Migratie vergroot de woningnood, werd in de verkiezingscampagne vaak gezegd. Dat is geen onzin. Maar het woningtekort is ook gewoon het gevolg van uitgesproken beleidskeuzes.
Elk jaar een stad als Deventer, als Emmen, als Zoetermeer, als Venlo erbij, betoogden heel wat lijsttrekkers tijdens de verkiezingscampagne: met zoveel migratie is de woningnood nóóit op te lossen. Kiezers, vooral van partijen ter rechterzijde, brengen het iets minder omfloerst onder woorden: vluchtelingen pikken ‘onze’ woningen in, woningen waarop ‘wij’ jaren moeten wachten.
Migranten, asielzoekers vooral, als oorzaak van de wooncrisis – klopt dat? Wie dat wil achterhalen, moet zich in de geschiedenis van het woningtekort verdiepen. Dat tekort bestaat al jaren, en dat is op zich al opmerkelijk. Want het lijkt simpel: als de prognoses over de bevolkingsgroei kloppen, is het niet ingewikkeld om te bepalen hoeveel woningen er nodig zijn. Dan hoef je ze alleen nog maar te bouwen.
Alleen, die prognoses bleken keer op keer niet te kloppen. In 2010 bijvoorbeeld voorspelde het CBS dat er in 2040 in Nederland 17,8 miljoen mensen zouden wonen, in werkelijkheid telde Nederland op 1 oktober van dit jaar al 17,9 miljoen inwoners. Vooral het aantal buitenlanders dat hiernaartoe komt, werd steeds opnieuw onderschat. Zo bezien is de oorzaak van het woningtekort inderdaad migratie – of slechte prognoses.
Veel te weinig gebouwd
Maar dat is niet het hele verhaal. Jarenlang is er ook gewoon te weinig gebouwd, zeker na de financiële crisis vanaf 2008. In het jaar nadat die begon, in 2009, werden er nog 87.800 nieuwbouwwoningen opgeleverd, een jaar later waren dat er nog maar 60.600 en in 2014 zelfs maar 45.200. Veel te weinig om de bevolkingsgroei bij te houden – ook zonder migratie.
Het kabinetsbeleid van die jaren hielp ook niet, integendeel. Verstandig was geweest, zeggen woningmarktdeskundigen, om geld te steken in maatregelen die de bouw op peil zouden houden. Maar het kabinet-Rutte II (met VVD en PvdA) deed het tegenovergestelde: het legde de woningcorporaties een zware belasting op, de zogeheten verhuurderheffing, die hen uiteindelijk 1,7 miljard euro per jaar kostte. Daardoor hielden ze veel minder geld over voor nieuwbouw.
Dat had gevolgen. De nieuwbouw door corporaties zakte abrupt in van 30.000 à 35.000 woningen per jaar naar niet meer dan 15.000. Terwijl juist corporaties, die geen winst hoeven te maken, de bouw op gang kunnen houden als het tij tegenzit en marktpartijen er geen brood in zien.
Uitgesproken VVD-beleid
Die ingreep bij de corporaties was geen toeval, het was uitgesproken VVD-beleid. In het programma voor de verkiezingen van 2012 stond het heel helder: er zijn te veel sociale huurwoningen en dat „verstoort de markt”. Volgens de VVD moesten corporaties daarom in vijf à tien jaar de helft van hun woningen afstoten. Dat plan haalde het regeerakkoord van Rutte II niet, maar de verhuurderheffing was wel een stevige stap in de door de VVD gewenste richting.
Wie tegen deze achtergrond kijkt naar de wooncrisis ziet iets anders dan vluchtelingen die onze huizen bezetten. Ook al vanwege de migratiecijfers. Vorig jaar kwamen er 403.000 migranten naar Nederland, veel meer dan het jaar daarvoor en ook meer dan tot nu toe in 2023. Dat is vooral toe te schrijven aan de komst van 108.000 Oekraïners, die meestal een tijdelijke verblijfsvergunning hebben, grotendeels nog in de noodopvang verblijven en dus niet concurreren met andere woningzoekenden.
Dat laatste geldt ten dele ook voor arbeidsmigranten –die bijvoorbeeld in ”Polenhotels” of op vakantieparken wonen– en voor internationale studenten – die uiteraard wel ergens moeten wonen, maar meestal ook weer teruggaan.
Ergernis
De grootste ergernis van kiezers op rechts betreft erkende vluchtelingen, asielzoekers die in Nederland mogen blijven. Begrijpelijk, want die komen meestal in sociale huurwoningen terecht, en die zijn schaars. Zij verdringen dus woningzoekenden die vaak al vele jaren op een wachtlijst staan.
Maar hoeveel zijn het er precies? De Adviesraad Migratie maakte vorig jaar de rekensom: sinds 2015 werden gemiddeld een kleine 24.000 vluchtelingen per jaar gehuisvest. Omdat die lang niet altijd alleen wonen, werden zo elk jaar 14.000 woningen aan hen toegewezen, 5 à 10 procent van het aantal sociale huurwoningen dat vrijkomt. Het is ongetwijfeld toeval, maar: dat zijn bijna net zoveel woningen als de corporaties niet hebben kunnen bouwen als gevolg van de verhuurderheffing.
Illustratief is de situatie in Amsterdam. Daar kwamen vorig jaar zo’n 9500 sociale huurwoningen vrij. Daarvan werden er welgeteld 22 toegewezen aan iemand die zich op geen enkele voorrangsregel kon beroepen – en dat is voor ‘gewone’ woningzoekenden uiteraard tergend. Die hadden het nakijken bij de 750 vluchtelingen die Amsterdam dat jaar huisvestte.
Maar veel meer nog bij de 8700 woningzoekenden uit specifieke doelgroepen, zoals mensen die uit de maatschappelijke opvang komen of die om medische of sociale redenen snel onderdak moeten krijgen, en ook jongeren.
Er is, kortom, een schrijnend tekort aan sociale huurwoningen. Zonder vluchtelingen zou dat tekort iets minder groot zijn. Maar het tekort zelf is voor een belangrijk deel een gevolg van bewuste keuzes in het beleid.