Uitkijken naar de koffiekar
Met een rammelende koffiekar loopt Geeziena Bos door de gangen van verpleeghuis De Wijngaard. De bewoners kijken op. Is het nu al halfdrie?
Sinds anderhalf jaar is Geeziena voedingsassistente in het verpleeghuis in Bosch en Duin. Samen met een collega zorgt ze er op afdeling Zon voor dat de bewoners op de juiste tijd hun eten en drinken krijgen.
„Op mijn afdeling zitten vooral somatische bewoners, mensen die lichamelijk niet meer goed uit de voeten kunnen”, zegt Geeziena. „Enkelen van hen zijn door een hersenbloeding halfzijdig verlamd.” Sommige bewoners hebben hulp nodig bij het eten en drinken. „Maar op mijn afdeling wordt er van alles aan gedaan om te zorgen dat de mensen weer zelfstandig kunnen eten.”
Vooral verzorgenden helpen bewoners bij het eten. Officieel is het ook een taak van de voedingsassistente. „Maar ik heb daar erg weinig tijd voor. Vandaar dat ik het alleen doe als het te druk is voor collega’s. Familieleden helpen niet vaak met eten geven, omdat ze er niet vaak rond etenstijd zijn. Wel krijgen de mensen veel bezoek. Zelf werk ik alleen overdag, dus ik zie lang niet alle bezoekers. Maar ik denk dat er ’s avonds ook vaak mensen komen.”
De 19-jarige heeft een vastgestelde dagindeling. „Om halfacht moet ik beginnen. Een uur later krijgen de mensen hun ontbijt. Ze kunnen ter plekke kiezen wat ze willen eten en ik smeer het brood voor hen. Om negen uur is het ontbijt klaar. Dan breng ik de vaat naar de centrale keuken. Het bestek blijft in de kleine keuken op de afdeling.” Om tien uur doet ze een koffierondje langs de dertig bewoners. „Sommigen hebben extra energie en eiwitten nodig. Zij krijgen er een pakje drinken met voedingsstoffen bij.” Na het koffierondje moet ze fruit schoonmaken, het bestek uitdelen voor het middageten en tafels dekken.
De warme maaltijd komt rond twaalf uur. Samen met een kok, die het eten opschept, gaat ze langs de bewoners, die op dat moment kunnen kiezen wat ze willen eten. Daarbij moet Geeziena wel op de diëten letten. „Ik beslis niet wat ze wel of niet mogen eten. Maar ik stimuleer hen wel om bepaalde voeding te nemen.” Als mensen om een onbekende reden niet willen eten, krijgen ze toch een bord met eten voor zich. „Het is altijd mogelijk dat ze vijf minuten later wel wat willen. Het is hun eigen keus. Ik kan ze niet dwingen te eten. Maar ik probeer ze wel te stimuleren.”
Sommige bewoners willen niet eten omdat ze ziek of misselijk zijn. „Ik maak dan wel eten voor ze klaar, maar ik bewaar het dan in de keuken. Het is niet prettig om eten in de buurt te hebben als je je ziek voelt.” Wanneer ze merkt dat mensen te weinig of verkeerd willen eten, overlegt ze met een diëtiste. Na het eten wordt de vaat opgehaald en gewassen. En om halfdrie is het theerondje.
Opleiding
Voordat de inwoonster van Lage Vuursche bij De Wijngaard aan de slag ging, deed ze de opleiding vbo-verzorging. „Ik wist niet wat ik na school zou willen doen, totdat ik een advertentie van De Wijngaard in de krant zag staan. Er werden voedingsassistenten gevraagd en dat leek me wel wat.” Een vereiste was wel dat ze één dag in de week naar school ging. In het verpleeghuis zelf kreeg ze bovendien een interne opleiding.
De opleiding volgde ze bij het Instituut voor Bedrijfs- en Vakopleidingen Gildevaart in Nieuwegein. De cursus duurt gewoonlijk twee jaar, maar Geeziena volgde een verkorte route en rondde hem binnen een jaar af. De lessen, die gewoonlijk in Nieuwegein worden gegeven, kreeg ze in een verpleeghuis in Amersfoort. Daar zat ze samen met zo’n twaalf anderen, waaronder twee collega’s van De Wijngaard. „Het zijn er inderdaad wel heel weinig, ja. Het instituut zou eigenlijk dit jaar al stoppen met het geven van deze cursus, maar ze zijn nog even doorgegaan.” Momenteel is de laatste groep in opleiding als voedingsassistente. Hierna valt definitief het doek. Wie nu voedingsassistente wil worden, is aangewezen op de opleiding facilitaire dienstverlening.
Twee maanden geleden haalde Geeziena haar diploma. „Ik vond het een vrij gemakkelijke opleiding. Het was heel praktijkgericht. We kregen geen vakken als Engels en Nederlands.” Volgens Geeziena sluit de opleiding ook volledig aan op haar werk in het verpleeghuis. „Ik moest vier deelkwalificaties halen en een map met praktijkopdrachten doorwerken. De deelkwalificaties waren voeding, begeleidende werkzaamheden, huishoudelijke verzorgende werkzaamheden en het basiscertificaat zorg.”
Er zit geen vervolg aan deze opleiding. Toch wil Geeziena verder leren. „Ik wil liever verzorgende worden en bijvoorbeeld in een ziekenhuis werken.”
Band
Van het werk vindt Geeziena het minst leuk dat het ondergewaardeerd wordt. „Je wordt vaak gezien als een koffiejuffrouw, terwijl je toch veel meer bent dan dat. Daar staat tegenover dat het contact met de bewoners weer wel erg leuk is. „Je bent constant met bewoners bezig. Daardoor bouw je een band op met de mensen. Ze vertellen vaak over vroeger. Maar ook maken ze praatjes over het weer en over het werk waar je mee bezig bent. Het is wel jammer dat er lang niet altijd tijd is voor contact met de bewoners. Maar soms moet je daar gewoon tijd voor vrijmaken.”
Het kan af en toe moeilijk zijn wanneer mensen overlijden, maar Geeziena staat er niet te lang bij stil. „Je moet daar goed mee om kunnen gaan, anders kan je niet in een verpleeghuis werken. Sommige mensen overlijden een week nadat ze hier zijn gekomen. Anderen zitten er al zo lang als ik hier werk. Als die overlijden, doet je dat al iets meer.”
De meeste bewoners zijn ouder dan zestig jaar. Voor hen is met name het middageten een belangrijke gebeurtenis. De warme maaltijd is bewust ’s middags. Dat is makkelijker voor het personeel en beter voor de bewoners. ’s Avonds hebben zij geen behoefte meer aan een zware maaltijd. Voor mensen die vaak ziek of misselijk zijn, is eten soms een straf. Maar de meesten kijken uit naar elke maaltijd. „Je merkt dat ze je graag zien langskomen, want je brengt altijd wat lekkers mee.”
Er zijn nog geen reacties geplaatst.