Binnenland
Ex-daklozen bouwen in zelf opgeknapt buddyhuis nieuw bestaan op

Overdag zwierven ze over straat, ’s nachts sliepen ze in de daklozenopvang. Voor Wubbo (44) en Cor (58) is dat nu verleden tijd. Begin dit jaar knapten ze een „uitgeleefd studentenhuis” in Groningen op. Sindsdien wonen ze met plezier in Mien Aigen Hoes, buddyhuis voor ex-daklozen.

Michiel Bakker

7 May 2015 21:43Gewijzigd op 15 November 2020 18:47
Wubbo zit aan tafel in de gezamenlijke eetkeuken van Mien Aigen Hoes, een doorstroomhuis voor ex-daklozen. Rechts manager Joris Stavenga van Limor, een van de betrokken organisaties.
Wubbo zit aan tafel in de gezamenlijke eetkeuken van Mien Aigen Hoes, een doorstroomhuis voor ex-daklozen. Rechts manager Joris Stavenga van Limor, een van de betrokken organisaties.

In de gezamenlijke eetkeuken van het buddyhuis, onderdeel van een wooncomplex in een gewone Groningse wijk, zet Wubbo koffie. Even later gaat de ex-dakloze –wit overhemd, blauw colbert, stropdas– het bezoek voor naar zijn ruime woon- en slaapkamer, die hij met meubels uit een kringloopwinkel heeft ingericht. Daar neemt ook medebewoner Cor plaats aan tafel.

De twee leerden elkaar vorig jaar in het dak- en thuislozencircuit kennen. Wubbo: „We sliepen in de nachtopvang en overdag leefden we op straat. Mooier kan ik het niet maken. ’s Ochtends konden we in een christelijk inloophuis terecht, ’s middag bij het Leger des Heils. Tussendoor waren we buiten.”

Nog geen jaar geleden had Wubbo woonruimte en werk in de Randstad. Eind mei vorig jaar ging het mis. De ex-dakloze spreekt van een ernstige black-out. „Anderhalve maand later kwam ik in Berlijn bij mijn positieven. Wat er in de tussenliggende weken is gebeurd, ben ik totaal kwijt. Ik kan het niet verklaren. Soms ben ik bang dat zoiets weer gebeurt.”

Als Wubbo terugkeert naar Nederland, is hij zijn huurwoning kwijt. Ook op zijn werk –een project om jongeren te begeleiden naar een baan in de techniek– kan hij niet meer terecht. „De collega’s hadden het vertrouwen in mij opgezegd.” Omdat hij als vermiste persoon te boek staat, komt hij op het politiebureau terecht. Vandaar wordt hij doorgestuurd naar een psychiatrisch ziekenhuis.

Enkele weken later belandt Wubbo –„zonder diagnose”– vanuit de ggz-instelling op straat. Hij klopt „met trillende benen” aan bij het Slaaphuis, de nachtopvang voor daklozen in Groningen. „In de zomer slaapt er 25 man, in de winter 55. Ik heb er precies een halfjaar gezeten.”

Of de geboren Groninger ook bij familie of vrienden terecht had gekund? Wubbo: „Ik heb goed contact met mijn vader en broer. Ze zijn hier een paar keer geweest. Maar als ik bij hen zou wonen, zou ik me niet vrij voelen. Bovendien wil ik familie en kennissen niet met mijn problemen lastigvallen.”

Geen regie meer

Ook Cor –„de andere bewoners noemen me opa”– kent het leven van een dakloze van binnenuit. „Ik heb in de verkoop en de horeca gewerkt. Vorig jaar liep mijn relatie stuk en raakte ik m’n baan kwijt. Ik bouwde een huurschuld op en na een poosje liep het water me over de schoenen. Waarschijnlijk heb ik wel post van allerlei instanties gehad, maar ik lette niet goed meer op. Ik raakte het overzicht kwijt, had geen regie meer.”

In mei 2014 wordt hij zijn woning uit gezet, waarna hij bij het Slaaphuis terechtkomt. „Daar kun je voor 5,25 euro overnachten en ontbijten. Als je te weinig geld hebt, kom je er niet in.” Overdag zwerft Cor met Wubbo door de stad. „Goed weer, slecht weer: om 10 uur ’s ochtends ging het Slaaphuis dicht en moesten we naar buiten. We trokken veel samen op.”

Het dakloze duo komt in contact met een medewerker van Terwille, een christelijke instelling voor verslavingszorg. Deze gaat met hen in gesprek over mogelijkheden om via het nieuwe concept Mien Aigen Hoes weer onderdak te krijgen (zie ook artikel boven aan de pagina). De beide mannen zijn enthousiast. „Elke mogelijkheid om van de straat te komen, wilde ik met beide handen aangrijpen”, zegt Wubbo.

In februari komt er een pand beschikbaar waarin zes ex-daklozen maximaal een jaar kunnen wonen, voordat ze doorstromen naar eigen woonruimte. „Het was een uitgeleefd studentenhuis”, zegt Wubbo. „De directeur van Terwille had zijn twijfels. Zo slecht was de staat van het pand. Maar Cor en ik dachten daar anders over. Mijn eerste vraag was: Is er budget? Dat was er. Ik blijf ondernemer en heb zelf met de woningbouwvereniging onderhandeld over nieuwe plafonds en deuren.”

Samen met vier andere daklozen gaan Wubbo en Cor enthousiast aan de slag om de kamers leefbaar te maken. „Op 4 februari kregen we de sleutel, een dag later zijn we begonnen. We gingen als gekken tekeer. ’s Avonds werkten we tot kwart voor tien door. Om tien uur moesten we in het Slaaphuis zijn. Binnen een week waren de kamers bewoonbaar.”

Op 11 februari nemen de mannen afscheid van de nachtopvang. Hun nieuwe woonruimte heeft nu nog de naam buddyhuis. Wubbo: „Die gaan we veranderen. Later dit jaar heeft de officiële opening plaats. Vanaf dat moment spreken we van de buddyvilla.”

Zes karakters

De mannen hebben naar eigen zeggen weer rust, nu ze van de straat zijn. Cor: „Het was voor ons lastig hulp te krijgen omdat we niet verslaafd zijn en geen andere speciale indicatie hebben. We vielen tussen wal en schip. Maar je hebt een plek nodig om je problemen, onder meer op financieel gebied, te kunnen oplossen.”

Bij zaken zoals het op de rit krijgen van hun financiën en het zoeken van werk krijgen de bewoners elk begeleiding van twee hulpverleners van organisaties die bij Mien Aigen Hoes betrokken zijn. Ze hebben regelmatig een gesprek met hen. Eens in de twee weken eet een begeleider mee met de groep –de bewoners koken om de beurt– om op een ongedwongen manier te spreken over zaken die spelen.

Wubbo: „Veel zaken lossen we onderling op. We zijn elkaars buddy’s, weten wie waar goed in is en helpen elkaar.” Niet dat er nooit wrijvingen zijn. Cor: „Het stoort me als we samen aan het klussen zijn maar één persoon bijna niets doet. Ik vind het alleen lastig om daar iets van te zeggen.” Wubbo: „We hebben zes mensen, zes karakters. Maar over het algemeen gaat het goed.”

Workaholic

Samen met Cor richtte Wubbo onlangs de Daklozen Informatie- en Adviesgroep Groningen (DI&AG) op. „We bieden daklozen informatie en adviseren gemeenten en hulpverlenende instanties. Het initiatief staat nog in de kinderschoenen, maar we willen dat verder uitwerken.”

Intussen werkt Wubbo aan een boek met verhalen van daklozen, wil hij een project starten om jongeren die tussen wal en schip vallen aan werk te helpen én is hij van plan een hbo-opleiding te gaan volgen om als ervaringsdeskundige in de maatschappelijke opvang aan de slag te kunnen. „Ik ben een workaholic en ren soms te hard door. Met mijn begeleider heb ik afgesproken dat die af toe voor mij op de rem trapt.”

Terugkijkend is Wubbo niet alleen negatief over zijn ervaring als dakloze. „Op straat ontstonden vriendschappen en kreeg ik nieuwe inzichten. Vroeger was mijn enige doel: zo veel mogelijk geld verdienen. Dat hoeft voor mij niet meer, al zou het welkom zijn als ik paar honderd euro per maand meer te besteden zou hebben. Een avondje uitgaan is er nu niet bij.”

In vergelijking met een halfjaar geleden, toen ze nog op straat leefden, is hun situatie aanzienlijk verbeterd, stellen de twee mannen vast. Cor: „Als het buddyhuis er niet was gekomen, denk ik dat ik nog in het Slaaphuis had gezeten. Ik ben heel blij met deze plek.”

Cor heet in werkelijkheid anders.



Daklozen betrekken zelf opgeknapt buddyhuis

Daklozen die samen een pand willen opknappen om daar met elkaar te gaan wonen. Manager Joris Stavenga van Limor, een Groningse organisatie die hulp biedt aan „mensen die diep in de problemen zijn geraakt en nergens anders terechtkunnen”, had er een hard hoofd in. Toch wilde hij hun ruimte geven om hun plan uit te voeren. „Het resultaat heeft me verrast. Het is ongelooflijk welke positieve krachten er loskomen als je deze mensen vertrouwen en verantwoordelijkheid geeft.”

Groningen kampt volgens Stavenga met een toenemend aantal dak- en thuislozen. „In totaal gaat het om zo’n 800 mensen, van wie er 100 tot 200 daadwerkelijk op straat leven.” In een zoektocht naar nieuwe mogelijkheden om hen hulp te bieden, liet Limor zich inspireren door Housing First, een concept dat daklozen woonruimte biedt zonder voorwaarden vooraf. Als ze eenmaal onderdak zijn, krijgen ze begeleiding om aan een nieuwe toekomst te werken. Deze uit Amerika afkomstige aanpak wordt onder meer in Den Haag met succes toegepast.

In Groningen zocht Limor vorig najaar samenwerking met Terwille, een christelijke instelling voor onder meer verslavingszorg, en WerkPro, een organisatie die werk en dagbesteding biedt, ook voor dak- en thuislozen. Onder de naam Mien Aigen Hoes –Gronings voor Mijn Eigen Huis– gingen ze aan de slag. Stavenga: „Daarbij kozen we er nadrukkelijk voor de doelgroep vanaf het allereerste begin bij onze plannen te betrekken en hen te laten meedenken en -doen. Ze zaten als gelijkwaardige partners om de tafel met onder anderen de directeur van Terwille.”

Eind 2014 kon de eerste dakloze, die zes jaar op straat had geleefd, via Mien Aigen Hoes een woning betrekken. Inmiddels kreeg een tweede persoon een huis. Vanuit de daklozen kwam het idee ook een buddyhuis te openen, waarin ze het eerste jaar met een groep wonen om daarna door te stromen naar zelfstandige woonruimte. „De overgang van de daklozenopvang naar een woning is voor sommigen groot, met het risico dat ze eenzaam in een huis zitten en geïsoleerd raken. Het buddyhuis vormt een overbrugging voor een jaar. In die tijd kunnen de bewoners iets voor elkaar betekenen.”

Niet elke dakloze komt voor een woning of een plek in het buddyhuis in aanmerking. „De doelgroep bestaat uit mensen die zelf hun verantwoordelijkheid willen nemen en van wie we de indruk hebben dat ze daartoe ook in staat zijn”, zegt Stavenga.

Woningcorporatie Nijstee stelde in februari een voormalig studentenhuis in de stad Groningen beschikbaar als buddyhuis. De daklozen knapten het zelf grondig op en inmiddels wonen de eerste ex-daklozen er enkele maanden met plezier (zie ”Niet langer een zwervend bestaan”).

Limormanager Stavenga is tevreden over de eerste ervaringen. „Onze nieuwe aanpak werpt duidelijk vruchten af en sluit ook naadloos aan bij de gedachte van de WMO, die de zelfredzaamheid van mensen wil stimuleren.”


Mien Aigen Hoes

Mien Aigen Hoes is een Gronings initiatief om daklozen woonruimte te bieden, van waaruit ze –met professionele begeleiding– aan een nieuwe toekomst kunnen werken. Eind vorig jaar betrok de eerste dakloze een flat, waarna al snel een tweede volgde. Op initiatief van de doelgroep werd er in februari ook een buddyhuis geopend, waar zes personen maximaal een jaar kunnen verblijven. Daarna stromen ze door naar een eigen huis. De eerste ervaringen zijn volgens de betrokken Groningse hulporganisaties –Limor, Terwille en WerkPro– positief. Zij gaan het project de komende tijd uitbreiden om meer daklozen van de straat te helpen.

www.terwille.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer