Paaslied na een psychose in ggz-kliniek de fontein
Patiënten die lijden onder een depressie, psychose, angst- of persoonlijkheidsstoornis. In ggz-kliniek de fontein in Bosch en Duin volgen ze een intensieve behandeling in een vertrouwde, christelijke sfeer. „Het mooiste is als een patiënt weer licht ziet aan het eind van de tunnel.”
Veilige plek voor psychiatrisch patiënt
Verscholen tussen de bomen ligt, aan de rand van Bosch en Duin, al 25 jaar kliniek de fontein. Het vroegere Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ) is nu onderdeel van Eleos. Psychiater Piet Heij (66) trad hier in 1989 aan als eerste geneesheer-directeur en is even terug op zijn oude werkplek. In de kamer van Wim Faas (55), nu manager van de fontein, bladert hij in een fotoboek over de bouwperiode.
Als Nelly Verheuvel (51) binnenkomt, is de wederzijdse begroeting hartelijk. „Piet heeft mij aangenomen”, zegt de verpleegkundige. Ze is een van de tien medewerkers van het eerste uur die nog steeds in de kliniek werken. Op initiatief van Faas schuift halverwege het gesprek ook psychiater Bart van den Brink (33) aan. „Hij is van de nieuwe generatie”, zegt Faas.
Hoe belangrijk was de komst van de fontein in 1990?
„Heel belangrijk”, reageert Heij, die in 2008 afscheid nam van Eleos en nu parttime bij een christelijke instelling voor verslavingszorg in Katwijk werkt. „Er was indertijd een vrij sterke stroming onder de gereformeerde bevolkingsgroep die geen vertrouwen had in de gangbare psychiatrie. Psychiaters en psychologen zouden mensen van hun geloof af praten en een vrije moraal leren. Dat was voor een deel ook zo.
Doorslaggevend voor de oprichting van het GPZ was dat mensen wat betreft hun levensovertuiging een veilige plek nodig hadden waar ze een psychiatrische behandeling konden krijgen. Het ging niet om andere behandelmethodes, maar om een vertrouwde omgeving. Daar ontbrak het aan in de bestaande instellingen.”
Verheuvel: „Tijdens mijn hbo-opleiding verpleegkunde aan De Vijverberg in Ede liep ik indertijd stage in psychiatrisch ziekenhuis Zon en Schild. Daar werd negatief over christenen gepraat. Toen ik een collega aansprak op zijn vloekgedrag, ging hij harder vloeken. Ik dacht: Als je zo omgaat met een stagiaire, hoe doe je dat dan met patiënten? Respecteer je hun achtergrond?”
Wat bleef u vooral bij uit de eerste periode van het GPZ?
Heij: „De saamhorigheid. We waren met elkaar gedreven om dit ziekenhuis tot stand te brengen. Ook was er verwondering over het feit dat vanuit verschillende kerken, zoals de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, waartoe ik zelf behoor, die samenwerking mogelijk bleek.”
Verheuvel: „Een paar dagen voordat de eerste patiënten kwamen, waren we bezig het meubilair een plek te geven. We moesten alles vanaf de grond opbouwen. Ik vond het belangrijk niet alleen een ziekenhuis te beginnen waar de achterban het fijn zou hebben, maar wilde ook graag professionele zorg bieden.”
Faas: „Dat mensen uit de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt elkaar in het GPZ vonden, was uniek. Als hervormde verpleegkundige, nu lid van de Protestantse Kerk in Nederland, paste ik daar goed tussen. We waren een zorginstelling, geen kerk.”
Sommigen vroegen zich af of een bevindelijk gereformeerde patiënt herkenning zou vinden bij een vrijgemaakte psychiater.
Heij: „In het bestuur werd daar veel over gesproken, maar in de praktijk heeft dat naar mijn idee nooit erg gespannen. Al vonden we als vrijgemaakten discussies over de Statenvertaling en rokken wel apart.”
Verheuvel: „Als lid van de Gereformeerde Gemeenten zag ik vrijgemaakten als lichter en minder serieus. In gesprekken bleek dat ze soms anders tegen zaken aankeken, maar vanuit hun geloof juist heel betrokken waren. We bevroegen elkaar op de verschillen. Dat hielp om in ons taalgebruik zo goed mogelijk aan te sluiten bij patiënten. Op de afdeling moesten we verschillen uitleggen, bijvoorbeeld als iemand op zondag zat te breien. Dan maakten we duidelijk dat wat de een als werk ziet, voor de ander een vorm van ontspanning is.”
Faas: „Ik vond het leuk en leerzaam dat we in de eerste jaren als verpleegkundigen regelmatig op zondag met een groepje patiënten naar de kerk in de buurt gingen. Daardoor kwam ik voor het eerst in een christelijke gereformeerde kerk en in een gereformeerde gemeente. Tijdens een preek over Mozes bij de brandende braamstruik deed een patiënt z’n schoenen uit en zette die naast de bank. En onder een preek van ds. Van Eckeveld in Zeist ging iemand staan om iets te zeggen. Dan wisten ze in de kerk: dat is dat groepje uit het GPZ.”
Waarin onderscheidt de behandeling zich van die in andere ggz-instellingen?
Faas: „Iemand die in een depressie zit, kan angst hebben voor de hel of denken dat hij de zonde tegen de Heilige Geest heeft begaan. Als je dat Bijbelse begrippenkader kent, kun je daarop ingaan.”
Heij: „Bij psychoses speelt dat op een andere manier. Er zijn patiënten die denken dat ze Jezus of Mozes zijn. Dat kunnen we hier plaatsen. Niet-christenen beelden zich vaker in dat ze Elvis Presley zijn.”
Verheuvel: „Een thema dat weleens aan de orde komt, is of je ziek kunt worden door schuld. Dan kun je aansluiten bij de geschiedenis van de blindgeborene, waar de Heere Jezus wordt gevraagd: Heeft deze man gezondigd, of z’n omgeving?”
Faas: „We hebben ook eigen normen en waarden. Zo zullen we bij echtpaarproblematiek scheiding niet propageren.”
Heij: „De aandacht voor relatie en gezin was vanaf het begin belangrijk. Bij andere instellingen is er pas later meer aandacht gekomen voor de omgeving van de patiënt.”
Kwam er in de loop der jaren meer zicht op het doorvertalen van de identiteit in de behandeling?
Psychiater Van den Brink, die inmiddels is aangeschoven: „De identiteit heeft nadrukkelijker een plek gekregen. Een depressie heeft invloed op de manier waarop iemand tegen andere mensen aankijkt. Betekent dit dat hij ook anders naar God kijkt? Die vraag betrekken we in de behandeling.”
Heij: „Mijn indruk is dat dit nu meer gebeurt dan in het begin. Toen dachten we ook na over of het godsbeeld en mensbeeld, maar stond dat meer los van de behandeling.”
Van den Brink: „We doen ook meer onderzoek, momenteel bijvoorbeeld naar de relatie tussen suïcidaliteit, religie en depressie. En er wordt nadrukkelijker gekeken hoe het pastoraat betrokken kan worden bij een behandeling. Pas ging een patiënt naar huis. Ook al was de opname kort, we konden een gericht advies geven over het betrekken van het pastoraat bij specifieke geloofsvragen. De ambulant begeleider die het contact overnam, hebben we gevraagd om de patiënt daarbij te begeleiden.”
Faas: „In de samenwerking met ambtsdragers uit de thuisgemeente van een patiënt kunnen we nog verder groeien. Wel zijn we zo’n zeven jaar geleden in de kliniek begonnen met pastorale bijeenkomsten, waarbij een predikant of ouderling een Bijbelstudie houdt. Hiervoor is veel belangstelling.”
Onderzoek van de cliëntenraad wees vorig jaar uit dat veel patiënten de aandacht voor het geloof onvoldoende vinden.
Faas: „Ik herken daar wel iets van. Het is niet zo gemakkelijk om praten over het geloof in een protocol te vangen. De behandeling is ook steeds korter geworden. Sommige patiënten zijn hier twee tot vier weken, waarin ze aan concrete doelen werken. Het ligt dan niet duidelijk vast wanneer het geloof ter sprake komt. Bij de intake vragen we wel altijd wat mensen daarvan verwachten. Bij de een is dat veel, terwijl een ander het er juist even niet over wil hebben.”
Heij: „Het kan ook impliciet aan de orde zijn. Bij muziektherapie bijvoorbeeld is er aandacht voor het zingen van psalmen, waardoor bij het geloof horende gevoelens naar boven komen.”
Faas staat op, pakt een bundel papier uit de kast en bladert erin. „Hier staat wat patiënten zelf hebben opgeschreven bij de vraag: Wat betekent het geloof voor mij tijdens de opname? De een schrijft: „Alles, het houdt me op de been, het geeft me kracht.” Een ander: „Het komt wel meer terug.” Dat laatste geeft aan dat het tijdens het verloop van een ziekteproces kan verschuiven.”
Heij: „Dit zou je in een ander ziekenhuis niet vinden, een manager die dit soort uitspraken verzamelt.”
Is de band met de achterban in 25 jaar veranderd?
Faas: „Eleos heeft moeilijke jaren gehad, waardoor er minder aandacht was voor het contact met de achterban. Die willen we nu weer met nieuw elan bij ons werk betrekken, bijvoorbeeld door avonden voor mensen uit het pastoraat te organiseren.”
Van den Brink: „Mensen komen minder automatisch naar de fontein dan vroeger, al zijn er nog steeds velen die er bewust voor kiezen. We moeten duidelijk blijven maken waarom het zin heeft hier in behandeling te gaan. We bedrijven goede psychiatrie, waarbij we als hulpverlener naast de patiënt staan, in het besef dat Christus in de wereld is gekomen om te dienen. Dat vraagt Hij ook van ons. We zijn afhankelijk van Gods zegen over ons werk. Dat geeft ook ontspanning.”
Heij: „Dat vind ik mooi gezegd. Er is geen hiërarchie. We zijn allemaal afhankelijk van Christus.”
Wat was uw mooiste moment in de kliniek?
Heij: „Voor mij was dat bij de officiële opening in 1991, toen een patiënt verwoordde hoe blij ze was met het GPZ. Dat was een bijzonder sterk moment.”
Faas: „De kerst- en paasvieringen. Ik las een keer een gedeelte uit de Bijbel. Daarna pakte een patiënt die net uit een psychose kwam een gitaar –ik wist niet eens dat hij kon spelen– en begon heel kwetsbaar een paaslied te zingen. Dit soort ervaringen zijn hoogtepunten.”
Verheuvel: „Een paar jaar geleden leek het erop dat het gedaan was met Eleos. We hielden, ook in de ondernemingsraad waar ik in zit, serieus rekening met faillissement. Dat vond ik heel erg, want ik doe m’n werk met hart en ziel. Toen we in augustus 2013 hoorden dat we toch door konden gaan, vielen we allemaal stil, verwonderd en dankbaar.”
Van den Brink: „Patiënten beleven hier een intensieve en moeilijke periode, die je als behandelaar samen met hen doormaakt. Het mooiste is als er een kentering komt in hun ziekte, dat een patiënt weer licht gaat zien aan het eind van de tunnel. Daar gaan we voor.”
Dit is het eerste deel van een tweeluik naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de fontein. Woensdag in Puntkomma deel 2: een reportage vanuit de kliniek.
Jubileum ggz-kliniek de fontein
Na een lange voorbereidingstijd werden in maart 1990 de eerste patiënten opgenomen in het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ) de fontein in Bosch en Duin. Een terugblik.
1981 – Leden van de Gereformeerde Gemeenten (GG) en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) besluiten de handen ineen te slaan om te komen tot een psychiatrisch ziekenhuis, omdat hun dit elk op eigen kracht niet lukt. Zij richten de stichting Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ) op, met vanuit beide kerkverbanden zeven bestuursleden. Daarnaast zijn er drie bestuursleden van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, twee uit de Christelijke Gereformeerde Kerken en één uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
1984 – Het ministerie van Volksgezondheid geeft, nadat eerdere aanvragen werden afgewezen, groen licht voor een kliniek met 24 bedden en 8 plaatsen voor dagbehandeling.
1988 – Het bestuur benoemt drs. F. C. Kuipers (GG) tot algemeen directeur van het GPZ. Een halfjaar later treedt psychiater drs. P. A. Heij (GKV) in dienst als geneesheer-directeur.
1989 – Het GPZ opent een polikliniek in een oude villa in Bosch en Duin (Huis ter Weege) en start met de behandeling van de eerste patiënten. Ook wordt de eerste steen gelegd voor de kliniek.
1990 – In maart 1990 worden de eerste acht patiënten opgenomen in de nieuwe kliniek de fontein.
2000 – Door een fusie van het GPZ, Gliagg De Poort en het GLIBW (beschermende woonvormen) wordt de fontein onderdeel van ggz-instelling Eleos.
2001 – Na een uitbreiding beschikt de kliniek over 64 behandelplaatsen, waarvan 48 bedden en 16 plaatsen voor deeltijdbehandeling. De uitbreiding wordt mede gefinancierd met de opbrengst van de RD-actie ”Geef het GPZ de ruimte” (960.000 gulden).
2015 – De fontein bestaat 25 jaar. Op 21 maart is er een terugkomdag voor oud-patiënten. Op 30 maart brengen Tweede Kamerleden van SGP en CU een bezoek aan de kliniek.
Lees ook in Digibron
Gereformeerd psychiatrisch ziekenhuis koerst goedsmoeds af op eindfase
Psychotherapeut moet rekenen met geloof in een drie-enig God