Kinderombudsman Marc Dullaert: Investeer in groeidiamanten
Hij is de eerste Kinderombudsman van Nederland. In 2011 trad Marc Dullaert aan, na een succesvolle carrière als zakenman en tv-producent. Zelfbewust etaleert hij wat drie jaar inzet voor het belang van het kind tot nu toe heeft opgeleverd. Maar de realiteit leert hem dat er nog veel valt te verbeteren. „Met 90 procent van de kinderen in Nederland gaat het fantastisch. Je zult echter maar tot die 10 procent behoren.”
Bij de lift, in het kantoor aan de Haagse Bezuidenhoutseweg, staat hij zijn bezoek al op te wachten. Een heer. Grijze kuif, strak in het pak. Tegelijk joviaal. „Ik kom zo bij u; moet nog even m’n handen wassen in onschuld”, grapt hij typisch katholiek.
Dullaert komt net bij staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vandaan. Een spoedafspraak.
Waar ging het gesprek over?
Met een steels lachje: „Ik ben regelmatig op bezoek bij staatssecretarissen om te praten over het kinderpardon, over pesten, over de decentralisatie van de jeugdzorg, over zo veel onderwerpen.” Dan, royaal: „U krijgt een nieuwtje van mij. Ik ben bezig met een onderzoek naar de baby- en kinderopvang. Een gevoelig onderwerp. We hebben hele discussies over het aantal dagen ouderschapsverlof, maar niet over de kwaliteit van de zorg. De vraag: ”Wat vinden we belangrijk voor de ontwikkeling van het kind” slaan we over. Engeland, Duitsland, de Scandinavische landen hebben daar wel aandacht voor. Wij praten over kinderopvang als Hollandse boekhouders. Wat kost het de ouders, de werkgever?”
Hoe zit het met de kwaliteit van de opvang?
„Onderzoek van dé expert op dit gebied, Rien IJzendoorn, toont aan dat verzorgers soms niet meer doen dan verschonen en oppassen. Het is niet goed dat er steeds een ander gezicht boven de wieg hangt en er niet met baby’s en jonge kinderen wordt gepraat. Daarom ga ik verder spitten.”
Waarom maakt u zich druk over de overheveling van de jeugdzorg van het Rijk en de provincie naar de gemeenten?
„Daar speelt hetzelfde probleem. Die overheveling is vooral een geldkwestie geworden. Maar het ging om de vraag: Hoe kunnen we de jeugdzorg beter maken? ’t Is ook een race tegen de klok. Op 1 januari moet de zaak geregeld zijn. We halen het met de hakken over de sloot. In beeldspraak: kinderen staan aan de rand van de snelweg. Alles en iedereen raast voorbij. Ze steken hun hand op en roepen: Hallo, het ging toch om ons? Helaas zie ik daar weinig van.”
Ouders die in een vechtscheiding zijn verwikkeld, moeten volgens u verplicht naar de mediator.
„Er zijn 3500 vechtscheidingen per jaar. Er lopen nu al 16.000 kinderen rond die er de sporen van dragen. Een groot maatschappelijk probleem. In Engeland en Noorwegen is mediation bij echtscheiding al verplicht. Je kunt er een escalatie veelal mee voorkomen. Het kost geld aan de voorkant, want de mediator moet betaald worden. Maar het scheelt veel geld aan de achterkant: kosten voor de procesvoering, voor de hulpverlening als kinderen in de problemen komen. Maar wat zegt de staatssecretaris? Veel te duur, die mediation. Dat is niet verder kijken dan je neus lang is. Ik mis opnieuw de discussie over onderliggende waarden.”
We hebben toch het verplichte ouderschapsplan bij een scheiding?
„Daar gaan we weer als calculerende burger. Dat plan wordt vooral kwantitatief ingevuld. Hoeveel uur mag ik m’n kind zien? Hoe verdelen we het geld? Het gaat vaak helemaal niet over de zorg voor het kind, terwijl de wet die ruimte biedt. Daarom zeg ik: Iedereen die gaat scheiden, moet naar de mediator. Samen maken ze een ouderschapsplan. Komen ze er na één sessie niet uit, dan volgen er verplicht nog twee sessies. Is het dan nog niet geregeld, dan gaat de zaak naar de rechter. Die kan een bijzonder curator aanwijzen die ouders dwingt goede afspraken te maken.”
Waarom bent u zo kritisch over het kinderpardon?
„Ik ben blij met de oplossing voor de 600 kinderen die hier vijf jaar wonen, gesetteld zijn en mogen blijven. Maar alle andere asielaanvragen, ongeveer net zo veel, zijn afgewezen. Dit kinderpardon is geen structurele oplossing. De belangen van kinderen worden niet zelfstandig gewogen. Kinderen worden gezien als bagage van de ouders. Maar als asielkinderen hier worden geboren en vijf jaar wonen, dan zijn het Nederlandse kinderen. We maken een merkwaardig onderscheid. In het familierecht wegen de belangen van kinderen zwaar. Als ze thuis gevaar lopen, worden ze door de overheid zelfs uit huis geplaatst. Bij het vreemdelingenrecht geldt dat individuele belang van kinderen ineens niet. Blijkbaar hebben kinderen met een paspoort meer rechten dan kinderen zonder. Ik wil dat maximaal een jaar na de aankomst van het kind duidelijk is of het mag blijven. Je moet kinderen niet langer laten wortelen dan nodig.”
U zette 54 dossiers van afgewezen asielaanvragen van kinderen op internet. Waarom?
„Uit een IND-rapport van half april bleek dat de helft van het aantal aanvragen van kinderen was afgewezen. Ik heb toen om opheldering gevraagd. Die bevoegdheid heb ik als ombudsman. Ik kreeg die opheldering niet. Intussen kwamen hier ongevraagd veel kinddossiers binnen: van advocaten, particulieren. Die heb ik vervolgens op internet gezet.”
Maakt u zich daarmee partijdig?
Fel: „Grote kletskoek. Ik kom op voor de rechten van kinderen. Ik ben niet van links, rechts of het midden. Ik ben een onafhankelijke ombudsman. Ja, in zekere zin ben ik partijdig. Partijdig voor kinderen.”
Uw functie was een wens van de Tweede Kamer.
Ad rem: „De politiek heeft er tien jaar over gedebatteerd.” Bulderend van de lach: „Het was een belangrijke kinderwens. Maar het is wel wennen dat ik er ben. Ik vraag door, ben een luis in de pels. De functie van Kinderombudsman heeft een hoge aaibaarheid. Privé ben ik aaibaar, maar beroepsmatig heb ik scherpe tanden.”
Is Nederland wel zo kindvriendelijk?
„Negentig procent van de kinderen is gelukkig, heeft hier een fantastisch leven. Je zult echter tot die 10 procent behoren. Dat zijn wel 500.000 kinderen. We hebben de basiszaken in ons land goed geregeld, maar we denken te weinig vooruit. In Amerika zeggen ze: We planten een vlag voor over 25 jaar en redeneren terug: Wat moeten we nú doen om die vlag te bereiken? Noorwegen heeft een kindertoets. Bij alle wetten wordt de vraag gesteld: Wat zijn de gevolgen voor kinderen? Zo’n toets moeten wij ook hebben. De impact van wetten reikt verder dan de zittingsperiode van een kabinet.”
Beetje gênant dat er een Kinderombudsman nodig is?
„Nederland heeft in 1996 het internationaal kinderrechtenverdrag getekend. Daar hoort bij dat er iemand is die toeziet op de naleving ervan. Ik denk dat in elk land rechten van kinderen in het geding zijn. Wat ik wel gênant vind, is dat we in Nederland 400.000 kinderen hebben die onder de armoedegrens leven.”
Wat doen we verkeerd?
„Zien wij onze kinderen wel als het grootste goed, als onze groeidiamanten? Legt de overheid voldoende prioriteit bij de jongste burgers? Als je durft na te denken over de toekomst van Nederland, moet je investeren in kinderen. Een voorbeeld: 118.000 kinderen zijn het slachtoffer van mishandeling. Dat is in elke klas van dertig kinderen één kind! We vinden het gewoon dat aanstaande ouders naar een pufcursus gaan, maar we leren hun niet om geweldloos hun kinderen op te voeden. In minder dan een derde van het aantal gemeenten wordt een opvoedcursus aangeboden. Het is mijn ambitie dat in drie jaar het aantal kindermishandelingen is gehalveerd.”
De pedagogische tik mag wel?
„Je moet ouders onderscheid leren maken tussen een tik en verwaarlozing of mishandeling. Ik heb vroeger regelmatig een pedagogische tik gehad. Ik geloof niet dat ik er slechter van ben geworden.”
U vindt dat ouders hun kinderen beter moeten volgen op internet.
„Ik ben even heel ouderwets: We leren onze kinderen dat ze op straat niet met een vreemde meneer mee moeten gaan, maar we gaan niet het gesprek aan over hun contacten op internet. Daarom mijn advies aan ouders: Laat je rondleiden in de virtuele wereld van kinderen. Bouw vertrouwen op. Dan komen kinderen eerder naar je toe als ze gepest worden of verkeerde contacten hebben.”
Sommigen vinden dat moralistisch.
„Ik heb niets tegen moralisme. De filosoof Kant zei: Absolute vrijheid is willekeur. Vrijheid in gebondenheid, daar geloof ik in.”
In deze artikelenserie wordt iedere maand de schijnwerper gericht op een persoon die vaak in het nieuws is of was. Vandaag: Marc Dullaert, de Kinderombudsman.
Marc Dullaert: Ik ervaar strijd in m’n ziel
Marcus Ludovicus Maria Dullaert (Zutphen, 1963) studeert theologie, sociale wetenschappen en bedrijfskunde. Hij maakt carrière als zakenman en tv-producent. In 2003 richt hij de stichting KidsRights op, die zich inzet voor kinderrechten in ontwikkelingslanden. Een „schokkende ervaring” is daar mede de aanleiding voor. Dullaert wordt in Sierra Leona geconfronteerd met een gillende moeder met een dood kind op schoot, naast zijn auto waarin hij ligt te slapen.
Dullaert is ook de initiatiefnemer van de Internationale Kindervredesprijs. Op 15 februari 2011 wordt hij door de Tweede Kamer benoemd als eerste Kinderombudsman in Nederland. Hij houdt kantoor in Den Haag. Zijn bureau bestaat uit „acht medewerkers en een paardenkop. Die paardenkop, dat ben ik.”
De Kinderombudsman moet zich verantwoorden aan de Eerste en de Tweede Kamer. Het is zijn taak ervoor te zorgen dat overheden en organisaties in ons land de rechten van kinderen tot 18 jaar eerbiedigen. Hij geeft voorlichting, doet onderzoek, inventariseert klachten en adviseert regering en parlement.
Dullaert woont in Deventer, is getrouwd en heeft drie kinderen. In zijn tijd als zakenman en tv-producent, maar ook nu als Kinderombudsman blijft kritiek hem niet bespaard. Als zakenman zou hij niet eerlijk met de verkoop van zijn bedrijf zijn omgegaan en als Kinderombudsman zou hij aan de leiband van belangenorganisaties lopen.
Hij gaat de aantijgingen niet uit de weg. „Ik ben me er zeer van bewust dat ik in mijn functie kritiek krijg en dat mensen proberen mij beentje te lichten. Wat over mijn verleden als zakenman wordt geschreven, is kletskoek! Mijn bedrijf was gekocht door een buitenlandse investeerder, maar dat is niet goed gegaan. Ik heb het teruggekocht en naar eer en geweten deze moeilijke periode afgerond. Een rode draad in mijn leven is dat ik mijn nek uitsteek. Ik ben een pionier, die nieuwe dingen doet. En als je pioniert, moet je klappen opvangen.”
Dullaert is open over zijn drijfveren. „Ik ervaar, zonder dramatisch te doen, een gevecht in mijn ziel tussen de koopman en de pastoor, of de dominee. Als ik maar één kant bedien, dan verarm ik. Dat heeft met mijn rooms-katholieke achtergrond te maken. Toen ik KidsRights oprichtte, zei aartsbisschop Tutu tegen me: Marc, jij wilt een stem geven aan de stemlozen. Ik kan inderdaad niet tegen onrecht. Maar om mezelf een strijder tegen onrecht te noemen? Dat moeten anderen maar zeggen.”
Uitgelicht
1 Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Wat een ongelooflijk moeilijke vraag.” Denkt diep na. Dan, overtuigd: „Kerk en staat moeten zéker gescheiden zijn. Anders gaan we terug naar de middeleeuwen met een prins-bisschop. Dan raken de belangen van kerk en staat met elkaar verstrikt. Ik ga terug naar Willem van Oranje. Een van zijn strijdpunten was de vrijheid van geweten. Hij heeft ervoor gevochten dat calvinisten, lutheranen, katholieken, doopsgezinden, dat al die gezindten naast elkaar konden leven. Dat principe deel ik. Even persoonlijk: ik denk dat we allemaal vanuit onze eigen traditie tot dezelfde Heer bidden. Nog breder: waarden hoeven voor mij niet alleen verbonden te zijn met de kerk. Ook humanisten hebben waarden.”
2 De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Het is een belangrijk goed dat openbaar en bijzonder onderwijs beide mogelijk zijn in ons land. Ouders moeten kunnen kiezen voor een school die past bij hun levensbeschouwing. Dat vind ik belangrijk, omdat het in het belang van het kind is. In het internationaal kinderrechtenverdrag staat heel duidelijk: het primaat van de opvoeding ligt bij de ouders. Punt. Pas als de veiligheid van het kind in het geding is, mag de overheid intreden. Staatsopvoeding is voor mij absoluut geen optie. Dat ouders voor hun kind de beslissing nemen dat het naar een christelijke school gaat, zie ik niet als indoctrinatie. Die vrijheid moet blijven. Of een leraar met een homoseksuele relatie ontslagen moet kunnen worden op een orthodox-christelijke school vind ik een lastige vraag. Daar treedt spanning op tussen mensenrechten en geloofswaarden. Ik wil daar geen algemene uitspraak over doen. Zulke kwesties zul je per geval moeten bekijken. Ik ben als Kinderombudsman bezig met een moeilijk dossier: jongensbesnijdenis. Daar stuit ik ook op dit soort zaken. De een zegt: Besnijdenis is een geloofsuiting. De ander: Het is een aantasting van de menselijke integriteit. Ik vind het een heel moeilijke problematiek waar ik op dit moment geen eenduidig antwoord op kan en wil geven.”
3 Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik kom ze tegen: orthodoxe christenen van zowel protestantsen als rooms-katholieken huize. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik het belangrijk vind dat mensen door waarden worden gedreven. Ik geloof er niet in dat ouders zeggen: We laten onze kinderen helemaal vrij. Nee. Kinderen moeten iets voorgeleefd krijgen. Of dat nu protestants, katholiek, joods of islamitisch is, maakt me niet zo veel uit. Als ze 18 zijn, mogen kinderen zelf kiezen of ze ermee verder gaan. Maar voorleven, daar geloof ik in. Vooral voorleven in daden. Ik ben katholiek opgevoed en nog steeds praktiserend. U kunt mij bijna elke zondag in de Broederenkerk in Deventer vinden.”