Wél-sprekend
We bezitten in dit wonderlijke land een groot aantal instituten. Zo las ik onlangs in deze krant een artikel van de directeur van het Nederlands Debat Instituut. Hij vindt dat de democratie lijdt onder een gebrek aan welsprekendheid. Zijn constatering is onthutsend evident. De klachten over saaie en onverteerbare debatten in de politiek zijn immers niet van de lucht. En als iemand al een boeiend betoog houdt, zijn er wel weer de onvermijdelijke pelsluizen die om de interruptiemicrofoon klitten. Het gaat er immers vandaag meer om dat je gezien wordt dan gehoord. Maar constructieve politiek is gebaat bij mensen die hun meningen doordacht en welsprekend te berde brengen.
In de kerken waren er altijd dominees die men betitelde als (s)preektijgers. Dat was een woord met een negatieve bijklank: het tekende een bepaalde overgang in de waardering van de welsprekendheid. Was je een preektijger, dan zweefden er begrippen rond als machinaal, geolied, effectbejag, degradatie van het gehoor tot een kerkelijk publiek en van de kerkruimte tot een theater. Dat waren de dagen waarin ‘we’ mannen ‘hadden’ zoals A. H. den Hartog, G. Wisse en Gabe van Duinen.
Die ‘hebben we’ intussen niet meer, afgezien van de vraag of deze predikers de kwalificatie van preektijgers verdienden. Er is een andere tijd aan komen sluipen. De grote sprekers zijn van hun sokkel gehaald. Op zich misschien niet erg, maar er is meer aan de hand. Want zoals het gebrek aan welsprekendheid een gevaar is voor de democratie, is het dat ook voor de prediking.
Veel mensen vinden het vandaag fijn als dominee zo wat praat vanaf de preekstoel. Een beetje luchtig, niet zo zwaar en vooral niet zo moeilijk. Leuk (o, dat akelige woord!) als hij zijn preek(je) van tijd tot tijd –maar er ís niet zo veel tijd– lardeert met een grap en een geintje waarom we met mekaar leuk kunnen lachen. Ik constateer soms ook van dat quasigehakkel, dat moet suggereren dat de dominee het natuurlijk ook allemaal niet zo zeker weet. Want niets is erger(lijker) dan van die stellige preken waarbij het lijkt alsof de dominee je iets wil opdringen. Stel je voor, zeg. Die man heeft de waarheid niet in pacht hoor.
Nee, dat heeft hij gelukkig ook niet. Intussen dient hij wel een vaardig getuige te zijn van de Waarheid die in Christus is. Daarbij wordt de geloofwaardigheid van de boodschap niet bepaald door sprekerstalent. Maar het is buiten kijf dat aan de preek de grootst mogelijke zorg moet worden besteed. Dan gaat het om dingen zoals een goede exegese, een heldere opzet, duidelijke lijnen, een boodschap die to the point aan je hart wordt gelegd en eropuit is je ziel te raken. Zo’n preek komt niet tot stand als we wat kanttekeningetjes maken bij een (te) groot gedeelte en evenmin als we teksten gebruiken als paardjes voor het karretje met altijd dezelfde vracht. We moeten de welsprekendheid niet versmaden maar voorstaan, niet als doel maar als middel.
Ooit zat ik onder het gehoor van een oude dominee. Meer dan dertig jaren was hij zendeling geweest. Nee, een boeiend redenaar was hij niet. Maar wél-sprekend, dat zeer zeker. Efeze 2:1. Lees maar. Hij sprak wat hij wist. Dat is het grote geheim.
Ds. A. Beens, Barneveld