ABN AMRO heeft zo goed als zeker de strijd om de Italiaanse bank Antonveneta in zijn voordeel beslecht. Tegenstrever Banca Popolare Italiana (BPI) heeft besloten zijn belang te verkopen aan de Nederlandse bank, waarmee voor ABN AMRO de weg vrij is voor een volledige overname.
Dat heeft BPI woensdagavond laat bekendgemaakt. De raad van bestuur van de Italiaanse bank was zeven uur bijeen om over de kwestie te praten.
Wel moeten de aandelen Antonveneta die BPI in zijn bezit heeft nog worden vrijgegeven door justitie. Deze heeft daarop beslag laten leggen omdat ze BPI verdenkt van marktmisbruik, handel met voorkennis en het tegenwerken van de toezichthouders bij het verkrijgen van de stukken.
Met de eventuele verwerving van het 30-procentsbelang krijgt ABN AMRO in totaal 60 procent van Antonveneta in handen. ABN AMRO betaalt BPI 26,50 euro per aandeel Antonveneta. Daarmee incasseert de voormalige tegenstrever 2,4 miljard euro. ABN AMRO zal nu volgens Italiaanse beursregels een bod moeten doen op de rest van de aandelen.
Met het besluit van BPI komt een eind aan een overnamestrijd die ruim een halfjaar heeft geduurd. Het gevecht om Antonveneta ontstond eind vorig jaar door het uiteenvallen van het aandeelhouderspact, waarvan ABN AMRO ook deel uitmaakte.
ABN AMRO wil graag vaste voet aan de grond krijgen in het rijke Noord-Italië, waar Antonveneta zijn thuisbasis heeft. De bank is bovendien op zoek naar een vierde thuismarkt en Italië zou dat goed kunnen worden. Naast Nederland beschouwt de bank het middenwesten van de Verenigde Staten en Brazilië als kernmarkten.
De strijd bracht het gesloten karakter van het Italiaanse bankwezen scherp aan het licht. De president van de Italiaanse centrale bank, Antonio Fazio, bleek weinig te voelen voor een buitenlandse overname van een Italiaanse bank. De afgelopen weken werden de aanwijzingen steeds duidelijker dat Fazio daarom de hulp heeft ingeroepen van BPI. Deze belangenverstrengeling heeft de positie van Fazio in diskrediet gebracht.