OpinieCommentaar
Terechte, pijnlijke vragen van Duitse Joden aan de politiek
Tal van groepen brengen in verkiezingstijd zaken waaraan zij belang hechten bij de politieke partijen onder de aandacht. Vorige week kwam de Centrale Raad voor de Joden met een wensenlijst nu Duitsland op 23 februari naar de stembus gaat. Het betrof voorstellen ter bescherming van het Joodse leven in Duitsland.
Hoofdredactie

Eigenlijk is het te bizar voor woorden dat er in Duitsland tachtig jaar na de Tweede Wereldoorlog met zijn gruwelijke Holocaust nog maatregelen nodig zijn om het Joodse leven te beschermen. Na 7 oktober 2023 is Joods leven meer dan ooit na de Shoah in gevaar, schrijft de Centrale Raad voor de Joden. „Jodinnen en Joden zijn in delen van ons land niet meer veilig voor vijandelijkheden, uitsluitingen en fysiek geweld.”
Het zijn niet alleen neonazi’s die de Joden in Duitsland naar het leven staan. „Er is”, aldus de Centrale Raad, „een breed front van links tot rechts, van een islamitisch milieu tot in het midden van de samenleving gevormd, dat de vanzelfsprekendheid van zowel hedendaags Joods leven als onze herinneringscultuur ter discussie stelt”.
Daarna volgen aanbevelingen die dienen ter bescherming van het Joodse leven in Duitsland. De vraag dient te worden gesteld of de Duitse politiek dan niets heeft gedaan als het gaat om de bestrijding van antisemitisme. Dat kan niet worden gezegd, want juist vorige week verscheen een rapport waarin op dit gebied de balans wordt opgemaakt over de afgelopen vier jaren. De conclusie is dat er maatregelen zijn getroffen om antisemitisme uit te bannen. Toch constateert de politiek dat dit is toegenomen. Dieptepunten vormen de aanslag op de synagoge van Oldenburg, de poging tot een aanslag op het Israëlische consulaat in München en de talloze pro-Palestijnse demonstraties.
Duitse politici moeten in dit verband voor de spiegel gaan staan en zichzelf in de ogen kijken. Verschillenden van hen hebben namelijk boter op hun hoofd. De politiek kijkt nog altijd verbazingwekkend passief toe bij demonstraties waar opgeroepen wordt de Joden te doden. En stelde Aydan Özoguz (SPD), de vicevoorzitter van de Bondsdag, niet openlijk via sociale media zionisme gelijk aan moord en vernietiging? De hele regering zweeg toen.
Benjamin Graumann, voorzitter van de Joodse gemeente in Frankfurt am Main, schrijft deze week treffend in de Frankfurter Allgemeine „dat wij al meer dan veertien maanden onder een gigantische lawine van haat worden bedolven, die onze wereld veel donkerder heeft gemaakt”. Hij verblijdt zich echter over de viering van Chanoeka, het Joodse lichtjesfeest. Graumann noemt Chanoeka een feest van warmte, van licht en van wonderen. Hij wenst voor het komende jaar onder andere een samenleving die zich openlijk keert tegen antisemitisme, en demonstraties tegen Jodenhaat die niet door Joden zelf maar vanuit het midden van de maatschappij worden georganiseerd. Is Graumann een dromer? David Ben-Gurion, een van Israëls grondleggers, laat hij antwoorden: „Wie niet in wonderen gelooft is geen realist.”