Mensverbetering biedt geen oplossing voor diepgaand geestelijk probleem
Is mensverbetering wel het antwoord op alle problemen in de wereld? Nee, zegt medisch-ethicus Bert-Jan Heusinkveld, in zijn lezing op het congres ”Verwondering” dat Fundamentum zaterdag organiseerde in Hardinxveld-Giessendam. „We hebben vooral te maken met een geestelijk probleem.”
Mensverbetering speelt al sinds de mensenheugenis. Door voeding en sport werken mensen aan hun lichamelijke conditie. En door het gebruik van techniek wil de mensheid het leven aangenamer maken, verklaart Heusinkveld, die ook predikant is in de Gereformeerde Kerk (PKN), voor de pakweg honderd aanwezigen. „We dragen een bril, rijden in een auto en reizen per vliegtuig.”
Vandaag de dag gebeurt er echter iets anders: een gezond mens moet beter worden dan wat normaal en goed is. „Hij neemt zijn lot zelf in handen. Iemand die goed is in basketbal, maar eigenlijk te klein is voor die sport, kan naar de dokter gaan om groeihormoon. Of iemand wil ritalin. Niet omdat hij ADHD heeft, maar omdat hij zich beter wil focussen. Of iemand slikt antidepressiva om zijn algehele welzijn te bevorderen.”
Zo spelen er nog meer ontwikkelingen, schetst Heusinkveld. Op het gebied van genetica komen designerbaby’s om de hoek kijken. Bevruchte eicellen of embryo’s kunnen naar wens genetisch worden aangepast om een kind te krijgen met blauwe ogen of blond haar. „Een nieuwe ontwikkeling is in vitro gametogenese: genetici vormen huidcellen terug naar stamcellen, en maken hieruit sperma of eicellen. Hieruit maken ze vervolgens nieuwe embryo’s.”
Ook kunnen allerlei neurale prothesen worden ingebouwd. Deze worden gekoppeld aan hersengebieden. Bekend zijn cochleaire implantaten, waardoor doven weer kunnen horen, en retinale implantaten om blinden te laten zien. „Maar hoe denken we over neurale prothesen die geluiden laten horen die we gewoonlijk niet kunnen horen? Een boer die ultraviolet kan zien, of een soldaat die infrarood kan zien? Het kan voor een verlamde handig zijn om met zijn gedachten een computer te besturen. Maar als een militair zijn intentie tot spreken draadloos kan verzenden naar een andere militair in het veld?”
Transhumanisme
Heusinkveld wijst daarnaast op het transhumanisme. „Dat is een stroming met veel invloed. Zij willen mensen beter maken dan goed; boven wat normaal is. In dit streven zouden mensen een opwaardering of transformatie kunnen krijgen met technologie. In de hoop op een langer leven, resistentie tegen ziekten, vergroting van de capaciteit van hun brein en de mogelijkheid om hun breininhoud over te dragen op een ander brein.”
Waar komt deze ontwikkeling vandaan? „We zijn in onze cultuur zover gekomen dat we dit onderwerp bespreekbaar willen maken”, constateert Heusinkveld. „Ons leven is altijd betrokken op het heilige. In de Middeleeuwen was dat God en godsdienst, nu is dat de maakbaarheid van ons leven, inclusief ons lichaam.”
Bepalend voor ontwikkeling van de technologie is de opkomst van de Verlichting en het rationalisme in de achttiende eeuw: het denken werd steeds belangrijker. „Het denken leidt tot waarheid. Niet de schepping zelf, maar wat ik denk over de schepping is bepalend. Wij zijn onze eigen zingevers geworden.”
In de loop van de jaren is de kennis van de natuur steeds groter geworden, vervolgt Heusinkveld. Daardoor is de macht van de mens over de natuur ook steeds groter geworden.
Dat geld ook voor de menselijke natuur. „Door ontdekkingen aan het menselijk lichaam wordt de mens in het wetenschappelijke denken steeds meer een abstract object, dat kan worden gereduceerd tot onderdelen. En als de mens slechts een toevallig biologisch product van de evolutie is, kun je dat verbeteren. Wanneer daarbij de mens vooral wordt gezien als een uitdrukking van zijn DNA, als een code die goed of fout is, kun je daarop ingrijpen.”
Medicalisering
De vorige eeuw laat ook een exponentiële toename van de medicalisering zien. „Vraag je iemand wat het belangrijkste is, dan luidt het antwoord: mijn gezondheid. Het lichamelijke komt centraal te staan. Problemen moet de medische sector oplossen.”
Mensverbetering (human enhancement) is met name iets van de 21e eeuw, vervolgt Heusinkveld. „In onze postmoderne tijd kun je uit alle opvattingen en levensstijlen kiezen wat jou past. Je bent wat je kiest, tot en met je gender aan toe. Religie wordt een instrument voor je persoonlijk welbevinden. Je eigen werkelijkheid is maakbaar. En de schepping is slechts waardevol voor zover die bruikbaar is.”
Hier tegenover stelt hij de christelijke ethiek, die uitgaat van schepping, zondeval, verlossing en vernieuwing. „De betekenis van dingen, van ons lichaam, is niet afhankelijk van de betekenis die wij eraan geven. God schept, begrenst en brengt daarmee structuur aan. Wij kunnen niet bepalen wat goed of kwaad is. Wat God zegt, is de norm; niet wat wij ervan denken. Mensverbetering op Bijbelse wijze moet meer van God in beeld brengen; mensen moeten iets van God in je kunnen zien.”
Paradijs
De zondeval is de achtergrond van onze wereld vol gebrek, schetst Heusinkveld. „Elk mens zoekt op zijn manier naar het verloren paradijs. Dat speelt ook een belangrijke rol bij het transhumanisme. Maar het is een overschatting van wat wij kunnen en een onderschatting van het kwaad. De gevallen wereld, de zonde, het als God willen zijn, en bepalen wat goed en kwaad is; dat is het hoofdprobleem van de mens.”
De ethicus ziet het verlossingswerk van de Heere Jezus als de oplossing voor het geestelijke probleem van de mensheid. „Hij is het ultieme Beeld van God. Hij verheft de schepping vanuit de verlorenheid en herstelt de mens naar Zijn beeld. Als Hij iemand geneest, vergeeft Hij hem eerst de zonden. Bijbels gezien begint mensverbetering bij de komst van de Heilige Geest in het hart van een mens.”