Dit artikel is partnercontent.

partnercontent

Ik voel me hier geestelijk thuis

De eerste was vroeger straaljagerpiloot, de tweede visser en de derde hulp in de huishouding. Nu zitten ze alle drie in een woonzorgcentrum. De overstap was wennen, maar nu zouden ze niet meer weg willen. „Het appartement is mooi, het personeel vriendelijk en ik voel me hier geestelijk thuis.”

EMG Tekstproducties9 February 2018 11:30
„Christelijke ervaringen delen”

Oud-straaljagerpiloot Johan de Kloe (87) tuurt uit zijn appartement naar de kinderen op het schoolplein. „Ik kan genieten van die levendigheid.” Toen hij net in woonde, was dat wel anders. „Ik voelde me erg verzwakt.”

De Kloe werd in 1929 in Rotterdam geboren. Na de hbs studeerde hij 1,5 jaar theologie, tot zijn ouders hem vroegen in de bouw te komen werken. Na twee jaar moest hij in militaire dienst. Daar zag men wel een piloot in hem. En dus vertrok De Kloe op zijn 20e, „op kosten van het Rijk”, naar de VS om er “flying officer” te worden.

Na twee jaar gevechtstraining in Florida, Texas en Arizona, waar hij met zijn beste vriend uit Nederland zondags de diensten van kerken in de omgeving bezocht, keerde hij terug. In Nederland en Duitsland vloog hij als luitenantvlieger acht jaar straaljagermissies. „Na de strenge opleiding was dit een geweldige periode”, vindt hij. „We maakten heel wat vlieguren en hadden nog veel vrijheid: ons squadron scheerde soms rakelings over de daken.”

Hij pakt er een oude encyclopedie bij. „Kijk, hier vlogen we mee: een T33 Shooting Star en een F84 Thunderflash. Bij die laatste waren de mitrailleurs na de oorlog vervangen door camera’s. We voerden er verkenningen mee uit.”

In 1959, na 3000 vlieguren, hing De Kloe zijn straaljager aan de wilgen. Hij werkte 10 jaar in een ijzerwarenhandel als Hoofd Inkoop, Verkoop en Automatisering en daarna 25 jaar als Hoofd Algemene Zaken en Personeel in een scheepvaartbedrijf.

Na het overlijden van zijn tweede vrouw in 2011 ging zijn gezondheid achteruit. Hij kreeg last van rug, maag en darmen. Een half jaar woonde hij bij een zoon in Ermelo in, maar toen die zijn schaakpartijen van pa ging verliezen, vond hij het tijd dat pa weer op zichzelf ging wonen.

Helaas kon De Kloe wegens zijn gezondheid niet lang in zijn appartement in Rotterdam blijven. „Mijn dochter adviseerde om eens poolshoogte te nemen bij Nebo; dat zou een goed reformatorisch zorgcentrum in de omgeving zijn.”

De eerste kennismaking beviel goed. De Kloe: „Het personeel en de vrijwilligers waren vriendelijk, de appartementen groot, hoog en ruim, met lichte wanden en plafonds en grote ramen.” Toch viel de overstap hem zwaar. „De revalidatie verliep moeizaam, ik voelde me gedeprimeerd en was ernstig verzwakt. Het personeel heeft me er gelukkig echt bovenop geholpen.”

De Kloe is nog steeds erg te spreken over de goede en stabiele verpleging en verzorging en heeft geen spijt van zijn keuze. „Ik voel me er geestelijk thuis en kan mijn christelijke ervaringen delen. Het is bovendien goed om Gods Woord te horen en samen Psalmen te zingen.”

„Ze doen hier alles voor je”

De barometer in de hal staatop zwaar weer. De fysieke toestand van de heer De Boer is net zo. „Ik heb al drie prednisonkuren achter de rug, maar ik voel me nog steeds benauwd. Gelukkig doet het personeel hier alles om het je naar de zin te maken.”

Behalve van krijgt de 81-jarige bewoner van zorgcomplex Het Top op Urk ook veel ondersteuning van zijn familie. Op een grijze ochtend in november zitten ze bij hem aan de keukentafel om te informeren hoe het met hem gaat. „Kan beter”, vindt pa, in zwarte trui, met gestreepte Urker schort voor.

Na de lagere school werkte De Boer jaren als baggeraar en visser. „In die tijd werkte de vuurtoren nog. Bij mistig weer stonden er ook nog een paar jongens met een soort misthoorn aan de wal om de vloot te waarschuwen.” Een model van de Urker kotter UK-56 aan de wand, boven een grote, bruine Statenbijbel, herinnert aan die tijd.

De Boer trouwde in 1959 en kreeg tien kinderen, van wie er twee zijn overleden. „Eén vier weken na de geboorte en mijn dochter op haar 43e, aan kanker.” Op z’n 77e trok De Boer met zijn dementerende vrouw in Het Top. De keuze voor Het Top was niet moeilijk. „Het is een christelijke instelling, tegenover de kerk, met zorg die goed bekend stond. Bovendien bevat het mooie appartementen: gelijkvloers en alles afgestemd op senioren.”

De twee woonden eerst op één kamer, waarbij De Boer zijn vrouw zelf verzorgde, totdat zij bij een val haar schouder brak en er hulp nodig was bij wassen en aankleden. Daarvoor werd ingeschakeld, maar de rest deed pa allemaal zelf. Vorig jaar kreeg De Boer last van hartritmestoornissen. Hij kon niet anders dan zijn vrouw overdag beneden op de zorgafdeling laten verblijven. Elke dag om 16.00 uur haalt hij haar daar op. De 81-jarige is heel tevreden over de zorg: „Ze doen alles voor je. Alles om het je naar de zin te maken. Je hoeft maar te roepen en ze staan al voor je klaar.” Wie de leukste zorgverleenster is? „Daar waag ik me niet aan”, lacht De Boer. „Dan krijg ik ruzie.”

Niet alleen het appartement en de zorgverlening bevallen De Boer, dat geldt ook voor de grote hoeveelheid activiteiten die er worden georganiseerd. Elke woensdagmorgen is er gezamenlijk koffie drinken en twee keer per maand op vrijdagavond weeksluiting. Regelmatig heeft er ook een gezamenlijke maaltijd met bijvoorbeeld pannenkoeken, vis of een lekkere stamppot plaats. Alles is vrijblijvend. Op donderdagmiddag komt de breiclub bijeen. „Een uurtje later drinken wij mannen samen een kopje koffie en gaan we sjoelen of gewoon lekker kletsen.”

„Ik ben een tevreden mens”

Mevrouw Van den Belt is geboren in 1932 in het westerse ’s-Gravenzande. Nu, 85 jaar later woont ze in het Twentse Rijssen. „Dat was even wennen”, vertelt ze, „maar nu hoef ik niet meer terug. Ik ben een tevreden mens.”

Haar ouders hadden een tuindersbedrijf in het Westland. Toen pa in 1935 overleed, stond moeder er met haar drie kinderen alleen voor. „We moesten dan ook al snel meehelpen in de groentekas”, herinnert mevrouw Van den Belt zich. „Tomaten plukken, druiven krenten.” Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg het gezin Duitsers in huis. „Een hoge pief -dat was een felle- en een jochie van 18. Die laatste werd zo ziek dat mijn moeder medelijden kreeg en hem medicijnen en een warme deken gaf.”

Mevrouw Van den Belt ging na de oorlog aan de slag als hulp in de huishouding. In 1954 trouwde ze met „een jongeman” uit Rijssen. Hoe ze die in het verre ’s Gravenzande tegen het lijf liep? „Hij was bij ons in het dorp op vakantie. Op zondag zag ik hem opeens achter me zitten in de kerk. Ik keek achterom. Een lach, een knipoog - zo begon het.”

De Tukkerse lasser ging met zijn bruid in Rijssen wonen. „Dat was even wennen”, herinnert mevrouw Van den Belt zich. „Een heel andere cultuur. Geen waterleiding. Mesthopen voor de deur.” Tussen 1955 en 1968 kreeg het echtpaar negen kinderen: vijf jongens en vier dochters. In 1976 onderging mevrouw Van den Belt een zware operatie aan een kankergezwel achter het gehoorbuisje. Daarna was haar gehoor aan één kant verdwenen, haar evenwicht weg en kon ze alleen nog maar fluisteren. „Pas 25 jaar later kon een KNO-arts dat laatste verhelpen; nu praat ik weer redelijk.”

Na het overlijden van haar man in 1991 verhuisde mevrouw Van den Belt naar een seniorenwoning in Rijssen. Toen ze daar enkele keren ’s nacht onwel werd, besloot ze, in overleg met twee dochters uit te kijken naar een zorgwoning. Dat werd in 2007 een appartement van in het Rijssense Maranatha. „Het heeft een mooi uitzicht, een lekker warme kamer, een fijne douche. En de verzorgers zijn heel belangstellend en denken goed mee.”

Tot begin dit jaar had ze geen zorg nodig, vertelt ze enigszins trots, maar dit voorjaar werd ze ziek. Sindsdien heeft ze een kortdurende indicatie: „Twee keer per dag komen ze mijn ogen druppelen en een praatje maken. En als er ’s nachts iets is, kan ik Maranatha bellen en kunnen mijn dochters thuis blijven.”

Terug naar ’s-Gravenzande wil ze niet meer. „Ik heb het hier goed naar m’n zin. Elke morgen is er een dagopening, elke vrijdag een weeksluiting, er zijn zangavonden met een mannenkoor. Als ik naar de oude dag van mijn eigen vader kijk, wat ben ik dan rijk. Ik ben een tevreden mens. God alleen de eer.”

voor meer artikelen van Cedrah, RST en Sirjon.

Dit artikel is partnercontent. De inhoud valt buiten de verantwoordelijkheid van de redactie van het Reformatorisch Dagblad.
Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer