Kerkenradeloos
Hoe komt men aan een dominee? Die beroep je gewoon. Klaar. Ja, dat dacht u! Om te beginnen heet heel het gedoe omtrent het krijgen van een nieuwe dominee niet voor niets het beroepingswérk. En, lieve mensen, geloof me, daar komt tegenwoordig wat voor kijken.
In sommige gemeenten zijn ze lang niet van zins om over één nacht ijs te gaan. Je moet er minstens een Elfstedentocht over kunnen rijden. Over dat ijs bedoel ik. Het kunnen trouwens gemakkelijk elf steden (of dorpen) worden die aangedaan worden in het zoekproces dat beroepingswerk heet voor en aleer er eindelijk een keuze wordt gedaan. En dan moet je nog maar hopen dat de goede man die uiteindelijk uit allen uitverkoren werd, niet bedankt.
Mij kwamen enige regelen onder het oog in het gemeentenieuws van een deeltje van ’s Heeren wijngaard dat binnen afzienbare tijd herderloos wordt. Ter lering en vermaak geef ik u inzage in –uiteraard nog maar een deel(tje) van– de procedure. Haal diep adem. Daar gaan we.
Er is een gemeenteavond belegd: wel 120 personen geven acte de présence. Een mooi getal, nog Bijbels ook. De concepten van een profielschets van een nieuwe predikant komen aan de orde, benevens de werkwijze van de beroepingscommissie. U ziet dat ijs van daarnet voor u? Maar we zijn er natuurlijk nog lang niet. Die avond wordt er in maar liefst veertien groepen gediscussieerd, waarna alles uitvoerig plenair werd geëvalueerd. Ja, je moet tegen een moeilijk woordje bij zoiets niet opzien.
De rapportages worden gebundeld en tot een uitgebreid verslag gemaakt. En zie, het geweldige is geschied: de kerkenraad heeft de concepten op een aantal punten bijgesteld. En u raadt het natuurlijk al: je kunt er dan absoluut nog geen punt achter zetten.
In een later stadium wordt de definitieve tekst van de concepten (hallo, bent u daar nog?) vastgesteld. Daarna wordt de bezetting van de beroepingscommissie gerealiseerd en ten slotte kan dan, naar men hoopt, de commissie geïnstalleerd worden. Zegt u nou nooit meer dat het beroepen van een dominee geen wérk is. Daar ben je heel wat avonden mee van de straat. Maar je hebt een ijsvloer waar je wel met een tientonner overheen kunt. En dan te bedenken dat je als beroepingscommissie –uiteraard gemeentebreed samengesteld– dan nog van start moet gaan.
Je zou toch kerkenradeloos worden als het zo moet? En wat te denken van alle predikanten die aanvankelijk in de race zijn en vreemde gezichten zien (voor alle duidelijkheid: ik bedoel hiermee de hoorcommissies), soms meerdere malen, maar voor wie het beroep toch een fata morgana blijkt?
En áls je een beroep krijgt, dan begin je ook aan een mijl of zeven voordat eindelijk de beslissing daar is. Vijf weken is tegenwoordig geen uitzondering. Zouden de kerkenraden het nu zó moeilijk moeten maken? Zijn wij ouderlingen en diakenen of zijn wij managers? Zijn de dominees kerkelijke klusjesmannen of zijn zij dienaren van het goddelijke Woord? Advies voor een profielschets? „Predik het Woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en léér!”
Ds. A. Beens, Barneveld