Dubai bouwt zijn torens op zand
Wie Dubai vanuit de lucht nadert, hoeft niet te twijfelen of hij goed zit. Al vanaf grote afstand is hij zichtbaar: de Burj Khalifa. Met z’n 828 meter is het de hoogste toren van de wereld, die als een opgestoken middelvinger de rest van de wereld uitdaagt. Wie overtreft ons?
Dubai is het sprookje van de stad in de woestijn. Het verhaal van de metropool waar dan wel niet de bomen, maar toch zeker wel de torens tot in de hemel groeiden. En nog groeien, want de skyline van de stad verandert voortdurend.
Behalve de Burj Khalifa –toren van de kalief– is er nog een andere wereldwijd beroemde toren, de Burj al-Arab. Die staat op een speciaal gebouwd eiland en heeft de karakteristieke vorm van een traditionele zeilboot – hoewel sommigen erop wijzen dat het eigenlijk een enorm kruis is, dat door de Britse architect bewust zou zijn aangebracht.
Maar er is nog veel meer voor de bezoeker om zich aan te vergapen. Wat te denken van het complex Palm Jumeirah: een eilandengroep in de vorm van een palmboom, vol grote villa’s. En dan hebben we het nog niet eens over de eilanden die even verderop in de vorm van de wereldkaart worden opgespoten, door het Nederlandse baggerbedrijf Van Oord.
Bovendien zijn er de toekomstige projecten: Aladdin City bijvoorbeeld, het nieuwste paradepaardje van Dubai. Dat moet een ministad worden in de vorm van enorme oosterse wonderlampen zoals die figureren in het Arabische sprookje over Aladdin.
Slaperig stadje
Vijftig jaar geleden had een Emirati iedereen die dit soort vergezichten schilderde, in zijn gezicht uitgelachen. Toen was Dubai een slaperig stadje in het zand, niet meer dan de hoofdstad van een van de zeven emiraten die elkaar geregeld bevochten. Hier ging alles al eeuwenlang zijn eigen gang. Vooruitgang werd bij voorbaat gewantrouwd. Zoals de vaderen het deden, was het toch goed?
En dus kon het gebeuren dat een emiraat als Abu Dhabi, het grootste van de zeven vorstendommen waaruit de Verenigde Arabische Emiraten bestaan, in 1960 nog verstoken was van de meest basale voorzieningen. Een ziekenhuis? Niet hier. Ja, in Masqat, de hoofdstad van Oman – maar dat betekende een flinke tocht per kameel.
Toen de emir van Abu Dhabi dat hospitaal van de Reformed Church of America eind jaren vijftig echter bezocht, was hij verkocht. Alle bezwaren tegen vooruitgang ten spijt, dit moest zijn emiraat ook hebben.
Het laat zich raden wie uiteindelijk de taak op zich namen om hier aan de rand van de woestijn, waar niemand wat te zoeken had, een ziekenhuis op te zetten: christelijke Amerikanen, net als in Masqat. Zendelingen hadden al belangstelling voor de golfstaatjes toen die nog in het stenen tijdperk verkeerden; ze waren duidelijk niet uit op het geld dat steden als Dubai en Abu Dhabi later in een magneet met wereldwijde aantrekkingskracht zou veranderen.
Ze stichtten in Al Ain, een van de stadjes van het emiraat Abu Dhabi, het Oasishospitaal en verhulden hun diepste drijfveren daarbij niet. En dus staat er bij de ingang nog altijd een grote stenen plaat. Er stroomt water overheen. In het Engels en het Arabisch is een inscriptie aangebracht. „Christus zegt: Iedereen die van dit water drinkt, zal opnieuw dorst hebben. Maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal nooit meer dorst hebben.”
Met die christelijke identiteit had de emir, sjeik Al-Nahjan, destijds geen enkele moeite. Sterker, hij liet zijn eigen vrouwen naar het hospitaal gaan om er zijn kinderen ter wereld te brengen.
Zwangerschap
Er was werk genoeg voor het Oasisziekenhuis, zo veel was meteen duidelijk. Nog in 1960 overleed in Abu Dhabi de helft van de kinderen voor hun tweede levensjaar. Bijna een derde van de vrouwen stierf tijdens de zwangerschap of de bevalling. „De bevolking liep terug”, weet Arnold Jacobs. Hij is, als Nederlander, medisch directeur van het ziekenhuis.
Maar de tijden zijn drastisch veranderd. Met de ontdekking van de olie deden het grote geld en de ongebreidelde welvaart hun intrede.
De bedoeling was natuurlijk dat de traditionele waarden van het land niet werden aangetast. Maar dat bleek al snel een illusie. Jacobs zag hoe het gebeurde. „Mannen gaan nogal eens naar het buitenland, en niet alleen voor zaken zal ik maar zeggen. Toen ik hier tien jaar geleden kwam, zag ik vrijwel nooit gevallen van gonorroe of syfilis. Maar de laatste jaren kom ik die geslachtsziektes geregeld tegen.”
De straffen werden niet aangepast – dat zou toegeven zijn. „Gevallen van geslachtsziekten moeten we nog altijd direct doorgeven aan de overheid”, zegt Jacobs. „En dat geldt ook voor buitenechtelijke bevallingen. Zo’n vrouw draait met haar kind direct de gevangenis in.”
Behoeftig leven
Een altijddurend gevecht tussen het nieuwe en het voorgeschrevene, dat is het lot van de emiraten. Het is de keerzijde van de medaille die het land zichzelf omhing. Het grote geld had wel degelijk ook impact op de waarden die de samenleving borgen.
Wie dat ook merkt, is voorganger Hannes van Wijk. Hij komt uit Zuid-Afrika en dient twee christelijke gemeenten in de Emiraten, met hoofdzakelijk leden uit zijn geboorteland. „Een van de grootste blokkades voor Emirati om in Christus te geloven, is het materialisme”, is zijn stellige overtuiging. „Je verliest simpelweg te veel als je christen wordt. Waarom zou je zo’n beetje alles inleveren voor een behoeftig leven?”
Van Wijk doet zijn verhaal in een van de vele luxueuze overdekte winkelcentra, waar het altijd koel is. Ook als het buiten 45 graden is, kunnen bezoekers binnen skiën als ze willen. Van Wijk wijst om zich heen, naar de overdaad aan winkels. „Een Emirati die hier christen wordt, zal daar niet voor onthoofd worden. Maar materieel gezien komt het verlies dat iemand als christen lijdt, ongeveer op hetzelfde neer als een onthoofding. Dit is het vrijste land van het Arabisch schiereiland om als christen te leven, maar het is het moeilijkste land om vrucht te zien.”
Rafelrandje
Kortom, als het over waarden gaat is het sprookje van Dubai lang niet zo glanzend als het lijkt. En materieel? Ook daar valt wat op af te dingen. Zelfs in deze schatrijke emiraten is het geld niet oneindig. Aan vrijwel alle behaalde successen zit een vervelend rafelrandje.
Op de opgespoten palmeilanden staan veel villa’s leeg. De eveneens opgespoten wereldkaart kent flinke tegenvallers in de oplevering. En de Burj Khalifa, de hoogste toren van de wereld, is dat vermoedelijk ook niet lang meer.
Dat laatste is de schuld van buurland Saudi-Arabië met z’n naar schatting 7000 prinsen. De rijkste van al die schatrijke koningstelgen, prins Alwaleed, is kortgeleden begonnen met de bouw van de eerste toren in de wereldgeschiedenis die hoger dan een kilometer moet worden. Babel verbleekt erbij, en ook Dubai heeft het nakijken met z’n Burj Khalifa van ‘maar’ 828 meter.
Dit soort ontwikkelingen is bijna net zo pijnlijk als het moment waarop de Burj Khalifa in 2010 werd opgeleverd. Het was midden in de financiële crisis, die Dubai ongemeen hard trof. Schulden stapelden zich op en in korte tijd zag Dubai een financiële afgrond opdoemen. Met open ogen zou de stad die afgrond ingedenderd zijn, als buuremiraat Abu Dhabi niet op het laatste moment te hulp schoot met een miljardeninjectie.
Maar dat kostte Dubai wel zijn eer. De toren, die tot dan toe trots de naam Burj Dubai had gedragen (toren van Dubai), moest enkele uren voor de opening verplicht een naamsverandering ondergaan. Het werd de toren van de kalief, en iedereen die geen vreemdeling is in de Verenigde Arabische Emiraten weet wie deze kalief is: sjeik Al-Nahjan, de emir van Abu Dhabi en president van het land. Niet Dubai, maar Abu Dhabi is de baas, was de niet mis te verstane boodschap.
Gouden handgrepen
De gemiddelde Emirati wil niet te lang stilstaan bij al deze haarscheurtjes in het glazuur van de rijkdom. Langs de kust van Dubai is het iedere avond raak: jonge Emirati’s, soms nog geen twintig, rijden in de duurste auto’s hun rondjes. Knipperende ledlampjes vanbinnen en vanbuiten, met goud afgezette handgrepen: het kan hier niet op.
En dus kijken veel jongeren liever met een dure zonnebril op naar de toekomst. In 2020 is hier de World Expo die alles goed moet maken. Misschien wel 15 miljoen mensen bezoeken dan de Emiraten. Bovendien bestaan de Emiraten een jaar later, in 2021, officieel 50 jaar als staat. Nu al zijn de voorbereidingen in gang voor een tijd van ongekende festiviteiten. Ze zullen voor iedereen die daaraan mocht twijfelen duidelijk maken: je kunt niet alleen huizen, maar zelfs hele torens prima op zand bouwen. In elk geval voor zolang het duurt.
Volgende week vrijdag deel 4: Qatar en de ongebreidelde zendingsdrift. Hoe een land wereldwijd de leer van de islam verspreidt. >>rd.nl/hartvanislam voor eerdere delen.
Ook dit maak je mee: ongebreidelde discriminatie
Het is halfdrie ’s nachts als mijn vliegtuig de landing inzet bij Dubai. Bij de terminals staat een hele rij Airbussen A380 klaar – de grootste vliegtuigen ter wereld.
Als ik de hal binnenloop, is meteen te zien waarin de golfstaten behalve geld nog meer uitblinken: pure discriminatie. Voor de paspoortcontrole staat een lange rij. Allemaal Indiase en Pakistaanse gastarbeiders. Ik bereid me erop voor dat dit nog wel even gaat duren.
Maar dan komt een Emirati aansloffen, te herkennen aan zijn smetteloos witte thawb en een doek over zijn hoofd, afgezet met een zwarte band. Hij roept alle mensen die een verblijfsstatus in de Verenigde Arabische Emiraten hebben op om naar een korte rij te gaan. Nadrukkelijk kijkt hij naar mij – maar ja, ik woon hier niet en blijf staan waar ik sta. De man denkt even na en zegt dan: „Ook alle Europeanen kunnen hierheen.” Tsja, dat doe ik dan maar. Pakistanen en andere oosterlingen worden zorgvuldig buiten deze korte rij gehouden.
Maar ook die korte rij is nog niet kort genoeg voor een Europeaan. Een tweede Emirati komt op me af. „You want to sleep”, zegt de man – en ongelijk heeft hij niet, al willen de honderden Pakistanen in de andere rijen vast ook slapen.
Ik krijg een privébalie waar verder niemand gebruik van maakt. Stempel zetten en klaar. De Emiraten liggen voor me open. Een steenrijke wereld, die alleen zo rijk kan blijven door onderscheid tussen mensen te maken. Hier geldt niet het recht van de sterkste, maar het recht van je afkomst.
Het grote plaatje: rijk dankzij moderne slavernij
De welvaart van de golfstaten is ondenkbaar zonder gastarbeiders. In Qatar bestaat maar liefst 94 procent van de beroepsbevolking uit migranten. Dat betekent dat Qatari, net als Emirati, een kleine minderheid vormen in hun eigen land.
Om toch de baas te kunnen blijven in hun eigen land hebben de golfstaten ervoor gezorgd dat de gastarbeiders nooit genaturaliseerd kunnen worden. Daardoor delen de Aziaten nauwelijks in de enorme welvaart. In feite zijn veel buitenlandse werknemers moderne slaven. In Qatar heeft maar iets meer dan de helft toegang tot medische zorg. En maar liefst 90 procent heeft bij aankomst zijn paspoort aan zijn werkgever moeten geven. Zomaar vertrekken is er dus niet bij.
In Qatar zijn de werkers onder meer nodig voor het bouwen van stadions voor het wereldkampioenschap voetbal in 2022, ook al is er veel gemor over die toewijzing: de voetballers moeten straks hun kunstje verrichten in het hartje van de Qatarese zomer, als de temperaturen tot wel 50 graden kunnen oplopen.
Maar dat ongemak van de voetballers is niets vergeleken met dat van de arbeiders die nu de stadions bouwen. Vorig jaar publiceerde Amnesty International een kritisch rapport over de situatie onder de migranten. In januari bleek dat er de afgelopen twee jaar al bijna 400 Nepalese bouwvakkers zijn overleden bij de bouw van de stadions – en dat terwijl het nog lang geen 2022 is. De oplossing die het meest voor de hand ligt, is: geef de migranten meer rechten. Maar op wat kleine verbeteringen na zijn de golfstaten daar vooralsnog niet voor te porren.
serie In het hart van de islam
Het uitgestrekte, moeilijk toegankelijke Arabisch Schiereiland vormt de heilige grond van de islam. Toch zijn ook hier volgelingen van Jezus. In deze serie krijgen zij –en anderen– een stem. Vandaag deel 3: de Verenigde Arabische Emiraten en het geld. Hoe de torens van Dubai tot in de hemel kunnen reiken.