Dienen in een verdrietige tijd
Begrafenisondernemer. „Ik mag dienend bezig zijn bij mensen die een moeilijke periode doormaken. Ik probeer naast de verdrietige nabestaanden te staan.” G. Wegenaar over de mooie en de moeilijke kanten van zijn beroep.
Wegenaar zit bijna twee jaar in het vak. Zijn vorige baan was heel anders: hij werkte als vertegenwoordiger bij het Reformatorisch Dagblad. „Ik ben er een beetje ingerold. In 1996 vroeg iemand op mijn mannenkoor of ik wilde helpen als drager bij een begrafenis.” De uitvaart was geen onbekend terrein voor Wegenaar. „Toen ik twintig was, hielp ik soms ook met het dragen van een kist. De vader van een vriend was toen begrafenisondernemer.”
Wegenaar stemde toe en hielp zijn zangcollega met dragen. In die tijd deed hij dat alleen op zaterdag. „Ik begon eigenlijk vanzelf meer te doen in het vak. ’s Avonds hielp ik met de laatste verzorging van overledenen en met een compagnon startte ik een begrafenisonderneming.” Sinds vorig jaar heeft Wegenaar een eigen begrafenisonderneming in Veenendaal.
Crematie
Op een steen naast de voordeur staat: ”G. Wegenaar. Christelijke begrafenisonderneming.” Dat wil Wegenaar ook uitstralen: christelijk. Het houdt voor hem in dat hij crematies weigert. „Ik kan voor mezelf niet verantwoorden dat ik een crematie leid. Als mensen me daarvoor vragen, dan verwijs ik door naar een collega.”
Niet alleen een crematie, maar ook een begrafenis kan nog elementen bevatten die voor Wegenaar twijfelachtig zijn. „Het kan gebeuren dat familie een cd van Marco Borsato wil draaien. Dat vind ik heel moeilijk. Een dergelijke situatie is overigens nog niet voorgekomen. Dat komt ook doordat 95 procent van de begrafenissen die ik leid in reformatorische kring plaatsheeft.”
Achtergrond
Als Wegenaar gevraagd wordt als begrafenisondernemer, bezoekt hij eerst de rouwende familie. „Ik kom dan op een hectisch moment binnen. De familie is verdrietig en moet toch veel dingen regelen. Daar help ik dan bij. Als ik weet welke predikant tijdens de dienst zal voorgaan, bel ik hem om de tijd af te spreken. Daarna stellen de familieleden de rouwkaart op. Dat is iets persoonlijks; ik hoop dat zij die echt naar hun wens maken. Men leeft in een roes, is verdrietig en verslagen. Een kaart opstellen is dan zwaar. Ik wil er ook bij helpen als zij er niet uitkomen.” Toch blijft Wegenaar op zo’n moment op de achtergrond. „De tekst moet iets van de mensen zijn; de kaart moet daarom niet te gehaast weggaan.”
De begrafenisondernemer bekijkt of er op de gewenste dag nog plaats is voor een begrafenis. De uitvaart plant hij het liefst op de laatst mogelijke tijd van die dag: „Het kan anders gebeuren dat andere mensen in de aula van de begraafplaats reeds een dienst hebben, terwijl de eerste familie nog aan het graf staat. Mensen moeten voldoende tijd hebben tijdens de begrafenis. Zo’n dag is toch al heel zwaar. Het is belangrijk voor de verwerking dat de plechtigheid in rust gebeurt, niet in haast.”
Hechte band
Tijdens de dagen voor de begrafenis en de dag van de uitvaart heeft Wegenaar intensief contact met de nabije nabestaanden. „Een familie omschreef me als een broer, zo’n hechte band krijg je in die dagen. Het is daarom soms moeilijk om de familie na de plechtigheid los te laten. Drie weken later kom ik dan nog een keer, om de dankbetuiging te verzorgen en om over de steen te praten. De familie is daar dan pas aan toe; eerder staat hun hoofd niet naar die zaken. De meeste mensen vinden het fijn als de begrafenisondernemer meegaat naar de steenhouwerij. Op die manier is de uitvaartondernemer ook contactpersoon.” Dat waardeert Wegenaar in zijn werk: „Het dienend bezig zijn voor verdrietige, verslagen familieleden.”
Uiteraard kent het vak ook zijn moeilijke kanten. „Je wordt dagelijks met de dood geconfronteerd, dat laat je niet koud. Het is niet zo dat je gehard wordt. Van de zomer moest ik begrafenissen leiden van jongeren en ik stond ook aan het graf van een babytje. Dat is heel moeilijk.”
Mensen schuiven de dag van hun dood zo ver mogelijk weg en sluiten hun ogen ervoor, zegt Wegenaar. „Begrijpelijk. Vaak denk ik als ik bij een baar sta: Wat een wonder dat ik daar nog niet lig. Ik ben niets beter.”
Opleiding
Bij de Stichting Vakopleiding Uitvaartverzorging is een cursus op te vragen om uitvaartondernemer of -begeleider te worden. Beide opleidingen duren een jaar en zijn thuis te volgen. Tijdens de cursus zijn er drie excursiedagen: naar een begraafplaats, naar een crematorium en naar een uitvaartcentrum.
Er zijn verschillen tussen beide cursussen. Bij de uitvaartbegeleiding ligt de nadruk op het werken in een uitvaartbedrijf: de ondernemer leert hoe hij zijn bedrijf moet beheren. Naast deze cursussen is ook de opleiding restauratietechnieken en piëteitvolle verzorging van overledenen te volgen. Hierbij gaat het om de laatste verzorging.
„Als begrafenisondernemer moet je een zekere hoeveelheid tact, bemiddelings- en organisatievermogen hebben”, zegt Wegenaar. „Ken de gebruiken van de kerken, respecteer de regels van de kerkenraad tijdens een rouwdienst. Het is belangrijk om als begrafenisondernemer in die paar dagen altijd bereikbaar te zijn. Niet op de voorgrond, het is zo’n persoonlijke aangelegenheid, maar de familie moet voelen dat je er voor hen bent.”
Reacties (2)
hoog bezorger | vrijdag 8 december 2006 - 15:34 | |
aantal posts:12 | is dat moeilijk |