De partij die een kabinet laat vallen, krijgt daarna van de kiezer met de mattenklopper. Zegt men. Denkt men. Maar is het ook waar? Wat leert de geschiedenis?
Wie breekt, betaalt. Dat is zo eenvoudig als wat. Wie andermans glazen ingooit, moet daarvoor dokken. ”Wie breekt, betaalt” zou dan bij wijze van spreken met gemak een artikel in het Burgerlijk Wetboek of uit het Wetboek van Strafrecht kunnen zijn. Ook in de Grondwet?
Je zou het dezer dagen bijna denken. Na de val van het kabinet-Balkenende wordt er volop gespeculeerd over de gevolgen van de kabinetscrisis. Zullen de kiezers het de PvdA betaald zetten dat ze het kabinet heeft opgeblazen? Met andere woorden: gaat de wet ”Wie breekt, betaalt” echt op in politiek Den Haag?
Dat is makkelijk na te gaan. Neem alle kabinetscrises van na de Tweede Wereldoorlog en kijk hoe de daaropvolgende verkiezingen uitpakken. Dan weten we het. Daar gaan we. In 1958 trok de PvdA de stekker uit het laatste kabinet-Drees vanwege gedoe over de belastingen. Resultaat voor de sociaal-democraten: -2 zetels. Acht jaar later was het de KVP die het kabinet-Cals om hals bracht, ook over het geld. Uitslag KVP: -8 zetels. Het kabinet-Biesheuvel sneuvelde als gevolg van de onberekenbare Democratisch Socialisten ’70, die weigerden te bezuinigen. Gevolg voor DS’70: -2 zetels.
Dan het roemruchte kabinet-Den Uyl. Dat viel in 1977 over de grondpolitiek. Boosdoener was ‘dolle’ Dries van Agt. Maar voor het eerst sinds jaren boekte het CDA na Van Agts beentjelichterij winst: +1. In 1982 nam Den Uyl wraak door Van Agts tweede kabinet te vloeren over een duur werkgelegenheidsplan. De positieve balans voor de PvdA: +3. De VVD maakte in 1989 willens en wetens een eind aan het tweede kabinet-Lubbers. De rek was eruit. De rekening werd gepresenteerd: -5.
Echec
En dan het echec van het eerste kabinet-Balkenende. De stekkertrekker was de in het ongerede geraakte bende van de LPF. Het verlies was ernaar: -18. Ten slotte 2006, toen D66 na de nacht van Ayaan en Van der Laan de doodsteek toebracht aan Balkenendes tweede kabinet. Tel uit het verlies: -3.
Het lijstje is helder: de wet ”Wie breekt, betaalt” gaat vaak op. Die keren dat de wet níét opgaat, valt het plusje wel heel erg miezerig uit. Dat ziet er voor de PvdA dus niet best uit op 9 juni.
Overigens slaat de breken-is-betalenregel oorspronkelijk níét op verkiezingsuitslagen. Wie de politieke geschiedenis induikt, zal zien dat deze wet is opgesteld om na een kabinetscrisis te kunnen vaststellen wie er met een pot lijm op pad gestuurd moet worden. Voor zover er natuurlijk wat te lijmen valt. Dat is dit keer niet zo, omdat PvdA en CDA elkaar niet meer kunnen luchten of zien, maar lang niet altijd waren de coalitiepartners zó gebrouilleerd als ze nu zijn.
In een van de standaardwerken over kabinetsformaties in Nederland legt prof. P. Maas het als volgt uit: „In het algemeen zal na een crisis, een opdracht welke formeel of materieel een reconstructie van het oude kabinet beoogt, in handen worden gelegd van iemand die behoort tot de partij van welke de moeilijkheden uitgingen.” Met andere woorden: wie brokken maakt, moet zelf die brokken maar weer lijmen. Anders gezegd: wie breekt, heelt. En inderdaad: ook deze vlieger ging bijna altijd op.
Dit is het tweede deel in een serie van vier artikelen die de val van het kabinet en de nasleep daarvan in staatsrechtelijk en historisch perspectief plaatsen.