Gerjanne van Lagen geniet van een diepgaand gesprek
Nog even en dan staat voor Gerjanne van Lagen de vakantie voor de deur. Zes weken, want ze zit net als haar man in het onderwijs. Tijd om eropuit te gaan met hun vijf kinderen? „We zijn niet zulke reizigers. Wat mij betreft is een vakantiedag geslaagd als er het woord ”samen” in zit.”
Ze haalde de garage naar beneden om mee te spelen voor Fieke, haar jongste dochter, die op deze donderdagmiddag –het is nog geen vakantie in Kampen– wat ronddrentelt. Tijdens het gesprek pakt ze er nog knutselpapier bij. En potloden. En een rol plakband. En terwijl ze gewoon door blijft praten, veegt ze billen af en haalt ze een zakdoek langs een snotneus. Het is duidelijk dat hier een moeder zit die gewend is zaken te combineren. Vijf kinderen onder de twaalf, een baan in het onderwijs, het schrijven van boeken. Maar voor een goed gesprek maakt ze altijd tijd.
1 Wie ziet u als u in de spiegel kijkt?
„Als eerste een vrouw die al twintig jaar lang haar haar in een vlecht draagt. Dat is puur gemakzucht hoor. Als je je haar altijd hetzelfde doet, hoef je ’s morgens niet na te denken over wat je ermee zult doen.
Verder ben ik, om maar even de diepte in te steken, iemand die zowel blijmoedig als depressief kan zijn. Mijn kinderen zullen me zeker blijmoedig noemen. En voor de klas zal geen leerling mij van depressiviteit betichten, want ik hou heel veel van plezier en luchtigheid in de omgang. Dat is honderd procent wie ik ben. En tegelijkertijd ben ik voor honderd procent iemand die kan lijden aan het leven.
Ik woon tegenover supermarkt Coop. Dagelijks zie ik mensen sla halen, of een pak melk. En dan kan het me zomaar overvallen, het gevoel: Wat zijn we hier met z’n allen aan het doen? Wij worden geboren en ooit sterven we. En ondertussen zijn we druk, want we moeten nog een kinderfeestje voorbereiden. Of we stoeien met de vraag of de liturgie voor de paasviering nou in dít lettertype of dát lettertype gedrukt moet worden. Al levend vergeten we de kern.
Ewald Mackay, auteur en docent aan Driestar hogeschool, zei ooit in een interview: Ik ga niet meer naar een verjaardag, want dan zitten we knagend aan een borrelnootje te klagen over de prijs van de worst bij de slager. Dat knagen aan een borrelnootje is voor mij een beeld geworden van de zinloosheid van het leven. Ik ga wél naar verjaardagen, want ik houd heel veel van mijn familie. Maar ondertussen denk ik: we gaan weer knagen aan een borrelnootje…”
2 Waar en hoe komt u tot rust?
„Ik ben heel slecht in tot rust komen. Tijdens de dag zomaar even op de bank zitten? Dat zou ik nooit doen. Voor mij moet alles nuttig zijn. Met nuttig bedoel ik dan weer niet dat alles diepzinnig nuttig moet zijn. Met de kinderen picknicken vind ik nuttig, want het moederschap is belangrijk. En van een diepgaand gesprek met iemand laad ik juist op. Een boek lezen? Ja! Van lezen leer je. En als een boek me raakt, kan ik zelfs tijdens het eten koken doorlezen, het boek op het aanrecht. Stille tijd? Dat vind ik een lastige. Je hoort van vrouwen die elke dag om vijf uur opstaan om de dag te beginnen met stille tijd. Ik kan me er schuldig over gaan voelen dat mij dat niet lukt. Maar ik ben af van het idee dat stille tijd als een voorwaarde moet gaan fungeren voor het geloof. Ik denk gewoon niet dat ik een goede moeder ben als ik er elke morgen om vijf uur uit ga.
Iemand stuurde mij laatst een preek toe van de puriteinse ds. Bridge. Ik kende hem niet. Maar wat hij zei, raakte me. Het ging over de vraag wanneer je stille tijd moet houden. Hij zei: In de kantlijn van je leven. Elk boek heeft een kantlijn, zo heeft elk leven ook een kantlijn. Bij de een is die kantlijn heel smal. Bij de ander juist breed. Ik heb vijf kinderen en een parttimebaan. Dus het zit hem voor mij in die dunne kantlijn. Dat kan ’s morgens vroeg zijn, of ’s avonds laat. Maar ook onderweg zijn levert me altijd mediteermomenten op. Of het nou op de fiets, lopend of met de auto is.”
3 Wat vindt u belangrijk in uw vakantie?
„Mijn man en ik werken allebei in het onderwijs, dus we hebben veel vakantiedagen. Maar we zijn niet zulke vakantiegangers. Als we weggaan, doen we iets met woningruil. Leuk voor de kinderen, omdat ze dan allemaal ‘nieuw’ speelgoed hebben om mee te spelen. Maar ook even met z’n allen naar de speeltuin, kleedje mee, kan voor mij als een halfuurtje vakantie voelen. Wat mij betreft is een vakantie geslaagd als er het woord ”samen” in zit.
Aan het begin van de zomer mogen alle kinderen op het achterraam schrijven waar ze graag heen willen. Met van die raamstiften. Ze mogen dan een gratis uitje, een duurder uitje en een uitje los met papa of mama opschrijven. Wij hebben in het noorden laat vakantie, maar ik merk dat de kinderen nu al nadenken over welk uitje ze zullen opschrijven. Ik besef wel dat het over een paar jaar lastiger kan gaan worden om dit vol te houden, als de kinderen in de puberteit komen. Maar tot nu toe genieten we er met z’n allen van.
Wat er op zo’n vakantiedag in ieder geval altijd bij hoort is een ijsje. Als we ergens zijn, móét het schepijs getest. Dan geven we cijfers over hoe we in deze plaats het bananenijs vinden smaken bijvoorbeeld. Ja, dat ijsje zorgt wel voor een verbindende factor in ons gezin.”
4 Welk boek ligt er momenteel op uw nachtkastje?
„Ik heb geen nachtkastje, maar in huis liggen overal stapels boeken, dus er valt altijd wel wat te lezen. Momenteel verdiep ik me in wat J. Waterink heeft geschreven. Ik heb een stapel oude tijdschriften liggen –”Moeder”– waarin hij vaak schreef. Zijn bijdragen heb ik gebundeld en die worden over een poosje bij De Banier uitgegeven.
Waterink was theoloog, maar hij was ook pedagoog en ik ben erg onder de indruk van zijn opvoedadviezen, ook al zijn die bijna honderd jaar oud. Zijn boodschap is volgens mij juist in deze tijd van belang. We proberen, ik dus ook, onze kinderen zo veel mogelijk ter wille te zijn, hun pad te plaveien. Maar het leven zit nu eenmaal vol teleurstellingen. Dus je moet die teleurstellingen laten staan en kinderen begeleiden in hoe ze ermee omgaan. Uiteraard wel met oog voor het kind.
Ik ben ook boeken van Wilhelmus à Brakel aan het lezen. En van de Schotse predikant Ebenezer Erskine. Ik verdiep me in hoe beide predikanten schrijven over hoe een gelovige volgens hen met de Bijbelse beloften moet omgaan. Ik vind het interessant om wat ze schrijven te vergelijken. Brakel schrijft het zo… Erskine zo… Ja, ik ben vaak op zoek naar het antwoord op de vraag: wat is waarheid?
Lezen als verstrooiing? Dat is niks voor mij. Met dat woord heb ik sowieso wat moeite. Of ik mijn eigen boek over de buurtbarbecue zou lezen? Nou, misschien niet eens zo snel. Wellicht in de speeltuin op een kleedje, want dan neem je niet zo snel een boek van à Brakel mee.
Wel goed om nog te zeggen: Mijn boek ”De buurtbarbecue” is niet alleen verstrooiend bedoeld. Er zit ook echt een boodschap in. Dat was voor mij essentieel bij het schrijven.”
5 Met welke persoon uit heden of verleden zou u weleens (hebben) willen praten?
„Met mijn eigen opa, ds. J. Blankespoor. Hij was de vader van mijn moeder en predikant in Zwolle. Ik heb hem nooit gekend. Maar ik had hem heel graag eens willen spreken, misschien ook omdat ik in wat ik van hem hoor, wel iets van mezelf herken. Hij was op zoek naar de waarheid. En daar stond hij op zijn manier dan ook voor. Zo wilde hij bijvoorbeeld alleen kinderen dopen van ouders die aan het avondmaal gingen. Even los van wat je daarvan denkt, ben ik benieuwd hoe hij tot zo’n besluit is gekomen.
Ik werd geboren toen mijn opa al niet meer leefde. Omdat ik te vroeg geboren was, lag ik in de couveuse. Toen mijn ouders eens op bezoek kwamen, zei de verpleging: Er was net ook bezoek. Mijn ouders vroegen: Oh, wie dan? De verpleegkundige zei: „Er lag een man in een zwart pak geknield voor de couveuse.” Het bleek een vriend van mijn opa te zijn geweest, meneer Edelman, die gemachtigd was tot dominee.
Snap je dat ik het een intense gedachte vind dat die man zonder iemand erbij daar voor mijn bedje neerknielde? En misschien wel voor mijn ziel gebeden heeft? Of ik ook hem nog een keer had willen spreken? Laten we zeggen: Ik had hem op z’n minst een keer de hand willen drukken.”
6 Waar luistert u graag naar?
„Muziek, bedoel je? Daar heb ik geen behoefte aan. Ik luister het ook nooit, eigenlijk. Ben daar ook niet mee opgegroeid. Ik heb altijd al zo veel geluiden om me heen. Thuis, van de kinderen. Op school. Soms tikt een leerling met een pen. Dat komt dan ineens heel hard binnen, omdat ik zo verlang naar stilte.
Ik lees liever dan dat ik luister, maar zo af en toe luister ik een podcast, als ik de badkamer aan het schoonmaken ben bijvoorbeeld. Welke ik interessant vind? ”De Ongelooflijke Podcast” of, laatst, die van Maarten Dallinga, ”Niet van de wereld”. Zo’n podcast werkt voor mij als een spiegel. Ik denk er lang over door. Ik geloof vast dat we straks op onze reformatorische scholen een open toegangsbeleid gaan krijgen, omdat we daartoe gedwongen worden. En als dat gebeurt, hebben we dan nog een verhaal? Of blijkt onze christelijke boodschap te zijn vervluchtigd?”
7 Wat is de missie van uw leven?
„Dat is een lastige. Zijn er mensen die regelmatig denken: wat is nou de missie van mijn leven? Nou ja, als ik in de auto zit, prevel ik weleens de eerste vraag en het antwoord van de Engelse catechismus, The Westminster Shorter Catechism. De eerste vraag luidt: „What is the chief end of men?” Wat is het belangrijkste doel van de mens? En het antwoord luidt dan: „To glorify God and to enjoy Him forever.” Dat is een heel mooi antwoord. Maar ik prevel het mezelf in, omdat het voor mij meer voelt als een verlangen dan als een daad.
Ik wil dus niet dat je opschrijft dat dat mijn missie is. Want ik heb het nodig om mezelf het steeds in te prevelen omdat ik hierin juist tekortschiet. Dat is denk ik een doel dat nooit volbracht zal worden. Het blijft een soort stil gebed.”
8 Welke Bijbeltekst betekent veel voor u?
„Ik hou er niet van om zomaar één tekst uit de Bijbel te lichten. De Bijbel wandelt met je mee. Op elke dag van je leven brengt hij je weer nieuwe inzichten. Momenteel is Psalm 75:2 een belangrijke tekst voor me. Daar staat: „Wij loven, dat Uw Naam nabij is.” Iemand zei laatst tegen me: God is geen ervaring, God is een werkelijkheid. Dat laat deze tekst heel mooi zien. Ik geloof dat Hij in de ervaring aanwezig kan zijn. Maar ook al ervaar ik Hem niet, Hij is er. Dat is voor mij een nieuw stukje van het Godsbeeld waarmee ik aan het puzzelen ben.
Deze gedachte troost, want als ik ga bidden, hoef ik God niet tevoorschijn te bidden. Hij is er hoe dan ook. Sommige mensen zeggen: Mijn gebed komt niet verder dan het plafond. Dat maakt niet uit. God is ook onder dat plafond.”
9 Terugkijkend op de voorbije jaren: wat was een diepte- en wat een hoogtepunt?
„Onze jongste dochter Fieke van twee heeft het syndroom van Simpson-Golabi-Behmel. Het moment dat we dat hoorden, zou je als dieptepunt kunnen benoemen. De arts zei: „Ze is het negende meisje dat deze beperking heeft.” Ik weet nog dat ik aan hem vroeg: „Van Nederland?” Hij zei: „Nee, van de wereld.”
Wat het hebben van dit syndroom precies voor haar gaat betekenen blijft vaag. Juist ook omdat artsen er vrij onbekend mee zijn. Ze vermoedden dat ze behalve te grote organen een verstandelijke beperking zou hebben. Maar dat lijkt mee te vallen. Wel weten we: elk kind kan een kruis krijgen, maar bij haar ligt de garantie dat ze een kruis heeft nu vast.
Bij hoogtepunten in ons leven denk ik aan vriendschappen. Mensen hebben mensen nodig. Maar ook hier ervaar ik een keerzijde: ik kan een stipje depressiviteit voelen als ik eraan denk dat we ten diepste allemaal eenzaam zijn. Ik kan niet voelen wat jij voelt en jij kunt niet voelen wat ik voel. Dat maakt me… ik zoek naar het juiste woord. Depressief is te zwaar. Een tikje somber, met iets van eenzaamheid erbij.”
10 Hoe kijkt u naar de toekomst?
„Ik leef erg bij de dag. Dat ligt in mijn karakter. Het is ook een keuze: ik hou het niet vol als ik me nu al druk maak over alles wat volgende week moet gebeuren.
Ik sta het mezelf ook niet toe om me druk te maken over hoe het met deze wereld zal gaan. Daar heb ik tenslotte ook weinig invloed op. Natuurlijk, ik kan stemmen op een bepaalde politieke partij. En in mijn gezin de juiste keuzes maken wat betreft duurzaamheid en rentmeesterschap –wat ik dan overigens weer niet altijd doe– maar me zorgen maken over hoe het met de wereld zal gaan, lijkt me niet nuttig. Ik moet hierbij denken aan de tekst uit Mattheüs 25, waar de Heere Jezus tegen de dienstknecht zegt: „Over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten.” Laat mij maar in mijn kleine hoekje er voor mijn gezin zijn. Daar heb ik mijn handen vol aan.”