Keet en kerk
’s Zaterdags in de keet, ’s zondags in de kerk. Jongeren in zelfgebouwde keten op het platteland slaan op één avond grote hoeveelheden alcohol achterover. Overmatig drankgebruik in schuren, caravans of andere bouwsels gaat zeker reformatorische jongeren niet voorbij. Het lijkt een ongelijke strijd tussen keet en kerk.
Zaterdagavond 22.00 uur. Bij de keet ”Biggenhok” in Putten staan achter een hoop zand wat scooters. Her en der verspreid liggen een paar fietsen. De beats van de muziek zijn buiten de keet al te horen. Bij de ingang van de oude caravan zitten twee jongens diep in hun kraag gedoken achter een ton waarin een vuur brandt. Ze mompelen een korte groet. Binnen kondigen ze de komst van „twee gasten van de krant” aan.
Het Biggenhok is een keet waar veel reformatorische jongeren samenkomen. Zaterdagavond in de keet, ’s zondags in de kerk. In de keet ziet het blauw van de sigarettenrook. Rechts is een bar en links staan wat bankstellen. Aan de wand hangt een aankondiging voor een muziekfeest. Ruim tien jongeren, onder wie drie meisjes, zitten allemaal aan de bar. De meesten hebben een pilsje voor zich.
Praten over hun drankconsumptie willen ze niet. „Jullie als kranten verdraaien toch alles en schrijven niet precies op wat wij zeggen. Wij praten niet meer met jullie”, zegt een stevig gebouwde jongen die zich nadrukkelijk opwerpt als leider van de groep. De rest van de keetgangers grijnst en schaart zich achter hem. Als een andere jongen uiteindelijk toch iets wil vertellen over het aantal flesjes bier dat hij op een avond als deze drinkt, snoeren de anderen hem gelijk de mond.
Duidelijk is dat de keetgangers niet zitten te wachten op nog meer media-aandacht. Ze willen verder met ’hun’ avondje. Een van hen draait de muziekknop tot maximale decibellen. De boodschap is duidelijk: wegwezen. Als het hun niet snel genoeg gaat, wordt de jongen met de grootste mond zelfs nog even handtastelijk.
Fanta
Hoe anders is de ontvangst de woensdagavond erna in een keet in het buitengebied van Kootwijkerbroek. Het onderkomen bevindt zich in een afgetimmerd stuk loods achter een huis. De muziek staat uit, de televisie aan. Voetbal. Aan de wanden hangen wat posters met schaars geklede dames. Langs de muren staan de bierkratten hoog opgestapeld. Aan de bar zitten William (23), Joop (27), Gert (23), Jos (24), Wilger (24). Barman Barry (24) schenkt vanavond. „Ook een biertje, of wat anders?” vraagt hij vriendelijk.
De jongens, allen lid van de Gereformeerde Gemeenten, komen hier elke avond, behalve op zondag. Ze hebben zich geërgerd aan de volgens hen zwaar overdreven berichten in de media over het alcoholgebruik in de keten. „Sommige media meldden dat de jongeren in keten zich iedere avond helemaal volgieten. Onzin, want op doordeweekse avonden drinken we hoogstens twee of drie flesjes”, zegt Jos. „Alleen op vrijdag- en zaterdagavond drinken we stevig. Dat kunnen soms wel tien tot twaalf flesjes bier zijn.”
William valt wat dat betreft uit de toon. „Ik drink doordeweeks fanta en in het weekend hooguit twee of drie biertjes op een avond.”
Sinds hun zeventiende zijn de heren vaste gast in de keet. „Anderen zijn getrouwd en komen hier niet meer zo vaak”, aldus Wilger. „Wij hebben het hier gewoon gezellig.”
Wilger heeft het idee dat alle ophef in de media ermee te maken heeft dat de overheden de keten willen sluiten. „Ze willen van ons af, omdat de horeca bang is inkomsten mis te lopen. Daar is het hun allemaal om te doen.” Gert denkt dat het alcoholgebruik in de keten niet veel anders is dan in een kroeg of sportkantine. „En waarom pakken ze die dan niet aan?”
Tien flesjes op zaterdagvond is toch heel veel? Barry vindt dat onzin. „Ik ken maar weinig gevallen van mensen die aan de drank zijn overleden. En een gevaar in het verkeer vormen we niet, want als we na het keetbezoek op zaterdagvond nog gaan stappen, laten we ons rijden door een taxi.” Jos valt hem bij. „De politie controleert hier erg streng, dus je laat het wel uit je hoofd om met drank op te gaan rijden.”
Zondag
De bezoekers van de Kootwijkerbroekse keet gaan in het weekend na hun verblijf in hun honk nog uit. „Soms zijn we hier al op zaterdagmiddag”, zegt Joop. „Gezellig onder elkaar.” Jos vult aan: „We kijken hier wat televisie of video’s met wat pilsjes erbij. En soms leggen we een kaartje. Daarna gaan we nog naar discotheek Hent uut ’t Zaand in Wekerom of naar het refocafé in Nijkerk.”
Na een bezoek aan de disco zijn de heren niet eerder thuis dan om een uur of drie zondagochtend. „Ik heb er geen moeite mee”, zegt Wilger, terwijl hij een sigaret aansteekt. De anderen knikken instemmend.
„Tot een bepaalde leeftijd probeerde ik voor m’n ouders nog een beetje op tijd thuis te zijn. Ik had dan ook een beetje een schuldgevoel als ik laat thuis kwam. Maar nu ben ik ouder en doet het me niet zo veel meer. Wel ervaar ik het als liefdevol dat ze op me wachten”, moet Wilger toegeven. „En ik zit 49 van de 52 zondagen per jaar gewoon twee keer in de kerk. Maar vaak genoeg dat ik achteraf denk dat ik net zo goed niet had hoeven gaan.”
Zaterdagavond uit, zondag met een kater in de kerk. Hoe is dat te rijmen? Wilger: „Ik zit in de keet en ik ga uit zolang ik geen schuldgevoel heb of m’n geweten gaat spreken. M’n ouders roepen me uit bed en ik ga ook gewoon naar de kerk. Ik woon nog thuis en vind dat ik dan ook gewoon hoor te gaan. Ik ben er van jongs af aan mee opgegroeid.”
Zo denkt Jos er ook over. „De reden dat ik nog ga, is vooral gewoonte. Bovendien zie ik in de kerk vaak oudere mensen die zaterdagvond niet zijn wezen stappen, maar die tijdens de preek net zo goed zitten te knikkebollen.”
William vindt het een groot verschil of hij voor twaalven thuiskomt „zo dronken als een kanaal”, of om halftwee ’s nachts „redelijk nuchter en de volgende dag fit in de kerk.”
Tussenweg
Als reden voor hun uitgaansgedrag en levensstijl noemen de jongens vooral het avontuur. Wilger: „Als je jong bent, zoek je wat. Iedere ouder ziet denk ik het liefst dat zijn kind thuis zit. Er zijn maar een paar van zulke jongeren.”
William denkt dat het uitgaansgedrag en de levensstijl vooral te maken hebben met wie je vrienden zijn. „Wij kennen elkaar allemaal nog van school. We trekken al jaren samen op.” Jos: „Je wilt wel netjes leven, maar dan wordt het saai. Daar komt het op neer.” Barry: „Er zijn maar twee wegen, dat weet ik ook wel. Iets er tussenin is er niet, terwijl je daar eigenlijk wel naar zoekt.”
In het bezoeken van de jeugdvereniging zien de jongeren geen alternatief. „Daarover heb ik m’n conclusies al getrokken”, zegt Joop. „M’n zusjes gingen naar de jeugdvereniging, maar waren er al heel snel van genezen. Ze gingen nog liever thuis zitten. Het leek volgens hen net een catechisatie-uur.” „Bij ons in de kerk worden altijd bijbelstudies gehouden”, zegt William. „In de hervormde gemeente hebben ze ook ontspannende avonden of een spelavond. Dat trekt denk ik veel meer.”
De andere jongens hebben echter niet de illusie dat spelavonden van de kerk hen uit de keet kunnen halen. „We zitten hier al jaren. Je gaat dan niet snel terug naar de club of de vereniging”, zegt Wilger. „Die drempel is dan erg hoog. Wij zijn vergroeid met onze keet.”
Klik hier om de reacties van twee predikanten, een jeugdouderling en een jeugdwerkadviseur te lezen.
Dit artikel staat in het Reformatorisch Dagblad.
Reacties (31)
Willianne bezorger | dinsdag 6 september 2005 - 20:20 | ![]() |
aantal posts:44 | even denken hoor...heb nl oowk wel zin in een goede stelling...ma kan zo ffies niet wat bedenken, als k er één weet zet ik m er wel op |
powergirl bezorger | woensdag 26 oktober 2005 - 20:17 | ![]() |
aantal posts:33 | ME: ben jij dan iemand die het op wil zoeken? ik zou het niet in mijn hoofd krijgen om die ransige dingen op te zoeken.... |
leeuwtjuh bezorger | zaterdag 28 oktober 2006 - 19:22 | ![]() |
aantal posts:1 | die mense doen net of ze zelf nie jong zijn gweest zielig or!! |