Ze leefde jarenlang onder hoogspanning. Haar man, zwaar verslaafd aan alcohol, vernederde haar aan de lopende band. Zelf was ze er steeds op gericht haar kinderen te beschermen tegen zijn woedeuitbarstingen. Toch ziet Marieke (48) zichzelf niet alleen als slachtoffer. „Ik moest ook mijn eigen aandeel in de problemen onder ogen leren zien.”
In de ruime kamer van haar woning in een vriendelijk dorp in Noord-Nederland zet Marieke koffie en koek op tafel. Ze oogt als een energieke, opgewekte vrouw. Zo voelt ze zich ook, nadat ze uit een diep dal omhoog is geklommen.
Zo’n vijftien jaar geleden leerde ze Peter kennen. „Hij was een lieve man, maar ook heel labiel. Als kind had hij veel meegemaakt, waardoor hij al jong naar de fles greep. Vanaf zijn vijftiende was hij verslaafd. Hij gebruikte ook antidepressiva. Met zijn bedrijf ging het slecht.”
Van al deze problemen was Marieke op de hoogte, maar de ernst ervan besefte ze niet. „Het zorgdragen voor anderen, mensen op sleeptouw nemen, had ik van huis uit meegekregen. Ik wilde Peter redden en dacht dat het wel goed zou komen met ons. Zelf wilde ik ook graag een gezin. Té graag, zeg ik achteraf.”
Peter en Marieke trouwen en krijgen kinderen. Ze beleven goede tijden, maar toch hangt Peters verslaving vanaf het begin als een donkere wolk boven hun huwelijk. Voor het oog van de buitenwereld leiden de tweeverdieners intussen een succesvol leven. „Peter kon zijn probleem redelijk verbloemen. Overdag dronk hij niet en was hij veel onderweg. Doordat hij eigen baas was, hoefde hij ’s ochtends niet om halfacht te beginnen. Als hij met een kater wakker werd, ging hij gewoon later aan het werk.”
Mariekes pogingen om Peter zo ver te krijgen dat hij minder gaat drinken, mislukken. „Ik schreef lieve brieven, legde adressen van websites over verslaving bij hem neer en probeerde er met hem over te praten, maar hij ontkende zijn probleem. Als ik het erover had, werd hij agressief. Soms liep hij kwaad weg. Ik wist nooit waar hij heen ging en wanneer hij terug zou komen. Telefonisch was hij dan onbereikbaar. Vele nachten is hij onderweg geweest.”
Regelmatig slaat Peter op een avond drie flessen wijn achterover, waarna hij soms ook nog achter het stuur kruipt. Gaandeweg worden de problemen steeds erger. „Zodra hij thuis kwam, voelde ik de spanning. Als hij drank op had, reageerde hij onvoorspelbaar. Ik was altijd op mijn hoede. Ging hij op bed liggen of schelden en razen? Hij heeft me nooit geslagen, maar er vlogen wel regelmatig voorwerpen door het huis. En hij vernederde me continu. Alles wat ik deed was verkeerd. Ik deed niets anders dan proberen rust te krijgen en de kinderen uit de linie te houden.”
Voor de buitenwereld houdt Marieke de problemen verborgen. „Aan familie en vrienden vertelde ik niets. De weg naar de hulpverlening kende ik, maar die ging ik niet. Dat zou me een gevoel geven dat ik had gefaald. Schaamte speelde ook een rol. Soms deed ik thuis de deur op slot en zat ik in een hoekje te janken. Daarna stond ik weer op om voor de kinderen te zorgen. Ik liep de hele tijd op mijn tenen en kon alleen nog vrij ademhalen als Peter er niet was. Ten diepste was ik een eenzame, verdrietige vrouw.”
Problemen bij haar jongste zoon brengen Marieke tot het inzicht dat er iets moet gebeuren. „Hij was anderhalf jaar toen hij stopte met praten. Hij reageerde niet op anderen. Uit medisch onderzoek bleek dat er geen fysieke oorzaak was. Er moest iets anders aan de hand zijn. Ik besefte dat hij van jongs af aan opgroeide in een onveilige omgeving met heel veel spanning. Dat moest het zijn.”
Op dat moment gaat Marieke bij zichzelf te rade. „Ik besloot weg te gaan, maar wist dat Peters agressie niet te stuiten zou zijn als ik dat tegen hem zou zeggen. Omdat ik wilde voorkomen dat hij me in zijn boosheid met vier kinderen op straat zou zetten, bereidde ik mijn vlucht zorgvuldig voor. Met hulp van mijn vader vond ik andere woonruimte.”
Uiteindelijk zegt ze tegen Peter dat het haar goed lijkt een poosje uit elkaar te gaan, zodat hij tot rust kan komen. Ze gaat er dan al niet meer van uit dat ze ooit zal terugkeren, hoewel die hoop op de achtergrond aanwezig is. „Ik dacht dat deze stap misschien toch nog tot verandering zou leiden, dat hij zou zeggen: Dit wil ik niet, ik stop met de drank. Maar hij ging alleen maar meer drinken en werd naar mij toe nóg agressiever.”
In haar nieuwe woonomgeving zoekt Marieke rust voor zichzelf en voor de kinderen. „Mijn jongste zoontje begon ineens te praten en contact te maken.” Langzaam hervindt ze een zekere balans in haar leven. Haar huwelijk is intussen formeel ontbonden en Marieke, die een baan bij een overheidsinstelling heeft, probeert een nieuwe toekomst op te bouwen. Na vier jaar krijgt ze echter een ernstige burn-out, waardoor ze anderhalf jaar thuis komt te zitten. „Ik had langdurig roofbouw gepleegd op mezelf.”
Marieke gaat in psychotherapie. „Ik was niet alleen zielig, maar moest ook met mezelf aan de slag. Waarom had ik jarenlang alles geslikt? Peter probeerde me compleet kapot te maken en ik liet alles over me heen komen. Met agressie kon ik niet omgaan. Ik was geneigd mezelf altijd aan anderen aan te passen en moest me leren afvragen wat ik zelf wilde. Het Florence Nightingalesyndroom, altijd andere mensen willen redden, ben ik intussen wel kwijtgeraakt.”
Met haar kinderen gaat het nu redelijk, al krijgen drie van de vier met tussenpozen coaching. „Ook zij hebben een behoorlijke dreun opgelopen. Ze hebben last van angstig gedrag, gebrek aan zelfvertrouwen en bij vlagen obsessieve neigingen. Met hun vader hebben ze weer enig contact. Nadat hij door de politie was opgepakt met een alcoholpromillage dat zo hoog was dat hij ter plekke had kunnen overlijden, heeft hij zich laten opnemen in een verslavingskliniek. Hij zegt dat hij nu niet meer drinkt en ik geloof hem, maar tussen ons komt het niet meer goed. Er is te veel stukgemaakt.”
In toenemende mate geeft Marieke, bijvoorbeeld tegenover vrienden, openheid over haar verleden. Ze is ervan overtuigd dat velen in stilte met dezelfde problemen worstelen die zij heeft gehad. „Juist ook in de midden- en bovenlaag van de bevolking komt verslaving veel voor. Ik woon in een buurt met veel hogeropgeleide tweeverdieners. Bij zeker twee adressen vang ik signalen op die kunnen duiden op verslavingsproblematiek. Ik ben nog niet zo ver dat ik dat bij die vrouwen naar voren durf te brengen, bang voor hun reactie.”
Voor alle partners van verslaafden heeft Marieke een duidelijke boodschap: „Zoek hulp, voor jezelf, maar ook in het belang van je kinderen. Met wegkruipen los je niets op en op eigen kracht red je het niet. Dat is mij ook niet gelukt. Je bent niet alleen slachtoffer, maar hebt zelf ook een verantwoordelijkheid. Als je tijdig hulp zoekt, kan het soms nog goed komen. Dat is een moeilijke weg, maar het is wel de enige weg. Niemand is het waard door zijn partner te worden ondergeschoffeld.”
Marieke en Peter heten in werkelijkheid anders.
„Verslaafde veranderen is onmogelijk”
Onder de naam Coke Van Jou (CVJ) richtte Nicole Verhoeven (36) vijf jaar geleden een steunpunt en kenniscentrum voor partners, familieleden en vrienden van verslaafden op. Eerder had ze zelf te maken met een cocaïneverslaafde in haar directe omgeving en merkte ze dat de reguliere hulpverlening haar weinig kon bieden. „De hulpverlening is vaak gefocust op de verslaafde en niet op de hulp aan naasten.”
CVJ stelt dat Nederland ruim 1,5 miljoen verslaafden telt en minstens zo veel mensen die dagelijks de problematiek van deze groep ondervinden. Van degenen die bij het steunpunt aankloppen heeft verreweg het merendeel te maken met een alcoholverslaafde in zijn omgeving. Cocaïneverslaving staat op de tweede plaats. Ook ouders en partners van game-, gok-, internet- en pornoverslaafden weten de weg naar de organisatie te vinden.
CVJ biedt hun allereerst „een luisterend oor en erkenning van hun situatie. De meesten hebben al te vaak opmerkingen gehoord in de trant van: Geef je zoon gewoon geen geld meer, of: Je zult hem wel niet goed hebben opgevoed. Ook zorgen we ervoor dat ze met hun hulpvraag op de juiste plek terechtkomen. Dat kan een lotgenotengroep of training van onze eigen organisatie zijn, maar we verwijzen ook door naar andere vormen van hulpverlening, variërend van juridisch advies bij schulden tot relatietherapie.”
In de training ”Leren leven naast een verslaafde”, bestaande uit acht tweewekelijkse bijeenkomsten, probeert CVJ allereerst de focus van de deelnemers te verleggen. Ze moeten zich niet langer richten op het veranderen van hun verslaafde partner, kind of vriend, maar op hun eigen gedragspatronen. „Je kunt de verslaafde namelijk niet veranderen, maar je kunt wel jezelf veranderen”, licht Verhoeven toe.
Ze erkent dat dit voor velen een harde les is. „De grootste valkuil is dat mensen denken dat zij ervoor kunnen zorgen dat de verslaafde met zijn gedrag stopt. Dat is voor beiden geen gezonde situatie. De verslaafde zal zelf tot de conclusie moeten komen: Dit leven wil ik niet langer. Vaak gebeurt dat pas als hij helemaal op de bodem is beland. Intussen kun je er wel voor zorgen dat je door je eigen gedrag de verslaving niet mede in stand houdt.”
CVJ is actief in Amsterdam, Breda, Den Haag en Utrecht. In het kader van het eerste lustrum wil ze haar bekendheid vergroten en op meer plaatsen verspreid over het land trainingen en lotgenotencontact gaan aanbieden. De organisatie heeft het plan komend najaar een glossy op de markt te brengen met onder meer ervaringsverhalen en de visie van professionals. Het blad wordt verspreid via huisartsen, apotheken en ggz-instellingen. Ook staat op diverse plaatsen een open dag op het programma, die mensen de gelegenheid biedt medewerkers van CVJ te ontmoeten en met haar hulpaanbod kennis te maken.