Zeven jaar cel voor moord op echtgenoot
De 34-jarige C. R. uit Ede is in hoger beroep veroordeeld tot zeven jaar cel. Eerder legde de Arnhemse rechtbank haar negen jaar cel op voor de moord op haar echtgenoot, M. M. Het hof hield echter rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de vrouw.
Van psychische overmacht was bij de Edese moord geen sprake, oordeelde het gerechtshof maandag. R. heeft zelf altijd gezegd dat ze door haar man jarenlang was mishandeld, maar dat achtte het hof niet bewezen. Niemand in de directe omgeving van het gezin heeft kunnen bevestigen dat R. door haar man stelselmatig werd misbruikt. Bovendien had de vrouw daar, in het oordeel van het hof, redelijkerwijs weerstand tegen moeten bieden door weg te gaan.
Het verzoek van raadsman R. Gijsen om zijn cliënt te laten onderzoeken door deskundigen werd afgewezen. Volgens het hof was er voldoende bewijs en ontbrak de noodzaak voor opnieuw een onderzoek. Het hof sloot zich aan bij het oordeel van deskundigen die R. verminderd toerekeningsvatbaar achtten. R. leidt aan een ernstige persoonlijkheidsstoornis, veroorzaakt door traumatische ervaringen in haar jeugd.
Aan de moord op 20 september 2002 ging een heel plan vooraf. R. schreef onder meer afscheidsbrieven om de moord later op zelfmoord te laten lijken. Enkele dagen voor de fatale steekpartij legde ze de moordwapens op strategische plaatsen in de slaapkamer. Op het moment dat haar man op bed lag, sloeg ze toe. Met een priem en een mes in de borstkas en na enkele fikse slagen met een hamer overleed de echtgenoot.