo nodig moet een rechter emoties in de samenleving trotseren. Denk aan de strafoplegging na dodelijke verkeersongevallen. De samenleving, die meebeweegt op de golven van de publiciteit, vindt al gauw dat veroorzakers van ernstige ongevallen te licht worden gestraft. Ooit moest ik iemand berechten die een oude man had dood­gereden. Een heel ernstig feit. De dader reed op een brede weg in de bebouwde kom 100 waar hij maar 50 mocht. Duidelijk werd wel dat de dader zich normaal gesproken voorbeeldig in het verkeer gedroeg. Op het moment van het ongeval had hij haast, wilde hij op tijd op een afspraak komen. Ik keur dat gedrag niet goed, maar zeg tegelijkertijd: zoiets kan ons allemaal overkomen. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Als rechter houd ik daar wel rekening mee.”

Dwars

Als president van het Haagse en daarvoor het Amsterdamse hof is Verheij de laatste jaren vooral bestuurder.

U stelde eerder dat bij leiding­geven „een horend hart” belangrijk is.

„Het is van groot belang om goed naar mensen te luisteren. Ik heb geleerd om soms tussen de regels door te luisteren. Ook binnen de rechterlijke macht liggen mensen soms dwars. Er wordt echt weleens flink gemopperd en gezegd dat managers en bestuurders het niet goed doen. Mijn taak is het om niet meteen een weerwoord klaar te hebben, maar te peilen wat er precies achter iemands weerstand zit. En het te onder­kennen als een criticus een terecht probleem aankaart. Tegelijk dien ik ervoor te zorgen dat rechters meegaan met hun tijd. Sommigen gaan bij technische vernieuwingen op de rem staan. Ze vonden het enkele decennia geleden bijvoorbeeld moeilijk om met computers te gaan werken.”

In zijn boek ”De nieuwe kleren van de rechter” uit 2010 schetste magistraat mr. Rinus Otte een ontluisterend beeld van de rechterlijke macht: rechters klagen veel, gunnen elkaar het licht in de ogen niet, werken te traag.

„Ik heb destijds Otte laten weten dat ik het afkeurde dat hij zijn kritiek op die manier met de buitenwereld deelde. Hij beschrijft vooral zíjn visie op de gang van zaken in het gerechtshof Amsterdam. Daar speelden conflicten waarbij hij zelf was betrokken. In zijn boek was hij dus rechter in zijn eigen zaak. Dat is niet verstandig. Het is voor het aanzien van rechters niet goed als ze rollebollend over straat gaan. Rechters die popelden om hun weerwoord –dat ze echt wel hadden– te geven, moesten daar om die reden van afzien.”

Hoe staan juristen met een christelijke achtergrond in het leven? Wat zijn hun mogelijkheden, hun zorgen, hun dilemma’s? Vandaag deel 5 (slot) in een serie vraaggesprekken: mr. Leendert Verheij, president van het gerechtshof in Den Haag.

„Ik kom als een ander mens uit het klooster”

1. Welk boek spreekt u aan?

„Het afgelopen jaar las ik het boek ”Tegen de stroom. Over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden” van Ernst Hirsch Ballin, voormalig minister van Justitie. Hij schrijft onder meer over de voormalige Joodse president van de Hoge Raad, Lodewijk Ernst Visser. 
Die werd in 1941 ontslagen door rijkscommissaris Seyss-Inquart. Visser volgde zijn geweten en kwam met gevaar voor eigen leven op voor het Joodse volk.”

Ook het werk van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer lees ik graag. Zijn verzet tegen de nazi’s heeft hij met de dood moeten bekopen. Zelfs in de laatste fase van zijn leven, in de gevangenis, heeft hij nog veel voor anderen betekend.”

2. Welke Bijbeltekst heeft voor u bijzondere waarde?

„Onder meer Zacharia 8:16. Daar gaat het over rechtspraak. Er klinkt onder meer het pleidooi om de waarheid te spreken en vonnissen te vellen die vrede stichten. Die tekst is nog altijd actueel. Zo besloten familierechters onlangs om zogeheten vechtscheidingen anders aan te pakken. Zodat kinderen, die vaak de dupe worden van een echtscheiding, er beter uit­komen.”

3. Welke leider waardeert u?

„De Duitser Notker Wolf. Een voormalige leider van duizenden benedictijner monniken. Hij zegt heel zinnige dingen over leidinggeven. Zijn visie is geworteld in de Bijbel én hij geeft praktische adviezen. Van belang is bijvoorbeeld dat leidinggevenden hun ondergeschikten niet allemaal op één hoop gooien.

Een manager zou bijvoorbeeld een tijdelijke oplossing kunnen bedenken voor een werknemer die het gemiddelde werktempo niet kan bijhouden. Zelf heb ik als president van verschillende gerechtshoven geleerd dat je mensen duidelijk moet aanspreken op hun fouten. Als je als leidinggevende wegkijkt van de problemen, worden die problemen al snel veel groter.

Om me het gedachtegoed van de benedictijner monniken eigen te maken, bracht ik de afgelopen jaren diverse periodes van enkele aaneengesloten dagen in kloosters door. Samen met leidinggevenden uit andere sectoren van de samenleving. Zo’n verblijf in een klooster is totaal anders dan logeren in een wille­keurig hotel. In een klooster beleef je iets van de soberheid van de monniken, van de getijden, momenten van onder meer Bijbellezing en gebed. Na zo’n verblijf in een klooster voel ik me een ander mens.”

Profiel mr. Leendert Verheij (65) uit Voorburg

Functie: president van het gerechtshof Den Haag sinds 2013, daarvoor president van het gerechtshof Amsterdam (2008-2012). Eerder was Verheij advocaat, rechter en rector van opleidingsinstituut Studie­centrum Rechtspleging.

Nevenfuncties: voorzitter kerkenraad Nederlands gereformeerde Leeuwendaalkerk (Den Haag, Rijswijk en omstreken), voor­zitter van de commissie kerkrecht en beroepszaken binnen de NGK, voorzitter raad van advies Nederlands Dagblad.

Kerkverband: Nederlands Gereformeerde Kerken.

Burgerlijke staat: gehuwd, vader van vier kinderen; hij heeft zeven kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Christenjurist

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer