Gerry van der List: Een volledige buitenstaander
Hij is meer schrijver dan prater. Liberaal, op onderdelen conservatief, overtuigd ongelovig. Gerry van der List, redacteur bij Elsevier, is een man van de rede en het intellect. Maar zijn interesse in alles wat met geloof te maken heeft, is groot. „Als ik een gregoriaanse mis bijwoon, zou ik bijna alle andere dingen van het rooms-katholicisme op de koop toenemen. Dat raakt me. Maar, nee, geloven kan ik echt niet.”
Gerry van der List (53) is afkomstig uit een rooms-katholiek arbeidersmilieu, zoals hij zelf zegt. Hij was het enige kind in het Rotterdamse gezin waarin hij geboren werd dat door mocht leren. Op het gymnasium worstelde hij zich een weg door Grieks en Latijn. „Daar heb je natuurlijk niets meer aan, later. Als ik die energie in Spaans had gestoken, had ik die taal nu vloeiend gesproken.”
Arbeiders lezen niet veel boeken en rooms-katholieken ook niet, meent Van der List. „Dus een katholieke arbeider leest helemaal niks.” Hij wil er maar mee zeggen dat hij uit een milieu komt waar het doorleren bepaald niet vanzelfsprekend was.
Van der List is niet alleen in zijn praten maar ook in zijn verschijningsvorm een conservatief van niveau. Gedistingeerde bril, grijs pak, wit overhemd, donkere stropdas, zwarte schoenen. Hij is beschaafd en bescheiden. Het is niet onmogelijk dat zijn wat afstandelijke houding wortelt in een vorm van verlegenheid. Van der List lijkt bepaald niet iemand die een relatieve vreemde joviaal op de schouder slaat. „Professor Erik Borgman noemde zich op deze plek ooit een halve buitenstaander. Ik ben een volledige buitenstaander.”
De krantenbak naast de bank in de woonkamer zet het leven van deze buitenstaander op een kier. In de drie vakken liggen een Katholiek Nieuwsblad, een Veronicagids en een exemplaar van Voetbal International. Wat lager liggen nog een paar glossy magazines.
Hij praat zacht en zal zeker geen tien woorden gebruiken als hij het met vijf ook kan zeggen.
In zijn huis in Leiden staan de kasten vol met cd’s en dvd’s. „Ik ben een film- en muziekliefhebber. Luister alles, van Bach tot pop. En gregoriaans, dat vind ik hemels. Ontroerend mooi.”
Na het gymnasium studeerde hij politicologie. „Daarna moest ik in militaire dienst en vervolgens was ik een poosje werkloos.”
Als stagiair liep hij mee op het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. Later maakte hij de overstap naar een betaalde baan bij het wetenschappelijk bureau van de VVD, de Teldersstichting.
De Volkskrant vroeg hem als columnist. „Ik moest de rebelse, rechtse schrijver worden die de lezers een beetje tegen de haren zou instrijken.” Heel onderkoeld: „Dat vond ik wel leuk om te doen.”
Hij kwam landelijk in het nieuws toen hij in de Volkskrant in 1998 een negatieve column schreef over de Gaygames, de wereldspelen voor homoseksuelen, in Amsterdam. Heel zogenaamd ruimdenkend Nederland viel over hem heen. Ook de redactie van de Volkskrant, inclusief hoofdredacteur Pieter Broertjes. „Dat was niet sterk van hem”, zegt Van der List nu. „Hij had achter z’n scribent moeten gaan staan maar hij raakte in paniek en begon te schieten vanuit de heup.”
De ophef, inclusief bedreigingen, vond hij als mens niet leuk, maar als columnist wel. Doodsbedreigingen waren er niet. „Het ergste wat me is overkomen, is een drol in de brievenbus. Maar mogelijk was dat wel een kwajongensstreek.”
Als reactie op alle ophef schreef u in de Volkskrant een soort verdediging waarin u stelde dat het geen kwaad kan ouderwetse deugden als gematigdheid, zelfbeheersing, zedelijkheid en seksuele trouw te verdedigen.
„Ik wilde er maar mee zeggen dat er niets mis is met burgerlijk fatsoen. De aanduiding burgerlijk vind ik een geuzennaam. En nette burgers zijn de ruggengraat van de samenleving. Als iemand zich aan oude burgermansdeugden houdt, is hij een beter mens dan wanneer hij er maar op los leeft.”
Een paar jaar later schreef u in een column dat gevangenen het recht hebben om in hun cel porno te kijken.
„Ik verdedig de rechten van mensen als die de ander niet schaden. Als je maar niet aan porno verslaafd raakt, is het kijken ernaar vrij onschuldig.”
En volgens u geen vorm van seksuele ontrouw?
„Nee, dat hoeft niet. Het kan zelfs een echtscheiding voorkomen. Dus ik zie het probleem niet zo.”
U werkte geruime tijd voor de VVD. Wie was voor u in die partij echt een voorbeeld?
„Dan denk ik toch aan Frits Bolkestein. Dat is niet echt een warme persoonlijkheid, maar hij is wel een denker. Een intellectueel die wist hoe hij de dingen moest zeggen. Iemand die voor de VVD veel betekend heeft. Hij zag het gevaar van de islam, hij durfde kritisch te zijn op de multiculturele samenleving. Hij was de man van: er zijn dingen die gezegd moeten worden, ongeacht de consequenties. Dat spreekt me zeer aan.”
Hoe staat het er nu voor met de VVD?
„Intellectueel erg armoedig. Ik heb bewondering voor het doorzettingsvermogen van iemand als Henk Kamp. En Edith Schippers weet ferme standpunten goed voor het voetlicht te brengen. Maar denkkracht? Nee, dat is er niet veel, momenteel.”
U bent journalist en redacteur bij Elsevier. Hoe zou u de journalistiek in Nederland karakteriseren?
„Eenzijdig, links. De Volkskrant is links. Maar ook een krant als de NRC vind ik erg eenzijdig. Ook daar zitten op dit moment weinig mensen die nog echt een tegendraads geluid laten horen.”
U noemt uzelf een liberale, conservatieve agnost. Wat is het verschil met een gewone liberaal?
„Het conservatisme zie ik als een correctiemiddel. Een correctie op het optimisme dat je bij liberalen nogal eens tegenkomt. Het conservatieve gedachtegoed wortelt in tradities, het is een verdedigen van die tradities. Mits het goede tradities zijn natuurlijk. Want er zijn ook verwerpelijke tradities.”
Die tradities verdedigt u, als agnost, niet vanuit het geloof.
„Ik ben katholiek opgevoed, ben gedoopt en gevormd, zoals dat heet, maar het geloof is langzaam van me afgegleden. Niet omdat ik dat wilde, maar omdat ik niet meer kon geloven. Het ging niet meer.
Ik kan trouwens niet begrijpen dat er mensen zijn die zeggen dat ze de religie van zich hebben afgeschud zonder problemen. Voor mij was het niet makkelijk. Maar ik kon niet anders. Het niet-geloven maakt het leven bepaald niet makkelijker, omdat het hele normatieve fundament wegvalt. Je kunt je niet meer beroepen op iets buiten je: de Bijbel, of op Gods wil. En als je dat niet meer kunt, blijft er een twijfelaar, een arme agnost over.”
Toch verdedigt u bepaalde normen en waarden. Op grond waarvan, als niet-gelovige? Wat is uw normatieve kader?
„Het humanisme heeft natuurlijk heel veel dezelfde normen en waarden als die in jodendom, christendom of islam. We hebben als mens een geweten. We weten wat goed is, of fout.
Maar het is niet makkelijk als je dat ethische handelen niet kunt verankeren in iets wat buiten ons ligt. Een metafysisch fundament maakt het sterker. De pastoor en de dominee hebben het zo bezien veel makkelijker met hun straf en beloning dan een humanist. Vandaar ook dat de kerken erg belangrijk zijn in onze maatschappij.”
Wat betekent de Bijbel voor u?
„De Bijbel is het mooiste verhaal dat ooit verteld is. Het belangrijkste boek dat ooit verschenen is. Zeker ook het Nieuwe Testament is bovendien een veel beschaafder boek dan de Koran met de oorlogszuchtige taal van Mohammed. Maar de Bijbel is voor mij zeker niet het onfeilbare Woord van God.”
U raakt ontroerd door een gregoriaanse mis, u ziet de grote waarde van de kerken, u noemt de Bijbel het mooiste boek in de geschiedenis. Voelt u nooit de verleiding u toch over te geven aan het geloof?
„Die verleiding is er wel, maar mijn verstand weerhoudt me. Ik kan niets met bijvoorbeeld de weddenschap van Blaise Pascal. Die stelt dat je het gerust kunt wagen, dat geloof in God. Want als Hij blijkt te bestaan, dan heb je het goed gehad. En als Hij niet blijkt te bestaan, is er niks verloren.
Maar mij lukt het niet, hoezeer ik mensen die wel geloven ook benijd. Respect voor gelovigen heb ik trouwens ook van huis uit meegekregen. Bij ons thuis kwamen er veel nonnen en priesters uit de missie over de vloer. Mensen die bereid waren hun leven te geven voor anderen.”
Hij zwijgt even. „Ik blijf me verdiepen in religie in al haar verschijningsvormen. Misschien ontdek ik nog eens iets waar de vonk toch overslaat.”
Van der List heeft een scherpe pen
Gerry van der List (Rotterdam, 1961) werkt sinds 1 mei 1999 bij het opinieweekblad Elsevier. Na vier jaar chef te zijn geweest van de redactie kennis & cultuur, schrijft hij nu als cultuurredacteur onder meer over boeken, theater en geestelijk leven. Wekelijks verschijnt van zijn hand in Elsevier een column.
Voor zijn journalistieke loopbaan was hij medewerker van de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD. Hij promoveerde in de politieke wetenschappen op het proefschrift ”De macht van het idee”.
In 2005 publiceerde hij ”Meer dan een weekblad. De geschiedenis van Elsevier”. In 2010 verscheen Van der Lists boek, met de titel: ”Alle 42 premiers. Hun leven en loopbaan” en in 2011 debuteerde hij als romancier met ”Altijd november”.
Als medewerker van het wetenschappelijk bureau van de VVD was hij een warm voorstander van nauwere samenwerking tussen die partij en het CDA. De twee partijen delen in zijn ogen het streven naar een hernieuwd „burgermansfatsoen”, in combinatie met „vergroting van het particulier initiatief, bevordering van law and order en een beschaafd nationalisme”.
In een interview in Het Parool (1999) karakteriseerde hij zijn huidige werkgever, Elsevier, als „het enige opinieblad dat aansluit bij de ideeën en interessen van de zo belangrijke en ook zo omvangrijke Nederlandse middenklasse.”
Als columnist kan Van der List organisaties of mensen in enkele zinnen bijzonder scherp neerzetten. Hij maakt daarbij geen onderscheid tussen organisaties waar hij wel of geen band mee heeft of had.
Zo schrijft hij in een column over sport en religie: „Ook wat betreft zingeving blijft sport een armzalig substituut. Religie maakt duidelijk waar het in het leven om draait en verschaft uitzicht op een eeuwig leven. Het vertrouwen dat de hemel wacht na een oppassend leven, biedt iemand op zijn sterfbed aanzienlijk meer steun en troost dan het –op even weinig feiten gestoelde– geloof dat Feyenoord komend seizoen eindelijk weer eens kampioen wordt.”
Toen D66 voorstelde de zin „bij de gratie Gods” uit wetten te schrappen, zei de VVD’er Brigitte van der Burg dat door het voorstel de economische crisis niet wordt opgelost. Hoewel de nu partijloze Van der List ooit bij het wetenschappelijk bureau van de VVD werkte, noemde hij de uitlating van Van der Burg „een onnozele reactie.” „Alsof elke hervorming die geen directe bijdrage levert aan economisch herstel, taboe moet worden verklaard.”
Uitgelicht
1 Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Dat is erg belangrijk. En dan in die zin dat de staat de belangen van de hele samenleving moet behartigen.
Daarom vind ik ook dat de aanduiding ”Bij de gratie Gods” uit de wetten moet verdwijnen. Evenals het randschrift op het 2 euromuntstuk ”God zij met ons”. Dat pas niet meer in onze moderne, 21e-eeuwse maatschappij.
Tegelijk ben ik ook van mening dat religie in al haar vormen zichtbaar moet zijn in het publieke leven. Ze moet beslist niet weggeduwd worden naar de privésfeer. Ze mag openlijk getoond worden. Ook processies, die in ons land heel lang verboden waren, moeten gewoon op de openbare weg gehouden mogen worden. Iedereen mag zijn geloof uiten en belijden zoals hij dat wil.
Religie moet zeker niet teruggedrongen worden achter de voordeur. Maar de overheid, de staat, moet zich verre houden van welke religieuze uiting dan ook.”
2 We moeten de vrijheid van onderwijs ongemoeid laten.
„Ik ben voor de vrijheid van onderwijs, maar niet voor de gesubsidieerde vrijheid van onderwijs zoals wij die nu kennen in ons land. Vrijheid van onderwijs op eigen kosten, vind ik prima. De ouders moeten de school van hun keuze dan zelf betalen.
Dat is natuurlijk zo goed als onhaalbaar in het huidige politieke klimaat, dus het zal niet gebeuren. Maar als je het heel strikt bekijkt, dringen christelijke scholen de Bijbel op aan de kinderen met belastinggeld. Dat kan niet.
In het openbaar onderwijs zouden kinderen de algemene humanistische waarden en normen bijgebracht moeten worden. Dat zijn namelijk de normen en waarden die ook aanvaardbaar zijn voor joden, christenen en moslims.”
3 Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik heb iets met alles wat orthodox is. En dus heb ik ook wat met orthodoxe christenen. Al geldt voor mij ook hier weer dat ik orthodoxie uitstekend vind, maar niet op kosten van de overheid.
Verder kan ik helemaal niets met dat dolende van bijvoorbeeld zo’n ds. Carel ter Linden, die niet gelooft in een persoonlijke God, niet gelooft in de opstanding van Jezus en de Bijbel een sprookjesboek vindt. Zo’n man moet de consequenties trekken uit z’n opvattingen en de kerk verlaten.
De SGP’ers en CU’ers in de Tweede Kamer vind ik nette, intelligente mensen die een goede bijdrage leveren aan het politieke debat. Zeker nu, in het gedogen van onderdelen van het beleid van het kabinet van VVD en PvdA, doen ze dat erg goed. Veel beter dan het CDA, om maar eens een partij te noemen.
Al geldt ook hier weer dat ik me wel afvraag of je een partij als de SGP, met haar opvattingen over de rechten van vrouwen, als neutrale overheid kunt subsidiëren. Ik vind eigenlijk van niet.”