Boer krijgt meer oog voor brandveiligheid
Nederlandse veehouders treffen de laatste jaren meer maatregelen om de brandveiligheid van hun stallen te vergroten. Maar elke stalbrand is er nog steeds een te veel. „Het is versschikkelijk als je vee hoort gillen terwijl je niets kunt ondernemen.”
Als er brand uitbreekt in een veestal, is het meestal goed mis. Vaak laten grote aantallen kippen, varkens, kalveren of koeien het leven. Recente nieuwsberichten onderstrepen dat. Bijvoorbeeld van 14 mei 2015: „In een boerderij in het Limburgse Ysselsteyn, bij Venray, brak vanavond een grote uitslaande brand uit in een stal met 60.000 kippen. De kippen hebben de brand niet overleefd, aldus de brandweer.” Of van maandag 23 februari 2015: „Bij een brand in Putten zijn in de afgelopen nacht zo’n 2000 varkens omgekomen, meldt de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland. De stal is volledig verwoest.”
Veel stalbranden, 30 tot 50 procent van het totaal, worden veroorzaakt door defecten in de elektrische installatie die leiden tot kortsluiting of zelfontbranding. Ook brandgevaarlijke werkzaamheden zoals lassen, slijpen, dakherstel en reparatiewerk –met name nabij hooi, stro, stof en mogelijke gassen in mestkelders– blijken nogal eens de oorzaak te zijn.
Sinds 2012 werken landbouworganisatie LTO Nederland, agrarische verzekeraars, Brandweer Nederland, dierenartsen, Dierenbescherming en rijksoverheid samen om het aantal stalbranden in Nederland te verminderen. Ze vonden elkaar in het Actieplan Stalbranden. Dat heeft het bewustzijn van agrariërs rond brandveiligheid vergroot, zegt projectleider Herman Litjens van LTO. „De brandveiligheid verbetert omdat een aantal zaken nu gewoon wordt geregeld.”
Aandacht
De gecoördineerde aanpak was volgens Litjens noodzakelijk. „Er kwam steeds meer maatschappelijke aandacht voor stalbranden, mede door acties van groepen als Wakker Dier. Als er weer een groot aantal dieren omkwam, was dat behoorlijk in het nieuws. In de agrarische sector zelf was echter relatief weinig oog voor brandveiligheid.”
Hoe verklaart Litjens dat laatste? „Je ziet dat ook in andere sectoren. Veehouders zijn wat dat betreft geen uitzondering. Brandveiligheid staat los van de dagelijkse bedrijfsvoering. Als je erin investeert, gaat je productie niet omhoog en worden je kippen er niet gezonder van. Je bent als boer zo gericht op de dagelijkse gang van zaken in het bedrijf dat brandveiligheid vaak aan de aandacht ontglipt.”
Informatiebijeenkomsten zijn een belangrijk onderdeel van het actieplan. Veehouders krijgen er informatie aangereikt over hoe zij stalbranden kunnen voorkomen en hoe ze bij een eventuele brand de gevolgen kunnen beperken. Ook zogenoemde erfbetreders, zoals vertegenwoordigers van voerleveranciers, stallenbouwers, dierenartsen en bedrijfseconomische adviseurs, worden geïnformeerd.
Volgens Litjens reageren de boeren positief. „Hoewel ze er vooraf niet zo over nadachten, blijkt op zulke bijeenkomsten dat ze brandveiligheid wel belangrijk vinden en dat ze er zeker aan willen werken.”
Checklist
Ook Rudi Buis, woordvoerder van het Verbond van Verzekeraars, ziet dat er onder agrariërs meer aandacht voor brandveiligheid is gekomen. „De verzekeraars dragen daar aan bij met een checklist op checklistbrand.nl. Die geeft veehouders inzicht in de maatregelen die ze kunnen nemen om het risico op stalbranden te verkleinen.”
De lijst werd in 2014 gepresenteerd. Het effect is volgens Buis nog moeilijk aan te geven. „Eerst moeten boeren de checklist doornemen, dan moeten ze aanpassingen doen en dan nog duurt het enige tijd voordat het effect in de schadecijfers terug te zien zal zijn.”
Verhoudingsgewijs is de financiële schade door stalbranden niet zo groot, zegt Buis. „De schade als gevolg van bedrijfsbranden schommelt tussen de 400 en 600 miljoen euro per jaar. Daarvan zijn de stalbranden met enkele miljoenen euro’s slechts een kleine categorie, maar wel een bijzondere. Ze brengen veel teweeg. Een goede boer heeft liefde voor zijn dieren. Hij zorgt goed voor ze. Een brand is vooral emotioneel zwaar. Met een goede verzekering kom je er financieel meestal wel uit. Maar dat je vee hoort gillen terwijl je niets kunt ondernemen, is verschrikkelijk. Een verzekering kan het dierenleed en het traumatische effect daarvan op de agrariër niet wegnemen.”
Ook de continuïteit van de boerderij kan in gevaar komen. „Al heb je dan een goede brandverzekering voor de herbouw, je bedrijf kan toch failliet gaan omdat je een tijd geen product of dieren kunt afleveren. Afnemers gaan naar een ander, waar ze soms blijven als het bevalt. Als het langer duurt voordat je weer op de markt bent, raak je marktaandeel kwijt. Zeker in sectoren waarin het minder gaat, zoals nu bij de varkens, kan dat heel lastig zijn. Tegen dit soort schade kun je je trouwens ook wel verzekeren, maar daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan.”
Transistorradiootje
Veranderingen ten goede zijn er intussen wel degelijk. Zo worden elektrische installaties in stallen tegenwoordig vaker gecontroleerd dan vroeger. Veel verzekeraars eisen een periodieke controle, de zogenoemde Agro Elektra Inspectie. Litjens: „Als de elektrische voorzieningen in orde zijn, helpt dat de brandveiligheid enorm verbeteren.” Buis: „Brandspecialisten van verzekeraars schrikken soms van wat ze tegenkomen. Een oud transistorradiootje in de schuur, compleet onder het stof, met de stekker in het stopcontact: er hoeft maar iets te gebeuren en je hebt brand.”
Een tweede voorbeeld: zogeheten open verwarmingssystemen, die nog het meeste voorkomen in de pluimveehouderij, worden steeds meer voorzien van een beveiliging die oververhitting voorkomt.
Verder wordt bij de bouw van nieuwe stallen brandcompartimentering toegepast. Dat betekent dat de stal wordt opgedeeld met behulp van brandwerende scheidingen. Die verhinderen bij een brand gedurende 30 tot 60 minuten dat het vuur naar een ander deel van de stal overslaat. Technische apparatuur is in een aparte ruimte ondergebracht.
Investeringen in brandveiligheid worden erkend door de Maatlat Duurzame Veehouderij. Dit is een certificatiesysteem voor stallen met (bouw)technische voorzieningen die de milieubelasting verminderen en de gezondheid en welzijn van de dieren bevorderen. Als een nieuwe stal voldoende hoog op de meetlat scoort, komt de boer in aanmerking voor bepaalde belastingvoordelen.
En natuurlijk gaat ook de technische vooruitgang door. Er zijn inmiddels bijvoorbeeld branddetectiesystemen op de markt, maar die zijn volgens Litjens nog wel storingsgevoelig. „Het stalklimaat is vaak behoorlijk agressief. Dat geeft veel valse meldingen. Er zijn al detectiesystemen ontwikkeld die rook van stof kunnen onderscheiden maar het duurt nog wel enkele jaren voordat die praktijkrijp zijn.”
Niet tevreden
Wakker Dier, dat in het verleden de bestrijding van stalbranden als actiepunt had, is nog lang niet tevreden. Campagneleider Hanneke van Ormondt: „Sinds kort worden iets hogere eisen gesteld aan nieuwe stallen om brand te voorkomen. Maar alle oude stallen zijn nog steeds erg onveilig.”
Er is wel wat verbeterd de afgelopen jaren, erkent ze. „Dat komt doordat er zoveel lawaai over stalbranden is geweest in de media. De verzekeringsmaatschappijen zijn ook wakker geworden. Die controleren beter en geven meer advies.”
De brandweervoorschriften voor stallen zijn zeer beperkt, meent Van Ormondt. „Jarenlang was een varkensstal met duizenden dieren net zo slecht beveiligd tegen brand als een opslagloods met wc-rollen. Sinds 2014 moeten nieuwe stallen brandveiliger gebouwd worden. Ook worden boeren beter voorgelicht over brandveilig werken en werken dierenarts en brandweer beter samen om het dierenleed na een brand te beperken. De nieuwe eisen zijn echter nog veel te slap. Een goede bluswatervoorziening en een brandalarm zijn bijvoorbeeld niet verplicht. Stallen liggen vaak afgelegen waardoor de brandweer laat aanwezig is. Soms is er dan niet eens bluswater voorhanden, zodat er helemaal niets gedaan kan worden voor de soms duizenden dieren in de stal.”
„Wakker Dier kan wel om brandmelders blijven vragen”, reageert projectleider Litjens, „maar als continu ten onrechte het alarm afgaat hebben die weinig zin. De sector moet wel aan de ontwikkeling van goede melders blijven werken.” Wakker Dier pleit ook voor sprinklerinstallaties in stallen. Litjens: „Die zijn duur, dus dat is economisch niet haalbaar. Een boer moet zijn stal ook kunnen terugverdienen.”
Woordvoerder Buis van de verzekeraars heeft er vertrouwen in dat de trend dat brandveiligheid in de agrarische sector meer prioriteit krijgt, door zal zetten. „Het kan altijd een keer misgaan, bijvoorbeeld door blikseminslag. Vandalisme is ook niet uit te sluiten. Maar veel branden zijn te voorkomen. We snappen best dat een boer op een dag aan honderd dingen moet denken, tot ’s avonds laat, en dat brandveiligheid dan niet het eerste is. Niettemin, maatregelen tegen stalbranden leveren uiteindelijk ook wat op. Als de schadelast als gevolg van stalbranden op termijn daadwerkelijk daalt, zal de boer dat ook terugzien in lagere verzekeringspremies.”
„De brand heeft een jaar geduurd”
Bijna 24.000 kippen verbrandden vorig jaar levend bij een uitslaande brand in zijn pluimveestal. „Je kunt je er niet op voorbereiden”, zegt Bertus Kieft uit Voorthuizen. „Een brand is altijd anders dan je denkt. Zó onvoorspelbaar en onverwacht. Vergelijk het met een tegenligger die tegen je aanrijdt. Je kunt er echt niets aan doen.”
Die zondag in februari kwamen Bertus en Arja Kieft kort na het middaguur thuis uit de kerk. „Toen we het erf opreden, zagen we rook uit de ventilatoren van de kippenschuur komen. Meteen begrepen we dat het niet goed was. De brandweer was er na onze melding super snel, maar ze kon niets meer beginnen. In de stal was alles zwart en vol rook. De kippen waren gestikt. Naar binnen konden we niet meer.”
Machteloos voelde Kieft zich. „Dat is het verschil tussen wat je zelf bent als mens en de kracht van de natuur. Al heel snel besef je dat er niets meer te redden valt, dat de brand niet te stoppen is. Er komt rook uit de schuur, je ziet lichtplaten wegsmelten, je weet dat er over twee, drie uur niets meer over is, maar het vuur in de schuur neemt alle tijd. Ondertussen sta je er bij en kun je niets uitrichten.”
Omdat de wind de ‘goede’ kant op stond, sloeg de brand niet over naar de naastgelegen koeienstal.
Van die middag is Kieft „de kunde en de behulpzaamheid van de brandweer” bijgebleven. En óók de bijstand uit de directe omgeving. „Mensen uit de buurt kwamen binnen twee uur met een pan soep en broodjes. Ik weet niet waar ze die op zondag zo snel vandaan haalden. Zoiets doet je goed.”
Drie uur duurde de brand. „Maar een brand is niet één middag, een brand is een jaar”, zegt Kieft. „Zeker de eerste dagen word je geleefd. Ook daarna loopt het door elkaar heen, met de afwikkeling van de brand en de opbouw van de nieuwe stal.”
Van een verzekeringsman kreeg Kieft de dag na de brand „het beste advies ooit”, zegt hij achteraf. „Ik moest die avond nog de bouwtekening en de hinderwetgunning erbij pakken en beginnen aan het plan voor nieuwbouw, zoals ik het nu zou wensen voor een ideale herstart, zei hij. Zelf denk je er nog helemaal niet aan. Daar ben je niet aan toe. Nu ben ik die man dankbaar. De gemeente Barneveld was ook bijzonder coulant met de behandeling van de vergunningsaanvraag. Begin augustus konden we de eerste kippen in een nieuwe stal plaatsen en volgende maand nemen we de tweede stal in gebruik. We zijn overgestapt op biologische pluimveehouderij, wat we al van plan waren. De bestaande stal zou worden uitgebreid en omgebouwd. De tekeningen lagen klaar en het vergunningstraject liep. Dat er op een andere plek op het bedrijf twee goede stallen staan voor elk 15.000 kippen is het grote voordeel bij het nadeel van de brand.”
Heeft Kieft de brand verwerkt? „Hopelijk wel, maar deze week sprak ik iemand wiens huis 25 jaar geleden is afgebrand. Hij was er nog niet los van, zei hij. Ik ben gevoeliger geworden. Ik hoef maar rook te zien of te ruiken of mijn haren gaan recht overeind staan.”