Schmallenbergvirus over top heen bij schapen van herder Oosthoek
Het Schmallenbergvirus waart rond in Nederland. Van noord tot zuid en van west tot oost worden lammetjes, geiten en kalfjes geboren met verdraaide ruggengraten en verwrongen ledematen. Ook in de kudde van herder Oosthoek uit Berkel en Rodenrijs was het mis. „Maar het ergste is voorbij.”
In de voormalige kas van een tuinder, op een Randstedelijk stukje groen tussen Delft en Rotterdam, huist de kudde van Martin Oosthoek. Zo’n 700 ooien staan binnen, de rest van de 1100 dieren loopt buiten. Het lammerseizoen is bij de herder uit Berkel en Rodenrijs al volop losgebarsten. Het blijft bij één geboortegolf. In het voorjaar, als bij de meeste schapenhouders het tweede, grote lammerseizoen begint, kunnen zijn ooilammeren al met de kudde mee naar buiten.
Oosthoeks kudde, Kempische heideschapen gekruist met het Suffoxras, begraast bermen en natuurgebieden in opdracht van onder andere Staatsbosbeheer en de gemeentes Rotterdam, Delft, Pijnacker en Vlaardingen. Op de geluidswal langs de A20 zijn zijn schapen te vinden, maar ook in de Broekpolder bij Vlaardingen, waar ze de hinderlijke en rijkelijk aanwezige berenklauw verslinden. „Ze vallen erop aan als kinderen op patat.”
Oosthoek heeft in z’n ruime, lichte stal overzichtelijke afscheidingen geplaatst. Aan de ene kant van de stal staan de ooien met één lam, aan de andere kant die met meerlingen. Pal langs het pad staan de lammerhokjes. De meeste zijn gevuld met een ooi met één of twee piepverse lammetjes. Wie ze ziet, wordt onherroepelijk heel blij.
Een pluizig zwart exemplaartje blikt naïef-vriendelijk in het rond en tikt dan kittig met zijn rechterpootje mama op haar buik. Drinken! Zijn buurmeisje van een hokje verder is nog vochtig en mét navelstreng. De nageboorte ligt naast haar in het hok. Maar ze stáát, zwikkend en al. „Deze zijn allemaal nog geen 24 uur oud”, zegt Oosthoek.
Hoewel het leven je hier tegemoet spat, waart in Oosthoeks kudde helaas ook het mysterieuze Schmallenbergvirus rond, dat Nederland, Duitsland, België en inmiddels ook Engeland in zijn greep houdt (zie kader). Sinds december worden door heel Nederland lammeren geboren die te misvormd zijn om te kunnen overleven.
Bij Oosthoek kwam ruim 10 procent van de tot nu toe geboren dieren vervormd ter wereld, 75 van de 700 lammeren. De ooien die dergelijke verwerpers baarden, scheidde Oosthoek direct af van de kudde. Ze staan buiten op het dijkje achter de kas.
Oosthoek loopt naar een zwarte speciekuip helemaal aan het andere eind van de stal en vist er iets uit. Het is een lam, maar zo hoort een lam er niet uit te zien. Het diertje heeft een teruggeslagen kopje –„helemaal stijf”– met een veel te korte onderkaak. Zijn poten zitten verdraaid op het lichaam. Een gezond lam duikt het leven in, zegt Oosthoek, zoals je in een zwembad duikt. Voorpootjes voor het koppie. Maar met zo’n lichaam en met zulke pootjes valt er weinig te duiken. Soms moet Oosthoek zo’n pootje breken in de baarmoeder, anders komt het lam helemaal niet naar buiten.
De beestjes worden allemaal doodgeboren. „Op een enkeling na. Maar die gaat na vijf minuten.” In de speciekuip ligt de oogst van vier dagen. Drie verwerpers. Dat valt mee, zegt Oosthoek. Het is veel erger geweest en hij is dolblij dat dat voorbij is. Want ontluisterend is het, al die misgeboortes. „Het zijn allemaal heel moeilijke bevallingen. En het levert niets op, hè.” Het lammerseizoen is normaal gesproken hét feest van de stal. „Nu is het een feest met grijze randen.”
Het virus kondigde zich geruisloos aan. Aan de ooien is niet te zien of ze een vervormd lam in zich dragen. De dieren worden, in tegenstelling tot runderen, niet ziek. Sommige ooien zijn wel extreem dik, zegt Oosthoek. „Die hebben enórm veel vruchtwater. Als ze bevallen, gutst het eruit. Li-ters. Veel te veel.” Hij maakt een cirkel van 10 centimeter doorsnee met z’n handen. „Zo’n straal.” Komt door een slechte nierfunctie, wist de veearts hem te vertellen. „Maar ze hebben dat dan weer niet allemaal.”
Op 23 december bracht een van z’n ooien het eerste vreemde lam ter wereld. Oosthoek wist dat het kon gebeuren, het virus dook begin december voor het eerst op in Nederland. „Maar ja, je denkt toch dat het wel los zal lopen.” Het liep niet los. De eerste dagen wisselden dood en leven elkaar in snel tempo af. „Het ging om en om. Het ene lam was gezond, het volgende misvormd.”
De 30e december beschouwt Oosthoek als het dieptepunt. Van alle lammeren die er die dag geboren werden, was er niet één gezond. „Dat was heel zwaar. M’n moeder was jarig. Hoe gaat het met je? vroeg de visite ’s avonds. En dan moet je zeggen dat het eigenlijk helemaal niet gaat.”
Een dag later, oudejaarsdag, gaat het beter en die trend houdt tot nu toe aan. Oosthoek telt z’n zegeningen. De meeste lammeren die nu het licht zien, zijn springlevend en kerngezond. Voor Oosthoek een bevestiging van zijn vermoeden dat het om een tijdelijke besmetting gaat. „Volgend jaar hebben de schapen gewoon antistoffen.” Een vaccin –dat er op z’n vroegst in 2013 kan zijn– is eigenlijk helemaal niet meer nodig, verwacht hij.
Oosthoek schat in dat hij 15 procent van z’n inkomen misloopt door de ziekte. Het commerciële deel van de sector merkt het steviger in de portemonnee. En nu het virus ook officieel geconstateerd is bij kalveren, gaat ook die sector het fors voelen. Oosthoek: „Heel erg vervelend.”
Ondanks de narigheid blijft Oosthoek nuchter en ziet hij de toekomst wel weer zonnig in. De jaarlijkse lammetjesdag gaat op 4 februari bijvoorbeeld gewoon door. De herder is er vast van overtuigd dat het virus geen zoönose is en dus niet kan overgaan van dier op mens. „Daar ben ik allang blij mee. Het is geen q-koorts.”
Het Schmallenbergvirus. Hoe zit het ook alweer?
Opeens was het er, een mysterieus virus dat drachtige schapen infecteerde en ze misvormde, niet-levensvatbare lammeren liet baren. Begin december doken in Nederland voor het eerst meldingen van misgeboorten op. Het virus bleek in november al voor te komen in het Duitse plaatsje Schmallenberg, in de buurt van Winterberg. Het ministerie van Landbouw stelde een meldplicht in. Inmiddels, volgens de laatste cijfers, zijn 300 meldingen binnengekomen (151 voor runderen, 134 voor schapen, 15 voor geiten) en is het virus officieel vastgesteld bij 2 kalveren op 2 verschillende bedrijven, 72 schapenbedrijven en 2 geitenhouderijen. In Duitsland is het virus aangetoond op 47 bedrijven, in Engeland op 4 en in België op 28.
Het virus kwam niet eerder voor in Europa. Wel vertoont het overeenkomsten met het zogeheten Akabanevirus, dat voorkomt bij herkauwers in Azië en Australië. Het virus veroorzaakt behalve misgeboorten bij schapen en geiten ook diarree, koorts en verminderde melkproductie bij koeien. Na een tijdje knappen die dieren weer op, maar drachtige koeien kunnen wel misvormde kalveren baren. Ooien vertonen geen ziekteverschijnselen.
Hoe het Schmallenbergvirus precies in Europa is beland, is nog onduidelijk. Mogelijk is er een dier uit een ander werelddeel geïmporteerd, aan de quarantaine ontsnapt en ergens op een boerenbedrijf beland, waarna de knut –een insect dat veel voorkomt in stallen– zorgde voor de verdere verspreiding.
Die insecten zijn in de winter niet actief. De overheid denkt daarom dat de dieren die nu misvormde lammeren of kalveren baren, waarschijnlijk al in de zomer van 2011 besmet zijn geraakt, in de maanden augustus en september. Tachtig Nederlandse bedrijven meldden toen dat er op hun bedrijven koeien kampten met diarree en koorts.
De overheid test op het virus met een methode die slechts gedaan kan worden bij dieren die ziek zijn en het virus in hun bloed hebben. Die periode is kort en de meeste dieren die in de zomer besmet raakten, zijn daarom nu virusvrij. Er wordt nu een aanvullende test ontwikkeld, die de antistoffen kan laten zien die dieren kweken als ze het virus hebben gehad. De overheid verwacht dat als die test er is, zal blijken dat er nog meer bedrijven besmet zijn.
Het Schmallenbergvirus wordt niet beschouwd als een zoönose, een ziekte die kan overgaan op mensen. Besmette dieren hoeven dan ook niet te worden geruimd. Volgens het RIVM is het risico voor de volksgezondheid zeer klein, maar kan die ook niet helemaal worden uitgesloten. Nader onderzoek blijft nodig. Op z’n vroegst is er in 2013 een vaccin.
Tot nu toe is alleen in Nederland en Frankrijk een meldingsplicht. Nederland heeft voorgesteld om in alle lidstaten van de EU een meldingsplicht in te voeren voor het virus, maar daaraan gaf Brussel geen gehoor. In plaats van een verplichting in te stellen, worden boeren in andere lidstaten nu aangemoedigd ziekteverschijnselen vrijwillig te melden.
Rusland heeft sinds 17 januari de import van schapen en geiten en hun producten uit Nederland stopgezet. Het land overweegt tevens de import van runderen en rundvleesproducten te staken. Zou het land daartoe overgaan, dan kost dat Nederland 30 miljoen euro. Mexico wil geen sperma en embryo’s van schapen, geiten en runderen importeren. Argentinië en China hebben meer informatie gevraagd over het virus en de situatie hier. Nederland heeft deze landen per brief geïnformeerd.