Vorst of geen vorst, dagbladbezorgers trotseren weer en wind om te zorgen dat de krant op tijd bij de abonnee op de mat valt. Marco Beekman: „Ik bezorg de krant het liefst aan de deur. De lezer houdt van service.”
Beekman is een ervaren bezorger, hij brengt al ruim zeven jaar lang het Reformatorisch Dagblad en familieblad Terdege rond in het landelijke gebied rond Emst, Terwolde en Vaassen.
Een uit de hand gelopen hobby. In eerste instantie hielp hij zijn zus met het bezorgen van de bladen, maar toen zij een vaste baan kreeg, nam hij de krantenwijk van haar over. ’s Ochtends helpt hij zijn moeder met het voederen van de kippen, maar ’s middags moet alles wijken voor het rondbrengen van de krant.
Stevig ingepakt –inclusief RD-wanten, dito ijsmuts, een jas met bontkraag en een regenbroek, „tegen de wind”– begint de dagbladbezorger aan zijn dagelijkse ronde. Op doordeweekse dagen moet hij twaalf kranten bezorgen, in het weekeinde dertien.
Het lijkt mee te vallen met de gladheid, op de Weteringdijk is stevig gestrooid. Het bezorgen op de eerste paar adressen gaat goed. De brievenbussen staan pal aan de druk bereden uitvalsweg, waardoor het makkelijk is de besneeuwde opritten te mijden.
Bij huisnummer 103 gaat het bijna mis. De lange oprit naar de boerderij is spiegelglad door de aangekoekte sneeuw. Blijkbaar is de boodschap van premier Balkenende –veeg het straatje rond je huis sneeuwvrij– hier nog niet aangekomen. Kundig manoeuvreert Beekman zijn rijwiel naar de achterdeur. Daar staat de bewoner de bezorger met een brede grijns op te wachten: „Weet je wat jij moet doen? Je moet om loonsverhoging vragen, joh. Man, wat een gemartel in die sneeuw.”
Het volgende adres is om andere redenen lastig. De brievenbus staat net aan de andere kant van een glad bruggetje. Aan weerskanten glinstert het donkere water van de vaart. Wat het meest voor de hand ligt, gebeurt echter niet. Beekman fietst door naar de achterdeur en levert daar de krant af. „Service”, zegt hij. „Je moet de lezer af en toe verwennen.”
Beekman kent zijn pappenheimers en zij kennen hem. Vanuit de meeste huizen wordt zijn komst met een hartelijke zwaai begroet. Buurtbewoners claxonneren, als ze de bezorger tegemoet komen rijden.
Verder gaat het, langs de weilanden van de IJsseldelta, met honderden meters rechte weg –de Nijbroekerweg– in het vooruitzicht. „Voet aan de grond”, waarschuwt Beekman zijn medefietser als er een vrachtwagen nadert. Dat blijkt geen overbodige waarschuwing. De truck kan slechts met de grootste moeite de fietsers op het smalle weggetje passeren. „Als die begint te glijden, ben je nog verder van huis”, merkt de Emstenaar droog op.
Diep ingepakt in de sneeuw ligt aan de linkerkant van de weg een boerderij. Ook hier blijkt een abonnee te wonen. Deze keer gaat de fiets niet naar de achterdeur. Bewust? „Een paar maanden geleden zei de boer me dat hij extra knechten heeft. Die konden best de krant ophalen.”
Het onvermijdelijke gebeurt op een van de laatste adressen. Beekman –„Ik ben de afgelopen weken nog niet onderuitgegaan door de sneeuw” – moet dan toch toegeven aan de elementen. Zijn Gazelle blijft haken in een opgevroren spoor. Remmen helpt niet meer. Even later valt hij van de fiets af. Eens moet het toch de eerste keer zijn.
Dit is de zesde aflevering van een serie over werken in de vorst.