Knuffels en een paashaas in de schuilkelders
AMSTERDAM. Dat grote schuilkelders uit de Koude Oorlog nooit gebruikt zijn, wil niet zeggen dat ze zinloos waren. Maar wat te denken van een volledig metrostation? In Amsterdam beslaan al decennia metroperrons en stukken tunnel voor niets de aardbodem: er zal nooit een metro rijden.
Het is koel beneden Normaal Amsterdam Peil. In het toch al diep gelegen metrostation Weesperplein opent toezichthouder Jan Boumans van stadsvervoersbedrijf GVB een dikke stalen deur. Hij daalt langs serie trappen nog verder af en loopt, via oude toiletruimtes, naar een betonnen bak. „Enig idee waar je nu staat? Hier zouden de bielzen moeten liggen van de Singellijn.” Aan de randen van de grote bak zijn in de schemering duidelijk de twee perrons te zien.
Een fantoomlijn, zou je die Singelmetro kunnen noemen: wel ingepland en zelfs ten dele gebouwd, maar een metro zal er nooit rijden. Net zoals er, een paar kilometer verderop onder de De Ruyterkade, zo’n 170 meter aan ongebruikte metrotunnel ligt. Ooit bedoeld voor een lijn naar de wijk IJburg. De gemeente heeft toestemming gegeven om de ruimte om te vormen tot het zogeheten tractatiepark De Chocoladefabriek. Maar de exploitant krijgt zijn plannen, die al jaren klaarliggen, voorlopig niet van de grond.
Dat de perrons onder Weesperplein toch alvast werden aangelegd, heeft alles te maken met vervlogen tijden. Tijdens de Koude Oorlog werden op tactische plaatsen grote schuilkelders gebouwd, en de aanleg van de Amsterdamse Oostlijn in de jaren zeventig bood hiervoor een uitgelezen kans. Het ging op vernuftige wijze: onzichtbaar in de wand zitten grote metalen gasdichte deuren, doucheruimtes en slaapzalen, en wie in de huidige hal omhoog kijkt, ziet dat het plafond bestaat uit honderden omgekeerde tafels. Het complex van de Burgerbescherming was geschikt voor in totaal 10.000 mensen, die konden overleven op opgepompt grondwater uit de bodem.
Maar de nucleaire dreiging werd bezworen, en ettelijke kubieke meters ondergrondse ruimte bleven ongebruikt. Althans: de verschillende schilderingen op de muur doen vermoeden dat er de afgelopen jaren heel wat ongenood bezoek kwam. Als iemand echt naar binnen wil dan lukt dat wel, zegt Boumans. „Vergeet niet dat er nog steeds de officiële vluchtwegen lopen: die luiken gaan van binnenuit open en op slot doen kan nu eenmaal niet.”
De metroschuilkelders mogen dan in de jaren negentig ontmanteld zijn, helemaal nutteloos zijn ze niet. Na de Koude Oorlog kwam de terrorismedreiging, die van een druk metronet een kwetsbaar doelwit maakt. Daarom staan er nu in aparte kamertjes enorme ventilatoren. Boumans: „Ervaring met calamiteiten leert dat rook de grootste vijand is: mensen raken gedesoriënteerd. Daarom geven ledlichtjes in de grond nu vluchtroutes aan. En verder heeft ieder station vier tot zes van deze megaventilators. Die zuigen als het moet de hele metrotunnel vrij van rook, zo omhoog, de straat op.”
Ook bij metrostations Waterlooplein en Nieuwmarkt zijn schuilkelders. De laatste kent het origineelste hergebruik: als knuffelopslag, van de winkel Knuffels op de hoek van de Snoekjessteeg en de Sint Antoniebreestraat. Midden in de zaak, onder bungelende pluchen octopussen, toekans en apen, buigt een reusachtige chromen roltrap de diepte in, richting kelders. Onderin brandt licht. Er staan rekken vol klompen.
Eigenaar Bruno Jonker is maar wat blij met de schuilkelders die hij in 1998 te huur kreeg aangeboden. „Perfect voor opslag natuurlijk.” De roltrap maakt de verbinding tussen winkel en magazijn ideaal: geen doos hoeft meer te worden gesjouwd.
Onder aan de roltrap twee zware deuren naar de kelders. Hier geen gasmaskers maar knuffels, klompen, een brommobiel, houten giraffes en een paashaas. „Hier zaten de wc’s”, wijst Jonker op dichtgestorte afvoergaten in de vloer. „Gewoon trechters waar je alles in moest doen. Dat ging allemaal niet zo netjes hoor.”
Hij zou het verder kunnen uitbuiten, die roltrap, maar Jonker neemt de onderlaag niet in gebruik. Op z’n Amsterdams meldt hij: „Dan moet ik personeel nemen, daar heb ik geen zin in.”
Interessante vraag blijft: Wie mochten er nu eigenlijk in de bunkers schuilen? Auteur Marc Mijer zocht het tot op de bodem uit maar kwam er niet achter. Er zijn nergens draaiboeken of protocollen over te vinden, blijkt uit zijn boekje over de Amsterdamse metroschuilkelders.
Boumans houdt het gewoon op de passanten en omwonenden. „Er zijn zelfs speciale sluizen voor mensen die te laat waren”, wijst hij. „Hier moest je het radioactieve stof afdouchen, en je kleren gingen deze stortkoker in.” Om je vervolgens spiernaakt bij de duizenden andere te voegen? Boumans: „Tja. Heb je die sanitaire ruimtes gezien net? Veel privacy had je hier toch niet hoor.”
Zomerserie Zinloos gebouwd
Wat is er ooit gebouwd of aangelegd zonder dat het in gebruik is genomen? In deze serie zeven zinloze bouwwerken. Vandaag het laatste deel.