Maarten van Rossem: geen zure brompot maar een redelijke optimist
Toen hij geopereerd was aan zijn gal, zei de dokter na de ingreep dat die gal er bijzonder zwart uitzag. Voor veel mensen is dat geen verrassing. Maarten van Rossem, deskundige op zo ongeveer ieder terrein, kan namelijk nogal eens zwartgallig uit de hoek komen. „Maar in werkelijkheid ben ik een redelijk optimistisch mens.”
Bijna altijd gaat hij in het zwart gekleed. Dat is overigens geen statement, maar gemakzucht. Hij haat winkelen en laat z’n kleren door z’n vrouw kopen. En die koopt bij voorkeur zwart.
Van Rossem is 72 jaar, maar die leeftijd zou je hem niet geven. Z’n haar is nog vrij donker, al breekt in z’n baard het grijs onstuitbaar door. Het enige opvallende aan hem zijn de rode sportschoenen. Noem het een rebels accent.
Want rebels is hij natuurlijk wel. Als het over politici gaat, passeren veelvuldig kwalificaties als krankjorem, kletsmajoor, slapjanus, volstrekt achterlijk en te triest voor woorden de revue. En PVV-leider Wilders heet bij Van Rossem standaard ”gekke Geert”.
Toch is hij in het echt lang niet de brompot die hij in de media voorwendt te zijn. Hij lacht geregeld en vol overtuiging. Al blijft zijn spreken altijd wel een beetje tegendraads.
Ooit was hij verlegen, zegt hij. Maar daar is niets meer van te merken. Als hij eenmaal praat, is hij niet te stoppen. De woorden stromen uit zijn mond als water uit een kraan.
Onderwerpen waar hij geen verstand van heeft, zijn er niet. Ooit begon hij als Amerikadeskundige, maar inmiddels heeft hij over alles z’n zegje klaar. „Ik werd ooit gevraagd om te komen spreken over een onderwerp waar ik niets van weet. Maar toen ik dat zei, antwoordde de organisator: „Dat vinden we juist zo leuk aan u. Dat u ook over dingen praat waarvan u geen verstand heeft.”
Hij schudt z’n hoofd, haalt nauwelijks merkbaar z’n schouders op. „Nou ja, dan ga je maar en dan blijkt dat je uiteindelijk toch nog te lang aan het woord bent.”
Tijdens het gesprek rinkelt z’n mobiele telefoon. Een journalist van een grote landelijke krant wil zijn verwachting weten van een debat tussen de Democratische presidentskandidaten. Van Rossem: „Ik weet wel zeker dat er geen verrassingen zullen zijn, hoor. Hillary Clinton zal vrijwel zeker niet flauwvallen en Sanders krijgt geen bloedneus. Nee, dat verwacht ik niet. En verder is het veel belangrijker dat je niet verliest dan dat je wint. Dat was het?”
Ze weten u wel te vinden.
„Ja, wonderlijk hè? Want ik heb natuurlijk helemaal niets te vertellen. Alles wat ik zeg, kun je in alle kranten lezen, dat is echt niet zo bijzonder. Waarom wil zo’n journalist dat nu van mij horen?”
Misschien omdat u het anders verwoordt dan anderen?
„Zou kunnen ja. Maar ’t blijft echt vreemd.”
Wanneer begon dat optreden in de media?
„In 1984. Toen werd ik voor het eerst gevraagd in tv-programa het Capitool. Maar echt doorgebroken ben ik tijdens de eerste Golfoorlog in 1990. Toen hadden ze op televisie ’s avonds een uren durend programma waarin er nagepraat moest worden over de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Nou, dat lukte heel aardig, al zeg ik het zelf. Daarna gaat het vanzelf. Daar hoef je niets voor te doen.”
U bent bijna niet van de beeldbuis weg te slaan, maar zelf vindt u tv-kijken zonde van de tijd.
„Natuurlijk. Als je een avond naar de tv hebt gekeken, kun je achteraf bijna niet anders concluderen dan dat je je tijd hebt zitten verdoen. Gelukkig is er tegenwoordig uitzending gemist. Daar kun je alles terugzien. En als je dan gehoord hebt dat een bepaald programma interessant is, weet je tenminste dat je je tijd niet gaat verdoen. Ideaal.”
Even terug naar de verkiezingen in de VS. Wat vindt u daarvan?
Hij schudt bijna geërgerd z’n hoofd. „Dat is natuurlijk een ontzettend trieste vertoning. Vooral bij de Republikeinen. En dan heb ik het nog niet eens over Trump, want hij is op onderdelen nog een kleine jongen vergeleken bij de rest. Ik hoop van harte dat hij de Republikeinse Partij opblaast. Dat zou een zegen zijn, ook voor de Republikeinen zelf. De VS hebben al langer een democratie met scherpe randjes, maar nu is het wel heel erg. Zeker bij de Republikeinen wordt alles gestuurd door het geld. Vreselijk.
De Democraten doen het een heel stuk beter, dat zijn tenminste nog redelijk normale mensen. Maar het is allemaal niet fraai.”
Kun je Trump vergelijken met Wilders?
„Een beetje. Gekke Geert is natuurlijk ook vreselijk. Mensen hebben waarschijnlijk nooit een blik geworpen in zijn verkiezingsprogramma, want dan kun je niet anders concluderen dat hij of knettergek of ronduit misleidend is. Hij stelt allemaal dingen voor die gewoon niet kunnen. Binnen een week moet Nederland uit de EU en dat soort onzin. Militairen aan de grenzen, terug naar de gulden en ga zo maar door. Ik heb weinig begrip voor mensen die kiezen voor zo’n programma. Die man veroorzaakt immense maatschappelijke schade.”
Hebt u nog gestemd bij het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne?
„Nee zeg, natuurlijk niet. Dat is toch krankzinnig, zo’n referendum. Ik haat referenda. Die zijn eigenlijk gewoon een vorm van oplichting. Want wat moet de regering nu met die uitslag? Niks natuurlijk. Ze lachen zich slap in Europa. Denk je nu echt dat ze daar de hele boel omgooien omdat 20 procent van de Nederlanders tegenstemt in een referendum waar ze niks van snappen? Kom nou toch. We hebben het dan over een paar miljoen Nederlanders in een Europese Unie met meer dan 500 miljoen inwoners.” Hij zucht diep en zwaait wanhopig met z’n handen.
Hoe kijkt u tegen de politiek in ons land aan?
„Vroeger hadden we een zuilenmaatschappij. Het goede daarvan was dat de elite van zo’n zuil met verstand van zaken ríchting gaf aan die zuil. Dus werd er degelijk gestemd. Dat is allemaal voorbij. We hebben nu een individuele democratie en we zien in de peilingen wat dat betekent. Het klotst voortdurend van links naar rechts en weer terug. Alle kiezers zijn zwevend geworden, misschien met uitzondering van de achterban van de SGP.
Je ziet dat ook na een verkiezingsuitslag. De nieuwe regering is nog niet gevormd of in de eerste de beste peiling blijkt dat ze alle draagvlak onder de burgers kwijt is. Vreselijk, vreselijk.
Maar ik ben een fervente aanhanger van onze democratie, hoor. Daar niet van. Helaas worden de kiezers allemaal en voortdurend gestuurd door emoties. En dat is slecht.”
U verlangt stiekem toch terug naar de verzuiling?
„Nee, natuurlijk niet. De tijd dat christenen in dit land de baas waren en je op zondag geen vers broodje kon kopen, is gelukkig voorbij.”
U hebt niet veel op met het christendom?
„Ik heb niets met religie. Met geen enkele godsdienst. Moet je eens kijken wat er allemaal voor een ellende uit is voortgekomen. Ja, ook uit het christendom. Dat heeft namelijk een extreem gewelddadige geschiedenis. Dat vergeten we nog weleens voor het gemak, maar het is gewoon een feit.”
U bent belezen en hebt de Bijbel ook helemaal gelezen, van begin tot eind. Welk gedeelte spreekt u aan?
„De Bijbel is een uitzonderlijk boek. Een van de grondstenen van onze cultuur. Het Oude Testament vond ik niet al te fraai, maar bij de prediking van Jezus kan ik me nog wel iets voorstellen. Als je bijvoorbeeld de Bergrede leest dan zie je dat de christenen er wel heel wat anders van hebben gemaakt dan Jezus Zelf. Die had het over gerechtigheid, over het Koninkrijk van God, terwijl de meeste christenen het alleen maar hebben over de verzoening door de kruisdood van Jezus. Het blijft natuurlijk vreemd dat het christendom een religie is die gesymboliseerd wordt door een martelwerktuig.”
Wat zou u ervan vinden als er een God is Die uw leven in Zijn hand houdt?
„Dan zou ik bang zijn dat Hij mij uit die hand zou laten vallen omdat ik het niet goed doe.”
En als het een liefdevolle God is, Die het allerbeste voor u op het oog heeft?
„Nou ja, dat zou een aantrekkelijk idee kunnen zijn, wellicht. Maar vooralsnog geloof ik dat als er een hemel is, iedereen in de hemel komt die hij zichzelf wenst. En de zin van het leven haal ik niet uit een geloof. Er is namelijk geen zin. Als ik een normaal, saai en burgerlijk leven kan leiden, is het me goed. En als we alles op een rijtje zetten, hebben we het in dit land best wel goed. Dus ik ben best tevreden.”
In de serie opinieleiders worden personen geïnterviewd die geregeld in het nieuws zijn. Vandaag: Maarten van Rossem, Amerikadeskundige, commentator en publicist.
„Ik vind het geweldig om opa te zijn”
Maarten van Rossem wordt in 1943 geboren in Zeist. Aan de universiteit in Utrecht studeert hij eerst farmacie, maar die studie verruilt hij in 1963 voor geschiedenis. In 1970 studeert hij cum laude af.
In 1983 promoveert hij op een studie naar Joodse intellectuelen in de VS. Daarna verschijnen er diverse publicaties van hem. Tijdens de eerste Golfoorlog breekt hij door als veel gevraagd spreker in tv-programma’s. Inmiddels is hij bijna niet meer van het scherm weg te slaan en treedt hij op in quizzen. Hij maakt ook programma’s voor de EO over de Verenigde Staten en figureert, samen met z’n broer en z’n zus, in een educatief programma. Sinds enkele jaren heeft hij een eigen magazine: ”Maarten!”
In de media fungeert Van Rossem niet zelden als een kritisch tegenover. Gebeurtenissen die grote ophef veroorzaken, relativeert hij graag. Zo is van hem bekend dat hij gruwt van de ophef tijdens het EK- en WK-voetbal. Maar ook de rouw na de dood van Lady Diana en Pim Fortuyn ziet hij als massahysterie.
Nadat hij in een tv-programma in 2001 na de aanslag op het WTC in New York opmerkt dat die aanslag niet betekent dat de Derde Wereldoorlog is uitgebroken, is hij een poosje persona non grata in Hilversum. Gaandeweg wordt hij toch weer gevraagd en zelfs frequenter dan ooit. Zelf blijft hij bij de relativerende kanttekening die hij destijds maakte. „Ik had gewoon gelijk.”
Naast zijn optreden in de media en zijn publicaties geeft Van Rossem overal in het land lezingen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Hij zegt zich doorlopend te verbazen over het feit dat hij een veelgevraagd spreker is.
En zijn commentaar als Amerikadeskundige over gebeurtenissen in de Verenigde Staten is volgens hem zelf ook niet zo bijzonder. „Als je de kranten leest, dan kan iedereen dat.”
Toch zijn vriend en vijand het erover eens dat hij een fenomenale feitenkennis heeft over tal van onderwerpen. „Ook dat is echt niet zo moeilijk, hoor. Als je bepaalde dingen maar vaak genoeg herhaalt, onthoud je ze vanzelf”, meent hij zelf.
Maarten van Rossem definieert zichzelf als een saai en burgerlijk mens dat niets liever doet dan lezen, wat schrijven en een wandeling maken door de stad. „Met ’s avonds zo nu en dan een mooi concert.”
Van Rossem is getrouwd en heeft twee kinderen en drie kleinkinderen. Vooral het opa-zijn vindt hij fantastisch. „Leuker dan ik ooit had gedacht.”
Uitgelicht
1. Kerk en staat moeten gescheiden blijven.
„Ja, absoluut. Dat geldt als er meerdere religies zijn. Het geldt niet minder als er maar één religie is in een land. Je ziet waar het toe kan leiden als die twee niet gescheiden zijn. Dat kenden we hier vroeger trouwens ook. Toen het christendom de baas was, kon je op zondag niets kopen en was alles dicht. Onzin natuurlijk dat ik geen vers broodje mag kopen op zondag. Scheiden dus.”
2. De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Ongemoeid laten, jazeker. Als mensen uitgesproken gelovig zijn, moeten ze hun kinderen naar een school kunnen sturen die bij dat geloof past. Andersom geldt het ook: ouders die niets met geloof hebben, moeten voor hun kinderen onderwijs kunnen vinden waarbij er niet van een bepaald geloof wordt uitgegaan. Ik vind trouwens wel dat op christelijke scholen ook duidelijk verteld moet worden aan de kinderen dat er nog ándere geloven zijn. En dat er mensen zijn die anders over bijvoorbeeld de schepping denken.
Daarbij moeten natuurlijk álle scholen, van welke richting ook, voldoen aan de eisen die de onderwijsinspectie stelt aan het onderwijs. Vind ik wel een belangrijke, hoor. Je moet er niet aan denken dat ouders zelf onderwijs gaan geven aan hun kinderen. Iedereen moet voldoen aan de norm die we in dit land stellen.”
3. Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik vind het een interessante groep mensen. Ze wijken fundamenteel af van de rest. Ze gaan ter kerke en ze krijgen in de gezinnen meer kinderen dan de andere Nederlanders. Ook gedragstechnisch zijn ze onderscheidend. En dat bedoel ik positief. Ik zag dat ook op de universiteit toen ik nog hoogleraar was. Je pikt de meisjes er zo uit omdat ze zich anders kleden. En de studenten uit de orthodoxe kring houden zich in het algemeen ook aan hun afspraken. Dat is echt een onderscheid. Als zo’n christelijke student zegt dat hij dan en dan een scriptie inlevert, dan weet je dat dat ook gebeurt. Bij de rest moet je het maar afwachten.
Het zijn over het algemeen harde werkers. Mensen die eer stellen in hun werk. Dat zullen bedrijfsleiders bevestigen. Nee, niet iedereen natuurlijk. Ook onder hen zijn er slechte werknemers, maar ik heb het over de grote gemene deler.
Orthodoxe christenen leven volgens vaste waarden en normen. Ik zag dat ook toen ik pas samen met Andries Knevel in twee megakerken in Barneveld op bezoek mocht. Ik vond het bijzonder om te zien. Dat er nog kerken zijn in dit land waar ze voor en na de kerkdiensten grote verkeersproblemen hebben. Dat is toch bizar?
Laat ik het zo zeggen: als je in die groep kunt leven, is het zo gek nog niet.”