Moslimterreur ondenkbaar zonder internet
APELDOORN – Niet alleen in de onherbergzame heuvels van Pakistan, ook op internet wordt een belangrijke strijd geleverd tegen islamitische terroristen.
Dat is de boodschap van de studiebundel ”Jihadismus und internet: Eine deutsche Perspectieve”, van de Stiftung Wissenschaft und Politik (SWP).
In zijn introductie schrijft de Duitse terrorismekenner Guido Steinberg dat niet helder is wát de rol van internet precies is. Hij ziet twee denkrichtingen onder zijn collega’s. Bij de ene richting is er sprake van een nieuwe fase, waarin individuen en kleine groepen het initiatief hebben overgenomen van de grote organisaties als al-Qaida en Laskar-e-Tayyiba. Deze individuen staan bekend als de ”ongeleide jihad” („Führerlosen Jihad”). Jihadisten, luidt het argument, hebben de grote organisaties niet meer nodig omdat alles op internet te vinden is. Voor opleiding, training, financiering, planning en organisatie van aanslagen is internet afdoende.
Eyeopener voor aanhangers van deze richting was de 21-jarige Kosovaar Arid Uka. Op 2 maart 2011 vermoordde hij op de luchthaven van Frankfurt twee Amerikaanse militairen en verwondde twee anderen. Na zijn arrestatie bleek dat hij zich slechts binnen enkele maanden via informatie op internet en diverse sociale media had geradicaliseerd.
Een andere groep deskundigen denkt dat de grote terreurorganisaties als al-Qaida, de Islamitische Jihad en Laskar-e-Tayyiba nog wel degelijk belangrijk zijn bij het initiëren en plannen van terroristische acties.
Steinberg zelf denkt dat de waarheid ergens in het midden ligt. Ook de grote organisaties maken immers intensief gebruik van internet en zoeken daar contact met sympathisanten wereldwijd om ze te ronselen voor de jihad, de heilige oorlog. Steinberg spreekt in dit verband zelfs van het „outsourcen” van terreuracties. Of er echt iets nieuws is ontstaan in de gedaante van een ongeleide jihad zal volgens hem pas duidelijk worden als de grote organisaties zijn weggevallen.
Mediabedrijven van de terreurorganisaties, zoals as-Sahab van al-Qaida, zijn wel steeds belangrijker geworden naarmate de organisaties zelf in het defensief werden gedrongen door anti-terreuracties van met name de VS. Voor al-Qaida is as-Sahab zelfs cruciaal om de schijn van invloed en macht op te houden, aldus Steinberg.
In het centrum van jihadinternet staan de diverse Arabischtalige chatfora, LinkedInachtige groepen. Hier worden materiaal en informatie van de mediabedrijven –vooral YouTubefilmpjes– verspreid, wordt informatie uitgewisseld en gediscussieerd.
Maar de twijfel onder deelnemers is groot. In 2007 en 2008 wisten westerse en Arabische geheime diensten enkele fora te hacken en stil te leggen. En daarom knaagt de vraag: Welke fora zijn nog te vertrouwen? Voor je het in de gaten hebt zit je op een zogenaamde „honeypot”, een forum dat door de CIA is opgezet. Vandaar dat er aanzienlijk minder fora zijn dan voor 2007, en er wordt minder openlijk gediscussieerd.
Zowel fora als sociale media zoals Twitter en Facebook hebben om die reden nog nauwelijks directe contacten met ‘in het veld’ actieve terroristen, stelt Steinberg. „Het belang van debatteren is daardoor aanzienlijk afgenomen. De rol van internet is die van propaganda en van rekrutering en radicalisering van jonge mannen wereldwijd.” Het dodelijke werk van Arid Uka heeft laten zien dat ook die rol nog uiterst serieus moet worden genomen.
In Dubai wordt deze week een VN-top gehouden rond telecommunicatie en internet. Belangrijk thema: Wie is de baas van internet? Vanwege de aanslagen van 11 september 2001 is die vraag extra actueel. Vandaag (slot): internet-jihad.