SCP-directeur Kim Putters zoekt de dialoog, rechtsom of linksom
Heel Nederland zou een beetje op Hardinxveld-Giessendam moeten lijken, vindt Kim Putters. De directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) werd er geboren en woont er nog steeds. „De sleutel voor een vreedzame samenleving zit in de bereidheid van mensen om respect te hebben voor iemand met een totaal andere opvatting. Die bereidheid ervaar ik in Hardinxveld.”
Zijn werkkamer bevindt zich op de elfde verdieping van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Den Haag. Het uitzicht over de hofstad is een droom.
Uw baan ook?
Putters schiet in de lach. „Nou, ik droomde er als kind niet van om directeur van het SCP te worden. Maar ik ben het wel steeds leuker gaan vinden om te werken op het grensvlak van wetenschap, beleid en politiek. Dan zijn er in Nederland een paar plekken waar je geacht wordt dat te doen; waar het niet als een probleem wordt gezien. De verschillende planbureaus behoren daartoe. Paul Schnabel, mijn voorganger bij het SCP, zei: Je krijgt de mooiste baan van Nederland. Hij heeft gelijk gekregen. De hele week komt de samenleving hier voorbij. Onze onderzoeken en publicaties gaan over zorg, sport, cultuur, religie, gehandicapten. Ik mag me overal mee bemoeien. Dat voelt als een kind in de snoepwinkel.”
Het SCP moet onafhankelijk zijn. Bent u het echt?
„Sommigen hebben moeite met de boodschap die wij brengen. Er worden weleens pogingen ondernomen om die boodschap anders op te schrijven dan wij het willen. Vanuit de ambtenarij, vanuit de ministeries. Dan komt het op onze rechte rug aan. Uiteindelijk bepaalt het SCP zelf de inhoud van zijn rapporten. Niemand hoeft akkoord te geven. Aan het eind alleen ik.”
U bent ruim een jaar in functie. Welk onderwerp springt er tot nu toe uit?
„De participatiesamenleving. Premier Rutte heeft de term vorig jaar in de Troonrede laten vallen. De participatiesamenleving heeft bijvoorbeeld te maken met werk en de verdeling van arbeid, inkomen en zorgtaken. Daar moet het kabinet visie op hebben. De invulling ervan mis ik nog steeds.”
Op 1 januari hevelt het Rijk zijn zorgtaken over naar de gemeenten. Er leven veel vragen, er is veel onrust, veel onzekerheid.
„We zijn op het Binnenhof al twintig jaar bezig met dit soort decentralisaties, maar de communicatie is onvoldoende. Denk aan de jeugdzorg en de WMO. Wat gaat er veranderen voor de mensen thuis? Daar is veel onduidelijkheid over. Ook bij lokale bestuurders. Zij krijgen te maken met zorgvragen van mensen met psychische problemen of met handicaps, zoals blindheid. De kennis en kunde bij gemeenten om hiermee om te gaan, is niet altijd even sterk. Veel contracten met zorgverleners zijn ook nog niet gesloten.”
Komt het wel goed?
„We moeten zeker niet de boodschap uitzenden: gaat u rustig slapen. Maar we hebben in Nederland niet de cultuur dat mensen die zorg nodig hebben, aan de kant komen te staan. Alle gemeenten zijn druk bezig met hun zorgtaken en willen die goed regelen. Dat geeft vertrouwen. Dat neemt niet weg dat ik mijn zorgen heb. Denk aan de WMO-raden, waarin vaak niet alle cliënten zijn vertegenwoordigd. Het zijn vooral de ouderen. De positie van daklozen en psychiatrische patiënten is veelal zwak en moet versterkt worden.”
Decentraliseren is op zich wel een goede operatie?
„Je kunt zorgtaken best lokaal regelen, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden: voldoende geld, tijd, kennis en kunde. Op alle vier de punten is af te dingen. Maar het is ook een leerproces. Als je de WMO van 2007 vergelijkt met die van 2014, dan is er veel verbeterd.”
Waar zit de zwakke schakel?
„De historie bewijst dat grote stelselwijzigingen dubbel zo lastig zijn als ze gepaard gaan met krappe budgetten of zelfs bezuinigingen. Ik verwacht dat er verschillen tussen gemeenten gaan ontstaan. Hoe kan het dat twee gemeenten verderop iemand twintig uur thuishulp krijgt, en ik maar vijf uur? Daar gaan mensen zich boos over maken. Hoe reageer je daar als gemeente op? Doe je er een tandje bij? Dit soort debatten komt keihard op het bordje van lokale politici terecht.
Daarbij lopen gemeenten nu financieel nog aan de leiband van de landelijke overheid. Blijft dat zo? Of zetten we de decentralisatie nog verder door en laten we de gemeenten zelf aan inkomsten komen? Over de verhouding tussen landelijke en lokale overheid moeten we beter nadenken. Ons bestuursmodel, het huis van Thorbecke, schuurt. De rijksoverheid moet zichzelf opnieuw definiëren. Wie wil zij zijn? En wat betekent dit voor de lokale overheid?”
Wat is een sterk punt van Nederland?
„Eenheid in verscheidenheid. Je kunt in ons land geloven en vinden wat je wilt.”
Is dat echt zo?
„Natuurlijk zie ik ten aanzien van religieuze groepen, allochtonen en homo’s een toename van discriminatie. Dat heeft te maken met de individualisering. We waarderen onze eigen vrijheid, maar die heeft tegelijk de tegenstellingen verscherpt. Individuele vrijheid is nooit onbegrensd. Ze vraagt altijd om dialoog op het moment dat jouw levenswijze een ander raakt.
Je ziet dat de tolerantie ten aanzien van homoseksualiteit in bepaalde bevolkingsgroepen en met de komst van nieuwe religies lastig ligt. Dat leidt tot conflicten op scholen, op het werk. En tot nieuwe vraagstukken. Daarbij gaat het er steeds om: waar eindigt de vrijheid van de een en begint die van de ander?”
Een zwak punt van Nederland?
„Wij kunnen niet zo goed de verbinding leggen tussen onze internationale oriëntatie en ons zelfbewustzijn als land. We voelen de internationalisering als een bedreiging, terwijl die historisch gezien altijd kansen heeft geboden. We waren al in de zeventiende eeuw een succesvolle, varende natie. Bovendien heeft de bedreiging niet geleid tot gemeenschapszin. Dat had je wel mogen verwachten.”
Hoe komt dat?
„We zien Europa niet meer als bondgenoot, maar als instantie waar veel wetten en regels vandaan komen. Zestig procent van de Nederlanders vindt dat Brussel te veel macht heeft gekregen. Die mening loopt door alle bevolkingsgroepen heen. Als ik met jonge mensen praat, hoor ik niemand een verbinding leggen tussen Europa en onze vrede en veiligheid.
Daar ligt wat mij betreft een uitdaging voor onze nieuwe Eurocommissaris. Hij moet de komende tijd proberen duidelijk te maken waar Europa voor dient. Een tweede zwak punt is dat veranderingen bij ons langzaam gaan. Wij doen dertig jaar over stelselveranderingen die in andere landen sneller verlopen. We kunnen een voorbeeld nemen aan Scandinavië, aan Duitsland. Daar is de zeggenschap van mensen decentraler geregeld. Dat lijken wij ook te willen in Nederland; intussen houden we veel beslissingsmacht in Den Haag.”
U gelooft in de dialoog. Waarom is die zo belangrijk?
„De sleutel voor een vreedzame samenleving zit in de bereidheid van mensen om respect te hebben voor iemand met een totaal andere opvatting. In een land als Nederland met bevolkingsgroepen die over veel zaken verschillend denken, moeten we blijven proberen eruit te komen; linksom of rechtsom. Lukt dat niet, dan moet je bereid zijn een onderwerp, hoe principieel ook, te parkeren. Ik denk aan de gedoogsteun die SGP en CU op dit moment leveren aan het kabinet. Die steun is een voorbeeld van de dialoog.
Ik heb zo’n voorbeeld ook meegemaakt in mijn woonplaats Hardinxveld-Giessendam, waar ik in de gemeenteraad heb gezeten. Mijn partij, de PvdA, zat vier jaar in het college met de SGP en de CU. Bij de verkiezingen in 2010 echter verloor de PvdA. Op dat moment hadden de SGP en de CU zonder ons een college kunnen vormen. Ze deden het echter niet, uit waardering voor de goede samenwerking. We ruilden onderwerpen tegen elkaar uit. De SGP en de CU gingen akkoord met de opening van het zwembad op zondag, de PvdA met de handhaving van het ambtsgebed.”
SCP-directeur: Ik werk aan betere wereld
Prof. dr. Kim Putters (1973) groeit op in Hardinxveld-Giessendam, in een schippersgezin. Vanaf z’n 16e raakt hij betrokken bij de politiek, uit zorg voor de zwakkeren in de samenleving. Hij studeert bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Putters werkt in verschillende bestuursfuncties in de zorgsector. Politieke ervaring doet hij op als fractievoorzitter van de PvdA in de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam en als lid van de Eerste Kamer. Sinds juni 2013 is hij directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, als opvolger van Paul Schnabel. Eén dag per week doceert hij beleid en bestuur van de gezondheidszorg aan de EUR.
Terugkijkend vindt Putters dat hij „een droomcarrière” heeft gemaakt. „Meer dan de mavo zit er niet in, zei mijn leraar destijds.” Hij typeert zichzelf desgevraagd met woorden als: doorzetter, empathisch, zorgzaam, eerlijk, oprecht en bindend. Oud-burgemeester van Amsterdam en oud-fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer Cohen is zijn voorbeeld. „Hij was een bruggenbouwer. Hij straalde uit: je moet de dialoog nooit opgeven, hoe moeilijk die ook is.”
Putters’ vader is hervormd, zijn moeder rooms-katholiek. „M’n ouders hebben mij liberaal opgevoed. Zo van: Kim moet zelf maar beslissen of hij gaat geloven. Ik heb later tegen hen gezegd: Sommige dingen moet je voor je kinderen beslissen, anders komt het er niet van.”
Tot z’n 21e gaat Putters naar de kerk en naar catechisatie.
„Ik vond een keus tussen twee kerken steeds lastiger; eigenlijk tamelijk onzinnig. Op een gegeven moment keerde de kerk zich tegen mij. Ik wilde ter communie gaan, maar werd geweigerd, omdat ik niet gedoopt was. Toen dacht ik: Hier hoor ik niet thuis. De kerk moet mensen insluiten, niet uitsluiten. Ik ben toen niet meer naar de kerk gegaan en hoefde dus ook niet meer te kiezen tussen de hervormde en de katholieke.”
Het geloof speelt nog wel een rol voor Putters. „Ik probeer te leven naar wat ik als kind, als jongen heb meegekregen: respect voor anderen. Geloof is voor mij: werken aan een betere wereld. Niet dat ik daar de hele dag mee bezig ben, maar het is wel mijn diepste drijfveer. Af en toe bid ik.”
Als kind is Putters lid van de padvinderij. „Daar leerde ik verantwoordelijkheid.” Later wordt hij bestuurslid van Scouting Nederland. De SCP-directeur is homoseksueel. Hij heeft een relatie en wil trouwen. „Maar ik wil wel gevraagd worden.”
Uitgelicht
Kerk en staat moeten gescheiden blijven.
„Hier kan ik als SCP-directeur niet op reageren, wel persoonlijk. Ik zeg ja en nee. Ik vind die scheiding institutioneel heel belangrijk. In de samenleving gelden democratische waarden en normen; niet de opvattingen van een kerk. Maar elk individu heeft een wereldbeeld, een geloofsovertuiging. Het is voor mij vanzelfsprekend dat daarin de opvattingen van instituties zoals de kerk doorklinken. Sterker nog: zo hoort de democratie te werken. Dat kwam bijvoorbeeld tot uiting in het politieke en maatschappelijke debat over de rituele slacht. Dat kan alleen gevoerd worden op basis van de dialoog en van respect. Als Eerste Kamerlid vond ik het een van de moeilijkste debatten. Uiteindelijk woog voor mij de vrijheid van godsdienst zwaarder dan de rechten van dieren. Ook onder juristen is dit nog steeds de gangbare opvatting.”
De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Die vrijheid is een goed fundament. Maar er horen wettelijke kaders bij waar iedereen zich aan moet houden. Die staan in artikel 1 van de Grondwet. Concreet: een leerkracht weigeren op grond van het enkele feit dat hij homoseksueel is, mag niet. Hij moet beoordeeld worden op z’n kwaliteiten om les te geven. Ook een homoseksuele leerkracht kan goed onderwijs geven, zelfs vanuit het geloof. De vraag is natuurlijk of zo iemand zich thuis zal voelen op een school waar de homoseksuele praxis wordt veroordeeld. Hetzelfde heb ik bij de weigerambtenaar. Ik kan me niet indenken dat je als homoseksueel stel getrouwd wilt worden door een ambtenaar die daar niet achter staat. Praktisch: probeer er redelijkerwijs met elkaar uit te komen. Lukt dat niet en blijft het een principiële kwestie, dan geldt voor mij artikel 1 van de Grondwet.”
Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik ben opgegroeid in Hardinxveld-Giessendam en woon er nog steeds. Het dorp bestaat uit twee forse bevolkingsgroepen: een christelijke en een seculiere. Ik ben niet anders gewend dan dat het gesprek tussen deze groepen altijd tot respect leidt. Grote steden als Den Haag kunnen in dit opzicht best iets leren van een kleine plaats als Hardinxveld. Mijn vriendenkring is heel gevarieerd; daar zitten ook mensen uit SGP- en CU-kring bij. Ze zijn open, ondanks het feit dat ze soms stevige opvattingen hebben. Dat waardeer ik. Toen ik voor de PvdA in de gemeenteraad zat, heb ik de christelijke partijen altijd als een sterke bondgenoot ervaren. Natuurlijk, we hadden elkaar nodig om aan een meerderheid te komen, maar de samenwerking was meer dan een moetje. Het was een oprechte zoektocht om bruggen te bouwen, in het belang van de plaatselijke gemeenschap. Wat ik ook als positief ervaar bij deze politieke partijen: afspraak is afspraak.”