Binnenland
Egyptische asielzoeker: Ons leven staat stil in het azc

In Egypte had Ibram Tawadrous (34) een druk bestaan, een ruim huis en een goed inkomen. Inmiddels is hij twee jaar met zijn gezin in Nederland. In het asielzoekerscentrum (azc) in Luttelgeest heeft hij het idee dat zijn leven stilstaat. „We kunnen alleen maar wachten.”

12 May 2016 21:45Gewijzigd op 16 November 2020 03:30
Bahereh, afkomstig uit Iran, is uitgeprocedeerd. beeld Sjaak Verboom
Bahereh, afkomstig uit Iran, is uitgeprocedeerd. beeld Sjaak Verboom

Twee banken, een koelkast en een hometrainer, „gekocht via Marktplaats.” Die vullen grotendeels de kamer op de woonetage van Ibram en zijn vrouw Marleen Hanna (31). Peter (8 maanden) zit in een kinderstoel. Dochter Jasika (8) is naar de christelijke basisschool in Luttelgeest, zoon Hermina (3) naar de peuterschool op het azc.

Het gezin bewoont de eerste etage van een huisje, met drie slaapkamers. Keuken, douche en toilet delen ze met een ander gezin, dat onder hen woont. Vanuit de kamer hebben ze zicht op andere huisjes en een speelplaats met een paar schommels. Aan de wand hangt een foto van vader Tawadrous, die acht jaar geleden aan een hartstilstand overleed. Hij was predikant in de Orthodoxe Kerk in Egypte.

Ibram en Marleen, afkomstig uit een stad in Midden-Egypte, groeiden beiden op in een christelijk gezin. Hij werkte bij een organisatie die medicijnen leverde aan apotheken. Ook was hij actief voor een organisatie die vrouwen hielp als ze gekidnapt waren door moslimmannen en problemen hadden met acceptatie door hun christelijke familie als ze vrij kwamen. Marleen had een financiële functie bij een christelijke hulporganisatie. In hun orthodoxe kerk, met zo’n 500 leden, waren ze eveneens actief.

Over de problemen die zijn christelijke activiteiten –„Er was geen vrijheid om zomaar met iedereen over Jezus te praten”– opleverden, wil Ibram om veiligheidsredenen niet uitweiden. In 2014 besloot hij zijn land te ontvluchten. In april 2014 arriveerde hij met zijn vrouw en hun twee oudste kinderen op Schiphol. Ze kwamen terecht in het nabijgelegen aanmeldcentrum voor asielzoekers. Ibram: „In dat gesloten centrum zijn we tien tot twaalf dagen geweest. We hadden met z’n vieren één kamer. Onze telefoons mochten we niet gebruiken, evenmin als internet. In het aanmeldcentrum hadden we de eerste interviews met de IND.”

Na anderhalve week verhuisde het gezin naar het azc in Luttelgeest (Flevoland), waar vorig jaar hun jongste zoon werd geboren. De IND wees na negen maanden hun asielverzoek af. In juli 2015 oordeelde de rechtbank positief over een bezwaar dat de asielzoekers tegen die beschikking indienden. Later volgde er opnieuw een negatieve beslissing van de IND. Het wachten is nu op een volgende rechtszitting. „De IND wil geen studie maken van onze papieren”, zegt Ibram.

Na een periode op De Wissel, de school in het azc, krijgt Jasika les op de christelijke basisschool in Luttelgeest, terwijl Hermina met plezier naar de peuterschool gaat. Ibram: „De kinderen praten goed Nederlands. Soms vragen ze aan ons: Waarom krijgen andere mensen een huis en wij niet? Dat is voor ons als ouders heel moeilijk.”

Het gezin zag veel asielzoekers in het azc arriveren en met een verblijfsvergunning vertrekken naar een woning. „We hebben geen zin meer om steeds weer contact met nieuwe bewoners te maken”, zegt Ibram. Regelmatig bezoekt hij wel het House of Joy, een christelijk activiteitencentrum van stichting Gave, nabij het azc. „Ik ga elke week naar een Bijbelstudie en soms naar Nederlandse les.” Marleen doet mee aan vrouwenactiviteiten. „In het House of Joy kunnen we soms ook goedkoop tweedehands kleding kopen”, zegt ze. Het gezin moet wekelijks van zo’n 200 euro leefgeld rondkomen.

„Het is hier geen goed leven”, zo vat Ibram zijn huidige bestaan samen. „We mogen niet naar school en zijn alleen druk met de kinderen. Zij houden ons bezig. Soms bel of mail ik naar de advocaat. Dan zegt hij dat er geen nieuws is en we moeten wachten.”

Op zondag bezoekt het gezin de koptisch-orthodoxe kerk in Assen. „Daar bidden we in onze eigen taal”, zegt Ibram. In deze kerk werd in november Peter gedoopt. Hij werd naar koptisch gebruik drie keer in een groot waterbad gedompeld en daarna gezalfd met olie.

De toekomst van het gezin is onzeker en maakt Ibram bij tijden moedeloos. Het gezin had al een verplicht gesprek met de Dienst Terugkeer en Vertrek. „Die zei dat we naar de ambassade moesten gaan om reisdocumenten voor terugkeer te halen. Onze advocaat raadde dat af, nu we nog in afwachting zijn van een rechtszitting. Het is niet duidelijk hoe het verder zal gaan, maar we vertrouwen op God.”


„Ik mis mijn oude leven in Syrië”

tekst Michiel Bakker
beeld Sjaak Verboom

Vanuit een voorstad van Damascus kwamen ze terecht in een rijtjeswoning in Wezep. Het islamitische Syrische gezin Jerken voelt zich welkom in het dorp op de Biblebelt, maar mist tegelijk zijn vaderland.

Op de eettafel staan twee laptops en liggen diverse boeken. Het is tekenend voor Zaher Jerken (43) en zijn vrouw Eiman Taha (32). Ze besteden veel tijd aan studie, want het tandartsenechtpaar wil niets liever dan Nederlands leren en werk vinden.

Hoewel ze nog geen anderhalf jaar naar school gaan, spreken ze de taal al goed. Het hele gesprek heeft in het Nederlands plaats. Maar veel zaken blijven ingewikkeld, vindt Zaher. „Spreken, tegenspreken, inspreken aanspreken; het betekent allemaal wat anders”, zegt hij met een zucht.

Het Syrische echtpaar trouwde acht jaar geleden en kreeg drie kinderen. Joulie (6), Jaad (5) en Adam (4) gaan naar een openbare basisschool in Wezep. Eiman: „Het eerste halfjaar was moeilijk voor hen, maar nu gaat het goed. Ze hebben veel Nederlandse vriendjes.”

De overgang van Syrië naar Nederland is groot, zegt Zaher. „Mijn vrouw en ik hadden elk een tandartsenpraktijk. Het leven was goed, we hadden aan niets gebrek.” Eiman: „Je hoor weleens dat Nederlanders denken dat Syriërs hier voor het geld naartoe komen, voor een uitkering. Dat is niet waar. We zochten alleen veiligheid.”

Die veiligheid is eind 2013 in hun woonplaats ver te zoeken, als er gevechten uitbreken tussen een islamitische groepering en het Syrische leger. Eiman: „We zagen de bommen vallen.” Zaher: „De stad werd belegerd en we hadden 28 dagen geen elektriciteit en water.”

Op 1 december 2013 vlucht het gezin naar Libanon. „Onderweg zagen we op straat lichamen van omgekomen mensen liggen. De honden aten ervan. Verschrikkelijk. In Libanon huurden we een huis, maar ook daar was het niet erg veilig”, zegt Eiman.

Vanuit Libanon reist Zaher via Turkije en Griekenland naar Nederland. In april 2014 vraagt hij in Ter Apel asiel aan. Na een maand krijgt hij een verblijfsvergunning. Hij verhuist naar het azc in Winterswijk en krijgt een maand later een woning toegewezen in Wezep. In september 2014 komen zijn vrouw en kinderen in het kader van gezinshereniging naar Nederland.

Over de ontvangst in Wezep heeft het gezin niets dan lof. Zaher: „We kregen een contactpersoon van VluchtelingenWerk die ons bij veel zaken hielp en uitstapjes met ons maakte naar bijvoorbeeld een speeltuin. In de straat is iedereen aardig. Mensen glimlachen naar ons en zijn behulpzaam. We hebben geen slechte mensen ontmoet, tot nu toe. Onze buren zijn als familie voor ons. De kinderen noemen hen opa en oma.”

Enthousiast vertelt Eiman dat ze drie keer per week een afspraak met verschillende vrouwen uit de straat heeft om de taal te oefenen. Een buurman geeft de oudste dochter pianoles. Via een kerk kreeg het gezin onder meer hulp bij het plaatsen van een schutting.

In hun omgeving wonen nogal wat christenen. „Wezep heeft zeven kerken”, zegt Zaher lachend. Het Syrische gezin ging uit belangstelling twee keer met hun buren mee naar de Nederlands gereformeerde kerk. Zaher: „Ik ben moslim, maar kom niet uit een sterk religieus gezin. Bij mijn ouders draaide het geloof vooral om het principe: Wees goed voor andere mensen. Net zoals in het christelijk geloof.” Eiman: „We hadden in Syrië ook christelijke vrienden.”

Het echtpaar is druk bezig met het taal- en inburgeringstraject op hogeschool Windesheim in Zwolle. Ook moeten ze hun diploma’s uit Syrië laten vertalen en herwaarderen en een extra toets afleggen voor kennis van Nederlandse medische termen. Zaher start binnenkort naar verwachting een stage bij een tandarts in Oldebroek. Hij wil zijn oude vak –„Ik heb het achttien jaar uitgeoefend”– zo snel mogelijk weer oppakken.

Hoewel het echtpaar sterk gericht is op de toekomst, blijft het heimwee naar hun vaderland. Eiman mist vooral haar ouders, die nog in Syrië zijn. „Ik woonde in dezelfde plaats als mijn familie. Mijn broeders en zussen zijn nu allemaal verspreid over verschillende landen. Ik mis het dat we niet meer met z’n allen bij elkaar zijn met bijvoorbeeld oud en nieuw. Maar ik mis ook ons eigen eten, het heerlijke fruit uit Syrië.”

Zaher: „Als je vlucht, verlies je iets van jezelf. Ik mis heel mijn oude leven. Syrië zit nog steeds in mijn hart. Ik houd van mijn land, van de oude stad Damascus en van het moderne Damascus. ’s Zomers sliepen we op het dak van ons huis en keken we naar de sterren. Ook het ondergaan van de zon is in Syrië mooier dan hier.”


„Terugkeer naar Iran is gevaarlijk”

tekst Michiel Bakker
beeld Sjaak Verboom

Haar asielaanvraag werd meer dan eens afgewezen. Terugkeren naar Iran ziet ex-moslima Bahereh Yazdanpanah (43) echter niet zitten. Ze verblijft in een bed-, bad- en broodvoorziening (BBB) voor uitgeprocedeerde asielzoekers.

Ondanks veel tegenslagen die ze te verduren kreeg, komt Bahereh over als een opgewerkte vrouw. Via een Iraanse tolk vertelt ze in de BBB op een Gronings bedrijventerrein haar verhaal. Opgegroeid in een islamitisch gezin, wordt ze op 17-jarige leeftijd uitgehuwelijkt. Ze krijgt één dochter. Haar man raakt zwaar verslaafd aan drugs en mishandelt Bahereh naar eigen zeggen langdurig.

Ze gaat zelf ook drugs gebruiken om de pijn te verdoven. In die tijd raakt ze in gesprek met een goede kennis, die christen is. „Ze werkte in een kapperszaak. Ik vertelde haar over mijn problemen en angsten. Als er verder geen klanten waren, sprak ze met mij over haar geloof. Soms las ze een psalm uit de Bijbel. Dan kreeg ik rust vanbinnen. Mijn oude geloof was ik door alle problemen inmiddels kwijtgeraakt.”

Bahereh merkt dat haar hang naar drugs verdwijnt en gebruikt die na een jaar niet meer. Een paar keer bezoekt ze in het geheim een christelijke huiskring. Als haar psychiater haar in een depressieve periode adviseert op vakantie te gaan om tot rust te komen, besluit ze naar Nederland te vertrekken, waar een zus woont. „Ik wilde vooral hierheen om me te laten dopen. In Iran zou dat te gevaarlijk zijn.”

Ze reist met een visum naar Nederland en krijgt contact met de Koresgemeente in Apeldoorn, waar diensten plaatshebben in haar eigen taal. Al snel zingt ze mee in het koor en na drie maanden laat ze zich dopen. Later hoort ze dat haar man via beelden van de Koresgemeente op internet heeft ontdekt dat ze christen is geworden.

Over haar asielaanvraag in Nederland zegt Bahereh: „Mijn man heeft me verraden bij de Iraanse autoriteiten en me bij de politie aangegeven omdat ik me heb laten dopen. Hij heeft ook mijn vader aangegeven, omdat hij me had geholpen naar Nederland te gaan. Mijn vader heeft daarna een tijd in de gevangenis gezeten. Los daarvan hoorde ik dat enkele mensen van de huiskring waar ik was geweest, waren gearresteerd. Terugkeren naar Iran zou te gevaarlijk zijn.”

De IND denkt daar anders over en wijst de asielaanvraag van Bahereh af. Volgens de Iraanse plaatst de dienst vraagtekens bij haar bekering en eveneens bij een brief van de advocaat van haar vader waarin staat dat er ook tegen haar aangifte is gedaan vanwege afvalligheid van de islam. „De IND zegt dat ik niet kan bewijzen dat terugkeer voor mij gevaarlijk is.”

Als Bahereh de eerste keer is uitgeprocedeerd, belandt ze in Kamp Zeist in vreemdelingendetentie. Omdat ze niet tekent voor vrijwillige terugkeer, krijgt ze geen reisdocument van de Iraanse ambassade. Na acht maanden staat ze op straat en zoekt in eerste instantie onderdak bij landgenoten. Ook herhaalde asielaanvragen lopen op niets uit. In december 2015 moet ze het azc Delfzijl verlaten.

Sindsdien verblijft Bahereh in de BBB van stichting Inlia, die onderdak biedt aan ruim honderd uitgeprocedeerde asielzoekers. Ze leeft mee met een plaatselijke baptistengemeente. Ook bezoek ze regelmatig landgenoten in azc’s in de regio, waarbij ze graag over de Bijbel spreekt. „Het liefst zou ik in de toekomst evangelisatiewerk doen in bijvoorbeeld Turkije, waar de Koresgemeente actief is.”

In de BBB deelt Bahereh een kamer met een andere vrouw en krijgt ze 30 euro leefgeld per week. Daarvoor koopt ze eten en af en toe een blouse of shirt bij een verkoop van tweedehands kleding. Ze zegt dat ze geen reden heeft om te klagen. „Ik heb een dak boven mijn hoofd en God zorgt er elke dag voor dat ik brood heb. Ik voel me rijk door Zijn genade en kom niets tekort.”

De BBB biedt geen mogelijkheid voor een permanent verblijf. Maatschappelijke en juridische medewerkers van Inlia werken samen met de bewoners aan een toekomstperspectief. Dit ligt soms alsnog in Nederland, soms in het buitenland. Op dit moment heeft Bahereh nog geen idee hoe haar toekomst eruit zal zien. „Mijn advocaat laat mijn zaak even rusten. Na een paar maanden zal hij kijken of hij nog mogelijkheden ziet, doordat ik bijvoorbeeld toch met nieuwe documenten kan bewijzen dat ik in Iran gevaar loop.”

Hoewel ze weleens sombere momenten heeft, gaat Bahereh over het algemeen opgewekt door het leven. „Blijkbaar vindt God het nu nog niet de tijd voor mij om hier een verblijfsvergunning te krijgen. Hij beschermt mij. Ik geloof dat Hij me zal helpen om op een dag een weg te vinden waarlangs ik verder kan.”


Opvang asielzoekers

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) biedt momenteel onderdak aan bijna 42.000 personen. Een kwart van hen verblijft in locaties voor noodopvang, omdat er nog geen plek is in een regulier asielzoekerscentrum (azc). In de azc’s wachten bijna 15.000 asielzoekers op de definitieve beslissing over hun aanvraag (zie blok 1: asielzoeker). Ruim 16.000 azc-bewoners kregen al een verblijfsvergunning. Deze zogeheten statushouders wachten op een huis. Zodra ze eigen woonruimte hebben, kunnen ze aan de slag met hun integratie en inburgering (zie blok 2: toegelaten). Als de IND een asielaanvraag definitief afwijst, heeft een asielzoeker geen recht meer op verblijf in een azc en moet hij het land verlaten. Een deel van deze groep vindt (tijdelijk) onderdak in een bed-, bad- en broodvoorziening, een sobere opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers (zie blok 3: afgewezen).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer