Kuyper als journalist: gehaat en aanbeden
„Dit keer geen gemiezemuis over Kuypers bedenkelijke karakter, maar een rondborstige erkenning van ’s mans grootse capaciteiten en resultaten.” Promotor prof. dr. George Harinck was donderdagmiddag vol lof over het proefschrift van Johan Snel over Abraham Kuyper als journalist.
De docent van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) promoveerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar Kuypers borstbeeld bij de ingang van de aula staat waar de promotieplechtigheid plaatshad. Dr. A. Kuyper was theoloog en politicus, maar vóór alles was hij journalist, is Snels conclusie.
Er is een bibliotheek vol geschriften over Kuyper, stelde Harinck vast. „Ik dacht altijd dat ik wel wat van Kuyper wist, maar jij verraste hoofdstuk na hoofdstuk met nieuws over hem. Met je proefschrift verander je het Kuyperbeeld ingrijpend.”
Harinck zei nooit eerder bij een felicitatie van een promovendus het woord „wonder” te hebben gebruikt, maar dat nu wel te doen: Snel pakte zijn promotieonderzoek weer op nadat hij door een hartstilstand werd getroffen.
Gekwetst
De CHE-docent analyseerde de meer dan tienduizend artikelen die Kuyper schreef, met name in de bladen De Standaard en De Heraut. Al verzandde zijn onderzoek volgens Harinck dan niet in gemiezemuis, in Snels reactie op vragen die hij donderdag kreeg, bleef het karakter van de antirevolutionaire leider niet onbenoemd. Tallozen van Kuypers opponenten klaagden erover dat hij hen tot de grond toe afbrandde, maar dat hij hun geen rechtdeed, zei de promovendus. „Hij had soms echt niet in de gaten dat hij mensen kwetste. Dat is een van de redenen waarom hij zo gehaat was. Ik heb daar zelfs een woord voor, maar zal dat wetenschappelijk nooit gebruiken, want je mag nooit achteraf een diagnose stellen, maar als hypothese noem ik zijn autisme. Hij had niet in de gaten wat hij losmaakte. Zijn vrienden voelden zich soms verraden. Het was nu eenmaal Kuypers onuitroeibare overtuiging dat hij beginselen te dienen had en dat dit ook ten koste van vriendschappen kon gaan.”
Stijlherkenning
Prof. dr. Jacqueline Bel, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde op de Multatulileerstoel aan de VU, zei dat dr. Kuyper „bij velen wellicht de indruk van een steile gereformeerde man” wekte, maar in zijn verslag van zijn reis ”Om de oude wereldzee” „een verrassend origineel en begenadigd schrijver” bleek te zijn.
Snel stelde dat hij voor een analyse van Kuypers schrijfstijl vooral het oordeel van diens tijdgenoten heeft bestudeerd, omdat nooit precies vast te stellen zal zijn wat door Kuyper is geschreven: de meeste artikelen werden niet ondertekend en op de redactie werd Kuyper door jongere collega’s nagevolgd. Prof. dr. Fred van Lieburg, die aan de VU bezig is Kuypers totale oeuvre –„miljoenen woorden”– te digitaliseren, was optimistischer over de mogelijkheden die digitale technieken rond stijlherkenning daarvoor bieden.
Ontwikkeling
Volgens Snel domineerden drie namen de Nederlandse journalistiek rond 1900. Naast Kuyper waren dat Charles Boissevain (Algemeen Handelsblad) en Jan de Koo (De Amsterdammer). Over die laatste –net als Kuyper tot 1874 hervormd predikant– verscheen in 2020 een boek. Een biografie van Boissevain ontbreekt nog.
Prof. Van Lieburg wilde weten of in Kuypers journalistieke loopbaan van meer dan een halve eeuw (van 1869 tot 1920) vooral sprake was van continuïteit –„als één blok graniet”– of van ontwikkeling. Snel koos voor dat laatste: Kuyper ging bondiger en beeldender schrijven. Wat minder archaïsch ook, al bleef het „een wonderlijke combinatie van archaïsme en straattaal”.
Snel wees op eerdere ontwikkelingen bij Kuyper: niet alleen veranderde hij als predikant van religieus inzicht, maar hij –„en dat vergeet iedereen”– veranderde ook van conservatief in antirevolutionair, nadat hij Groen van Prinsterer ontdekte. En ook later stond Kuypers denken niet stil: van calvinist ontwikkelde hij zich tot neocalvinist.
Middelpunt
Kuyper is slechts voor een deel met hedendaagse populisten te vergelijken, zei Snel. „Hij wist de massa te bereiken en te beroeren. Anders dan bijvoorbeeld socialisten hield hij echter nooit opruiende praatjes op pleinen, maar sprak hij slechts buitengewoon ingetogen menigten in bijvoorbeeld kerken toe. In zijn toespraken zat niets opzwepends; hij bad zelfs met zijn publiek.
Wat wel centraal stond in al zijn toespraken, was hijzelf. Hij werd door zijn aanhang aanbeden, maar zorgde er ook wel voor dat ze genoeg kreeg aangereikt om te aanbidden.”