Vertrekkend directeur Ruth Seldenrijk ziet graag humoristische kant van het leven
Hij was voor velen een vraagbaak en vertrouwenspersoon, maar gaf zelden iets van zijn eigen zielenroerselen bloot. Voor het afscheidsinterview maakt NPV-directeur Ruth Seldenrijk een uitzondering. „Ik zie graag de humoristische kant van het leven.”
Regelmatig schalt tijdens het interview zijn aanstekelijke lach door het kantoor. Als een gesprek zich leent voor een aardige anekdote of een woordspeling laat de vertrekkende directeur van de NPV die mogelijkheid niet onbenut. Het behoort bij de karakteristieken van Ruth Seldenrijk.
Geen doorsneenaam voor een man, Ruth.
„Ja, daar heb ik als kind echt last van gehad, temeer omdat ik van nature buitengewoon bleu ben. Maar ach, als dat het grootste trauma is dat een mens in zijn jeugd opdoet, valt het nog wel mee.”
Nu komt u vooral laconiek over. Stemt dat overeen met de binnenkant?
„Dat is een gewetensvraag. Wie ben je eigenlijk? Een gegeven is dat ik graag de humoristische kant van het leven zie. Echte humor verrijkt en verdiept het bestaan en geeft ontspanning. Daarom heb ik ook in mijn bestuurlijke functies altijd gewerkt aan het creëren van een goede sfeer. Er moeten zaken worden gedaan, maar we hebben onze lachspieren niet voor niets gekregen. Het leven kent zijn vreugde en zijn droefheid. Als je bedroefd bent, moet je niet lachen, als er vreugde is, hoef je niet treurig te doen.”
Het verdriet kwam in uw huwelijk al vroeg. Jullie eerste kindje overleed.
„Na de geboorte zag ik direct dat ze aan één kant de aanleg van een tweede oortje had. Als je bent gepokt en gemazeld in de gezondheidszorg, gaan op dat moment de radertjes draaien. Wanneer wordt in de embryonale ontwikkeling het oor aangelegd? Wat wordt er dan nog meer gevormd? Wat ik vreesde, bleek werkelijkheid: ze had een aantal afwijkingen. Van de drie maanden die we haar mochten hebben, heeft ze zes weken in het ziekenhuis gelegen. Een hartoperatie door toen ’s werelds befaamdste chirurg en een even beroemde anesthesist mocht niet baten.”
Hoe hebt u dat verwerkt?
„Als mensen me vragen hoe veel kinderen we hebben, zeg ik nog altijd: vijf. Met de kinderen die later werden geboren, gingen we van tijd tot tijd naar het kerkhof, omdat daar een kind en zusje begraven ligt dat bij het gezin hoort. Dat is de ene kant. De andere kant is dat zo’n verlies heel behulpzaam kan zijn in je verdere leven. In het bijzonder in het pastoraat.”
En dan is er uw hartgebrek.
„In mijn studietijd werd me duidelijk dat er wat aan mijn hart mankeerde. Er bleek iets mis te zijn met de prikkelgeleiding en de kracht van de hartspier. Tien jaar ben ik onder controle gebleven, toen vond ik het welletjes en heb ik gezegd: Dank voor de goede zorgen, als ik echt last heb kom ik terug. De hartafwijking heeft me nooit in mijn functioneren gehinderd.”
Tot uw komst bij de NPV gaf u in publicaties nooit uw beroep aan. Waarom niet?
„We zijn als het goed is dienstbaar aan God en de naaste. Dat is een grondgedachte die mijn leven stempelt. Waarom moet ik naar buiten toe illustreren wat ik allemaal doe?”
In interviews verwees u ook vrijwel nooit naar uw privéleven.
„Daarin speelt denk ik mee dat ik veel gesprekken heb gehad met mensen die existentiële zaken met me deelden. Belangrijk is dan dat je kunt zwijgen. Misschien ben ik daardoor ook over mijn eigen privéleven gesloten geworden. Ik ben sowieso een binnenvetter en heb een functionele instelling. Misschien té functioneel. Mijn vrouw zegt zo nu en dan: Kom Ruth, we moeten weer eens bijpraten.”
Wat doen gesprekken die de diepste kern van het leven raken met uzelf?
„Door mijn karakter lig ik van een intensief gesprek ook als het me raakt niet snel wakker. Daarin speelt ook gewenning een rol. In de jaren tachtig heb ik slapeloze nachten gehad van de discussie over de abortuswet. Mijn opvatting over abortus provocatus is niet veranderd, maar van de abortuspraktijk in ons land lig ik geen seconde meer wakker. Helaas is dat de realiteit.”
In 2000 trad u bij de NPV aan als directeur. Wat bracht u ertoe om te solliciteren?
„Er waren mensen die me dat adviseerden. Ik voelde er niet voor, omdat ik het prima naar mijn zin had in de zorg voor verstandelijk gehandicapten, maar enkele weken eerder hoorde ik een preek over de tekst: Zoek eerst het Koninkrijk van God, en Zijn gerechtigheid. Die raakte me. Ik wist dat dit te maken had met mijn maatschappelijk functioneren. Op de valreep heb ik gesolliciteerd, zes weken later was alles rond.”
Wat zag u als uw belangrijkste missie?
„De NPV laten functioneren als een familie en de waarde van het menselijk leven breed onder de aandacht brengen. In mijn eerste week heb ik de christelijke ziektekostenverzekeraars Pro Life en DVZ gebeld voor een afspraak, om te praten over het belang van samenwerking. Dezelfde dag heb ik een ontmoeting gepland met Rob Jonquière, directeur van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie. Met Rob heb ik ondanks onze verschillende levensvisie altijd een prima contact gehad. Hij was bereid om te luisteren naar mijn argumenten.”
Op welke punten is de NPV onder uw bewind veranderd?
„We zijn ons meer gaan richten op onze kerndoelstelling: de zorg voor het leven. De relativering van de waarde van het menselijk leven zette veel sneller door dan ik destijds verwachtte. Die mentaliteit heeft haar weerslag op de gezondheidszorg. Huisartsen worden onder druk gezet door familie die het leven van vader of moeder graag beëindigd ziet. Professor Crul gaf in 2004 in Medisch Contact al aan dat er nauwelijks medische argumenten meer zijn voor euthanasie. Er zijn voldoende middelen om lijden te verzachten. Toch zie je dat het aantal meldingen van euthanasie explosief blijft stijgen: om culturele redenen. De betekenis van argumenten, zeker christelijke argumenten, wordt steeds kleiner.”
De NPV is breedchristelijk van karakter. Dat spreekt u aan?
„Zeker, bij kerkisme ben ik niet groot geworden. Mijn moeder was lid van de Gereformeerde Gemeenten, mijn vader hervormd. Hij is meegegaan met mijn moeder, maar bleef breedkerkelijk denken. Dat heb ik van hem overgenomen. Daar komt mijn persoonlijke ontwikkeling bij. Als je, met alle gebrek, leert leven bij de Bijbel en door genade ontdekt wie de Heere God in Jezus Christus is, ga je onderlinge verschillen niet opkloppen, maar zoek je naar wat bindt. Het doet me verdriet als christenen onderling in haat en nijd leven.”
Bij stichting Tot Heil des Volks leidde bemiddeling bij een crisis er zelfs toe dat ze u als voorzitter vroegen.
„Klopt, ik ben daar gebleven tot 2009. Een aantal uitingen daar zijn de mijne niet, maar er was veel meer dat ons verbond. Door het intensievere contact met de evangelische wereld kreeg ik meer zicht op de waarden en gevaren van de evangelische beweging. Zoals ik die op een ander vlak binnen de gereformeerde gezindte zie.”
Bent u de verschillen gaan relativeren?
„In zoverre dat niemand de waarheid in pacht heeft. Al degenen die zich naar de naam van Christus noemen, laten een vlakje of een groter vlak van de diamant van het christelijk geloof zien. Die veelkleurigheid van het christelijk geloof maakt het contact met christenen uit andere kerken en culturen zo boeiend. Soms heb je de beste gesprekken op plekken waar je dat niet verwacht. Begin december sprak ik met bisschop De Jong in Roermond over ledenwerving in het zuiden. We kregen het als vanzelf over de situatie in de kerk. Ruth, wat zie jij nou als de oplossing, vroeg De Jong me. Ik heb gezegd: „Een ommekeer komt er volgens mij alleen dankzij het werk van de Heilige Geest. Daar hebben we schreeuwend behoefte aan.” Waarop zijn reactie was: „Amen!” Vervolgens kregen we een gesprek over het werk van God en van de Heilige Geest zoals ik het nog nooit met een predikant in mijn eigen kerk heb gehad. Ik bedoel maar.”
Naast al uw andere activiteiten schreef u stevige werken over ethische onderwerpen. Vanuit uw docentschap bij de CGO?
„Voor een deel. Door mijn werk dacht ik voortdurend na over de vraag: Waar staan we nu en wat kunnen we de komende tijd verwachten? In 2000 voorzag ik dat de homodiscussie sterk zou gaan spelen. In reformatorische kring was er nog nauwelijks over nagedacht. Daarom heb ik het boek ”Als je je anders voelt” geschreven, om handvatten voor de discussie te bieden. Vanuit dezelfde motivatie schreef ik eerder een boek over orgaandonatie. Het boek over de verhouding tussen man en vrouw heb ik vooral geschreven voor mijn directe achterban: de gereformeerde gezindte. Het gaat er mij om dat over de eigen opvattingen verantwoord wordt nagedacht.”
U verwoordt niet altijd het gangbare standpunt.
„Dat is ook niet mijn uitgangspunt. Vanuit een positieve houding probeer ik aan te geven wat de Bijbel volgens mij over een bepaald onderwerp zegt.”
Kenmerkend voor uw boeken zijn de lange lijsten met verwijzingen naar Bijbelteksten. Om criticasters de mond te snoeren?
„Nee, om mensen die twijfelen te helpen. De Bijbel is voor mij de belangrijkste bron. Dat maakt het logisch dat ik er vaak naar verwijs. Zowel in het persoonlijk Bijbellezen als bij het bestuderen van de Bijbel heb ik een luisterhouding. In welke context staat iets en wat wil de Heere er ons nu mee zeggen? Een gevaar in onze gezindte is het scheiden van het geestelijke en het natuurlijke leven, waarbij de indruk wordt gewekt dat de prediking alleen voor het geestelijke leven is bedoeld. Elders op het kerkelijk erf ligt alle nadruk op het natuurlijke. De Bijbel leert ons de eenheid van het leven.”
Met uw boeken zet u mensen aan het denken. Wie hebben uw eigen denken het sterkst beïnvloed?
„Op het terrein van de ethiek zijn dat Lindeboom, Douma en Velema. Op theologisch gebied lees ik heel breed: momenteel nogal wat in werken van de kerkvaders. In de huidige cultuursituatie kunnen we veel van de Vroege Kerk leren. Vandaar dat ik er regelmatig naar verwijs in mijn jongste boek, ”Waardevol leven”, dat bij mijn afscheid wordt gepresenteerd.”
Wat was de reden om voortijdig te stoppen?
„Toen ik de zestig was gepasseerd, zei ik tegen Willie: „Veel mensen van mijn leeftijd rollen om, het lijkt me verstandig om weer eens naar de cardioloog te gaan.” Onderzoek bracht aan het licht dat ’s nachts mijn bloeddruk nogal piekte. Het grootste risico voor mijn gezondheid was volgens de cardioloog spanning. Voor dat kernprobleem bestond maar één oplossing: stoppen! Willie viel bijna van haar stoel toen ik dat voorstelde. Dat begrijp ik, want ik doe mijn werk met veel plezier, maar we hebben ons verstand niet voor niets gekregen.”
Hoe kijkt u op uw loopbaan terug?
„Met dankbaarheid voor alles wat ik heb mogen doen en wat bij de NPV is bereikt. Ondanks mij.”
Levensloop Ruth Seldenrijk
Ruth Seldenrijk (Bunnik, 1951) volgde een biomedische opleiding aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij aansluitend wetenschappelijk medewerker was. In 1980 stapte hij over naar het RIVM-AZU, twee jaar later promoveerde hij tot doctor in de wis- en natuurkunde. Van 1984 tot 1988 begeleidde hij de fusie van vier ziekenhuizen, daarna was hij beleidsmedewerker bij ’s Heeren Loo. In 2000 werd hij directeur van de NPV. Hij doceerde ethiek aan de Cursus Godsdienstonderwijs van de Gereformeerde Gemeenten en publiceerde tal van boeken op dit terrein. Seldenrijk is gehuwd en heeft vijf kinderen, van wie de oudste jong overleed.
Lees ook in Digibron:
Seldenrijk stopt als directeur NPV (RD.nl, 04-10-2013)
Zorg voor de oude dag – interview met dr. Seldenrijk (Terdege, 15-08-2012)
Laten we leren weer om te gaan met de onvolmaaktheid van het leven (Reformatorisch Dagblad, 11-02-2012)
“Christelijke patiëntenvereniging is in huidige zorg geen luxe” – interview met dr. Seldenrijk (Reformatorisch Dagblad, 04-05-2000)
Seldenrijk nieuwe directeur NPV (Reformatorisch Dagblad, 04-05-2000)
Promotie van dr. R. Seldenrijk (Reformatorisch Dagblad, 11-03-1982)