Een hoogst onconventionele prins
Avonturier, soldaat, entrepreneur en ambassadeur. Deze etiketten doen recht aan de flamboyante persoonlijkheid die prins Bernhard was. Saai is zijn leven nooit geweest.
Prins Bernhard was er de persoon niet na om een kleurloos bestaan als ”echtgenoot van” te leiden. In tegenstelling tot zijn vrouw Juliana, met wie hij een huwelijksband van 67 jaar had, was hij een man van de wereld. Onconventioneel, en, zoals vrienden zeggen, „easy going.” Juliana vond het diep in haar hart helemaal niet leuk prinses te zijn. Maar Bernhard had als kind al het gevoel dat het prettig was om als prins op de wereld te komen. Juliana was dol op haar man, die zich van het protocol als het hem uitkwam weinig aantrok.
Kenmerkend voor Bernhard was zijn enorme levenswil. Die hielp hem er bovenop te komen als hij door een ernstige ziekte of ongeval de dood in de ogen had gezien. „Altijd als ik er beroerd aan toe was heb ik de absolute wil gehad weer beter te worden.”
De levenslust hielp hem op momenten dat de schaduwzijde van het prins-gemaal zijn, het gebrek aan privacy, groter was dan de positieve kant ervan. Om medelijden vroeg hij overigens niet. Over de weinige privacy moest je niet te moeilijk doen. vond hij. „Je weet dat vanaf de dag dat je er aan begint. Je weet van te voren ook dat je in deze functie bepaalde dingen moet doen die je eigenlijk niet nodig vind.”
„Ik ben een realist”, zei hij van zichzelf. „Je zou me een idealist kunnen noemen in die zin dat ik me ethisch en moreel verbind aan alles wat ik zeg en wil. En dat we -en dan bedoel ik mezelf, mijn vrienden en andere gelijkgestemden- voor de natuur moeten blijven vechten, want als we dat niet doen, gaat de wereld onherroepelijk ten onder. We moeten blijven vechten, telkens weer. En ook al bereiken we zeker niet alles wat we willen bereiken, we bereiken toch veel.” (Margriet 2000)
Bernhard had een afkeer van begrafenissen. Hij werd daarin niet begrepen. Zo bleef het lang onzeker of hij de begrafenis van zijn eigen vrouw Juliana, maart 2004, zou bijwonen. Hij kwam uiteindelijk wel naar Delft, als een oude veteraan. Alleen. Hij wankelde aan de arm van zijn dochters toen hij de trap naar de crypte afdaalde. „Als het kan mijd ik begrafenissen. Ik hou er niet van. Toen ik net getrouwd was, ben ik met mijn vrouw naar een begrafenis van een hofdignitaris geweest. Daar moesten we meer dan een uur lang naar speeches luisteren. Van zijn bridgegenootschap tot zijn jagersvrienden. Vreselijk. Ik heb toen tegen mijn vrouw gezegd, als dat in Nederland de gewoonte is, ga ik nooit meer naar een begrafenis”, zei hij tegenover de Telegraaf in 2001. Bij de doop van zijn achterkleinkind Amalia in juni 2004 was hij niet aanwezig.
De prins liet zich kennen als een prins en hield op zijn tijd van de rode loper en een uitbundige ontvangst. „Ik ben gelukkig zo geprivilegieerd dat ik me als het echt noodzakelijk is langs de files kan laten rijden.”
Zijn taalgebruik was ongebruikelijk. Bij de dood van zijn vriend Sonderman: „Het was meteen poef paf over.” En: „Ik heb het geluk gehad, en dat kun je echt geluk noemen, dat ik door mijn kleinkinderen niet beschouwd word als een ouwe zak.”
In een open brief in de Volkskrant sloeg de prins begin januari 2004 terug naar degenen die hem met allerlei aantijgingen het leven zuur maakten. Nog één keer, zo leek het, wilde hij de dingen rechtzetten. Hij had daarbij wel zo veel realiteitszin dat hij besefte niet alle onware verhalen over hem de wereld uit te kunnen helpen. „Dat zou heerlijk zijn, maar ik verwacht het niet. Ik vond het mijn plicht eindelijk iets te zeggen en daar ben ik zeer happy mee. Dat ik wellicht weer nieuwe reacties uitlok, interesseert mij eerlijk gezegd geen bal.”
Het heeft de prins pijn gedaan dat hij na de Lockheed-affaire zijn uniform niet meer mocht dragen. Hij vertelde vriend Steensma dat hij zijn uniform met alle regalia nog een keer zou aanhebben. „Als ze me naar Delft dragen, dan ga ik niet in jacquet.”
Af en toe mengde de prins zich resoluut in het maatschappelijk debat. Zo had hij de gewoonte om als iets in de samenleving hem hevig bezighield De Telegraaf te bellen. In 2002 was hij boos over de vervolging door Justitie van twee Amsterdamse medewerkers van Albert Heijn die een overvaller overmeesterden. In een telefoongesprek met de hoofdredactie van De Telegraaf liet een verontwaardigde prins weten zelfs bereid te zijn een eventuele boete voor het tweetal te betalen. „Ik ben echt kwaad”, aldus prins Bernhard. „Ik vind het schandalig wat hier gebeurt. Dat mag u publiceren, want iedereen mag weten hoe ik hierover denk.” De prins wil niet uitsluiten dat de twee medewerkers van de supermarkt te veel geweld hebben gebruikt. „Ik weet natuurlijk ook wel dat bepaalde dingen niet mogen, maar aan de andere kant zeg ik: „Goed zo, goed zo.” Ik vind het fantastisch wat deze mannen hebben gedaan.”
Er zijn nog geen reacties geplaatst.