Het lijdensevangelie in de concertzaal. Concerten met passiemuziek op het programma doen het deze weken goed in Nederland. Niet iedereen is echter gelukkig met het lijden van Christus op het podium. „Als koorlid heb ik de passionen vele keren zelf gezongen. Ik maak bezwaar tegen het begrip concert. Voor mij is zo’n uitvoering een zangdienst; de passionen horen thuis in de kerk.”
Met zijn uitgebreide passiecultuur in de lijdensweken is Nederland uniek. In Frankrijk en Italië hoort de Matthäuspassion slechts tot het gewone concertrepertoire. Ook in Duitsland -het land van Bach- is er in de lijdensweken geen extra aandacht voor deze geestelijke muziek.
Drs. L. Janse, lid van Merwes Oratoriumvereniging in Dordrecht, waardeert de Nederlandse belangstelling voor Bach positief. „In zijn passionen gaat een prachtige muzikale vorm hand in hand met een bijbelgetrouwe inhoud. Uiteindelijk staat in deze muziek centraal wat het lijden en sterven van de Heere Jezus voor de christen betekent. Wie ernaar luistert, komt hoe dan ook met deze boodschap in aanraking.”
De Matthäuspassion prijkt vaker op de concertagenda’s dan de -eveneens door Bach gecomponeerde- Johannespassion. Voor Janse, in het dagelijks leven docent economie aan het Hoornbeeckcollege in Rotterdam, hebben ze evenveel waarde. „In al zijn passionen en cantates laat Bach de luisteraar in het hart van de gelovige kijken. De inhoud van de cantates staat soms dichter bij de Bijbel dan die van de Matthäus; de teksten van de aria’s en de recitatieven in Bachs passionen kunnen wat zoet aandoen.”
Wie geen kerkelijke betrokkenheid heeft, moet moeite doen om de passionen te begrijpen. Volgens Janse ontgaat de luisteraar de betekenis van de muziek als die de tekst niet volgt. „Bij de vraag: Heere, ben ik het? heeft Bach elf inzetten. Daarmee drukt hij uit dat alle discipelen dit hebben gevraagd; behalve Judas. Daar ben ik van onder de indruk.”
Uitvoeringen van de Matthäuspassion hebben een lange geschiedenis; bijna drie eeuwen geleden voerde Bach het stuk voor de eerste keer uit. Janse prijst zich gelukkig dat hij als lid van een oratoriumvereniging zelf actief aan deze traditie deelneemt. „Eenmaal in de twee jaar voert ons koor de Matthäus uit. In het jaar dat die niet op ons programma staat, ga ik hem meestal beluisteren.” Als zestienjarige jongen deed hij dat voor het eerst. Hij was er diep van onder de indruk. „Later zei ik tegen mijn vrouw: Als ik ooit in een koor ga zingen, dan muziek van Bach.”
Bij het begrijpen en waarderen van Bachs geestelijke muziek ervaart Janse zijn kerkelijke achtergrond als een pré. In zijn jonge jaren was hij vijf jaar organist in de oud gereformeerde gemeente van Kinderdijk. Samen met enkele vrienden bezocht hij in die tijd orgelconcerten van Feike Asma en Marie Claire Alain in de Dordtse Grote Kerk en de Laurenskerk in Rotterdam. „De basis van mijn culturele ontwikkeling is echter in de kerk gelegd. Dan kun je geestelijke muziek van binnenuit begrijpen.”
Volgens Janse komt de Matthäuspassion alleen tot zijn recht in het perspectief van de lutherse eredienst. „Dat Luther koos voor een muzikalere liturgie dan Calvijn kun je niet los zien van zijn liefde voor kunst.”
Janse vindt het jammer dat niet-gelovige kunstenaars nogal eens de toon zetten bij uitvoeringen van de Matthäuspassion. Hij stoort zich dan ook aan showeffecten tijdens een uitvoering. „Als de luisteraars aan het eind applaudisseren, sluit ik me daar geestelijk voor af. Het is voor mij een zangdienst. Ik kom niet voor de show, maar voor de muzikaal vertolkte boodschap. Die is daar te ernstig voor.”
Wat dat betreft dringt de vergelijking met de film ”The Passion of the Christ” zich op.
„Dat is ingegeven door de actualiteit. Maar je kunt het werk van een kerkmusicus uit de zeventiende eeuw niet op één lijn zetten met dat van een filmmaker vier eeuwen later. Bachs muziek is niet geschreven als toneelspel voor de bioscoop maar als muziek voor de eredienst. Deze muziek is beslist niet profaan, integendeel.”
Geldt dat ook als de uitvoerenden geen christelijke levensovertuiging hebben?
„Ik denk dat je dat als luisteraar niet kunt horen. In het algemeen geeft een christelijke achtergrond je als zanger wel een grotere betrokkenheid bij wat je zingt. En als ik zou weten dat bijvoorbeeld een solist een levenspraktijk heeft die in strijd is met de Bijbel, zou ik wellicht niet naar de uitvoering gaan.”
Wat betekent dit voor degene die de woorden van Christus zingt?
„In de kerk zongen we zondag Psalm 22 vers 1. Je moet wel huiveren als je erbij stil staat wat die woorden voor de Heere Jezus hebben betekend.”