Altijd opwinding rond prinselijk verleden
Verschillende publicaties waarin de naam van prins Bernhard wordt genoemd, hebben in de achterliggende zestig jaar met een zekere regelmaat forse commotie losgemaakt in de Nederlandse samenleving. De laatste opwinding dateert van november 2004.
Voor dr. Gerard Aalders van het Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie (NIOD) begon het ’Bernhard-drama’ in 1996 met de publicatie van ”De affaire-Sanders”. ”De affaire-Sanders” was een studie die Aalders met Coen Hilbrink had uitgevoerd naar de handel en wandel van Wim Sanders, oud-politieman te Enschede. Hilbrink en Aalders werden van meet af aan zwaar onder druk gezet om het een en ander rond prins Bernhard weg te laten, ook al stonden die voor hen als een paal boven water en konden ze de door hen aangevoerde feiten met bewijzen staven. Aalders trof bijvoorbeeld in 1993 op documenten in het archief van het State Department in Washington aan dat de prins lid was van de NSDAP. In ”De affaire-Sanders” werd dat partijlidmaatschap als een gegeven gepresenteerd. Het weerwoord van de prins luidde dat hij tijdens zijn studie in Berlijn slechts lid was van de Motor-SA, Fliegersturm en Motor-SS.
In Aalders boek ”Leonie. Het intrigerende leven van een Nederlandse dubbelspionne” (2003) staat het spraakmakende hoofdstuk 14. Dat ging over de beruchte ’stadhoudersbrief’ van prins Bernhard. De Rijksvoorlichtingsdienst trok fel van leer omdat prins Bernhard zou worden belasterd. „Oude verhalen winden Bernhard nog steeds buitensporig op”, reageerde Aalders tegenover deze krant. „Hij voelt zich in zijn professionaliteit aangetast.”
Of het nu over King Kong ging of over zijn lidmaatschap van de NSDAP, de prins is tot op het laatst van zijn leven blijven ontkennen. Dat gebeurde ook in november 2004. De 93-jarige prins ontkende dat hij zich ooit als lid van de NSDAP heeft aangemeld. Hij deed dat in een reactie op het verschenen stripboek ”Agent Orange”, waarin een kaart is afgedrukt die het lidmaatschap van de nazi-partij aantoont.
„Ik heb nooit zo’n kaart gehad”, stelde de prins. „En ik betreur het dat er geen getuigen meer zijn die mijn gelijk kunnen bevestigen.” De auteurs van het boek, Erik Varekamp en Mick Peet, zeiden echter dat grondige documentatie ten grondslag ligt aan het eerste deel van de striptrilogie over het leven van de prins. Zij raadpleegden onder anderen Aalders. Ook die kan aantonen dat de prins van 1 mei 1933 tot de dag voor zijn huwelijk met prinses Juliana, op 7 januari 1937, lid van de NSDAP.
Gerard Aalders: „Het is het goed recht van de prins dat hij het lidmaatschap ontkent, maar dat neemt niet weg dat hij bij volle verstand NSDAP-lid is geweest. Beter zou zijn als hij het gewoon een keer zou toegeven.” In een recente Duitse publicatie trof Aalders een pikant detail aan. Het geslacht Zur Lippe was met achttien leden de op een na grootste leverancier van adellijke namen voor de NSDAP. Al in 1928 werd de eerste Zur Lippe lid van de NSDAP. Alleen de Hohenzollerns overtroffen dat met twintig leden. In de tijd van de Republiek van Weimar steunde een deel van de Duitse adel Adolf Hitler omdat zij hem als een bruikbaar instrument zagen om hun militaire positie te handhaven. Zo was prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld ook lid van de NSDAP.
Er zijn nog geen reacties geplaatst.