De meeste deelnemers aan de pro-Palestinademonstratie hielden zich zondag in Amsterdam aan de regels. Er waren echter ook ontoelaatbare uitingen te horen, stellen Joodse organisaties.
In Frankrijk en steden als Berlijn en Wenen werden pro-Palestijnse demonstraties verboden. De gemeente Amsterdam stond de betoging toe, maar onder strikte voorwaarden. Er mochten geen verboden leuzen worden gescandeerd en het meedragen van vlaggen van de terreurorganisaties Hamas en Hezbollah was niet toegestaan.
Volgens Chanan Hertzberger, voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO), werd de ware aard van de demonstranten duidelijk: ze willen Israël van Joden ontdoen. „From the river to the sea Palestina will be free, was de leus. Ondanks dat burgemeester Halsema het gebruik van deze leus onaanvaardbaar noemde, was dit wat over de straten van Amsterdam rolde.”
Het CJO wijst erop dat de Gazastrook vrij van Joden is doordat Israël zich er in 2005 uit terugtrok. „Dit is het voorland van wat de demonstranten in Amsterdam beoogden: het hele land moet vrij van joden zijn, van de rivier tot de zee. Het land Israël, het heilige land, het aan het Joodse volk beloofde land. Daarom vestigden Joden zich daar in 1948. Nadat Amsterdam, Nederland en Europa ‘Judenrein’ was gemaakt. Nu is het doel Israël van Joden te ontdoen.” En dat was volgens het CJO te beluisteren in een stad die tijdens de Tweede Wereldoorlog in anderhalf jaar tijd 10 procent van haar bevolking verloor doordat de Duitsers de Joden deporteerden.
„De beschamende taferelen die we zondag in Amsterdam hebben gezien, staan helaas niet op zichzelf”, stelt het Centraal Joods Overleg. „Het past in een trend die we recent in meer Nederlandse steden zien. Solidariteit met het Palestijnse volk wordt aangegrepen om steun aan de moorddadige terroristen van Hamas uit te spreken, op te roepen tot de vernietiging van Israël en aan te zetten tot haat tegen Joden. De Nederlandse samenleving in het algemeen en de Joodse gemeenschap in het bijzonder moeten worden beschermd tegen de wantoestanden waarmee we zondag zijn geconfronteerd.”
Grens
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) noemt het demonstratierecht een groot goed. „Iedere inwoner van Nederland heeft dezelfde rechten en daar moeten we trots op zijn. In de Gazastrook zie je dat het anders kan zijn”, zegt beleidsadviseur Raouf Leeraar. „Wij zijn dan ook niet voor het verbieden van dit soort demonstraties. Wat zou het doel zijn? De steun voor de Palestijnen blijft toch wel bestaan. Er is ook niets op tegen als er aandacht gevraagd wordt voor onschuldige slachtoffers in de Gazastrook. Talloze mensen daar hebben niets met dit conflict te maken. We hopen dat ze via een humanitaire corridor een uitweg krijgen.”
De grens ligt volgens het CIDI echter bij het verheerlijken van terreur. „Zodra er vlaggen van Hamas te zien zijn en liedjes over het vermoorden van Joden klinken, ga je een grens over.”
De demonstratie verliep zondag voor het overgrote deel vredig, zegt Leeraar. „De gemeente Amsterdam heeft daar erg haar best voor gedaan door voorwaarden te stellen. Als een meute oproept tot het bombarderen van Tel Aviv, is dat ontoelaatbaar. Achteraf kan dan geprobeerd worden de daders te identificeren. En dan geldt: zero tolerance. Het is op geen enkele manier gerechtvaardigd het onthoofden van baby’s en het verkrachten van vrouwen te verheerlijken.”
Inhoud
Berend Roorda, hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen, is gespecialiseerd in het demonstratierecht. Vorige maand nam hij als expert deel aan een rondetafelgesprek over de vraag of dit recht onder druk staat. Het gesprek was georganiseerd door de Tweede Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken.
In de opzet van zijn proefschrift uit 2016 over het recht om te demonstreren stelde Roorda dat een burgemeester zich niet met de inhoud van een demonstratie mag bemoeien. „Sterker nog, als de (controversiële) inhoud van een demonstratie aanleiding geeft tot vijandige reacties en tegendemonstraties, is de burgemeester verplicht zich in te spannen om de demonstratie toch door te kunnen laten gaan”, stelde Roorda. „Die inspanningsverplichting gaat zo ver dat hij, indien nodig, bij een demonstratie meer politie zal moeten inzetten dan bij een risicowedstrijd in het betaald voetbal. Als zelfs een zodanige politie-inzet wanordelijkheden niet kan voorkomen, pas dan kan de burgemeester overgaan tot een demonstratieverbod.”
De Wet openbare manifestaties biedt een burgemeester alleen de bevoegdheid een demonstratie te beperken en in een uiterst geval zelfs te verbieden ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Dat betekent volgens Roorda niet dat je maar van alles mag roepen tijdens een betoging. Het is volgens hem echter niet aan de burgemeester, maar aan de officier van justitie om –achteraf– op te treden tegen individuele demonstranten die zich schuldig maken aan strafbare uitlatingen zoals haatzaaien en het beledigen van een groep mensen.