COLUMN MAX: Eurofeestje
Op 1 januari 2002 deed ik iets wat ik anders nooit doe op 1 januari: geld uit de muur halen. Er kwamen die dag voor het eerst euro’s uit de gleuf. Euro’s ja, geen euri, zoals sommigen waanwijs volhouden. Wie euri zegt, moet ook auti en foti gebruiken als meervoud van auto of foto. Meervouden met i bestaan wel, maar louter bij woorden van Latijnse oorsprong. En euro is niet aan het Latijn of Italiaans ontleend. Met dank aan Onze Taal en graag gedaan, deze wijze les.
Goed, euro’s dus. ’t Was pure nieuwsgierigheid die me dreef, toen. In mijn herinnering kwamen er die keer drie kleuren uit: oranje, blauw en rood: 50, 20 en 10. Sinds dat moment klopt het spreekwoord ”geld stinkt niet” niet langer: nieuwe biljetten stinken een uur in de wind. Lompen en drukinkt: een onwelriekende cocktail. Wie ruikt er nu aan geld, zegt iemand. Nou, ik, toen. En later nog wel eens, maar niet als regel.
De euro vierde donderdag z’n tweede lustrum, waarvan zeven jaar in onze portemonnee. ’k Zal maar bekennen: ik zat in het kamp van de sceptici. Niet zozeer vanwege de euro op zich, maar vooral omdat hij het mooie Nederlandse geld verdrong. In mijn boekenkast staat ”De laatste gulden”, een commercieel slim uitgebuite uitgave waarin je achterin ook nog eens in tweevoud alle Nederlandse munten stopte: voor- en achterkant zichtbaar. Cent -ik bezat er nog een potje vol van-, stuiver, dubbeltje -wat kléín!-, kwartje, gulden, rijksdaalder en vijfguldenmunt.
Ze waren en zijn me dierbaar, die vaderlandse munten. De biljetten trouwens ook: zonnebloem, snip en vuurtoren, wat waren ze prachtig! Maar het hartzeer dat ik verwachtte te houden, verdween in rap tempo. Zelfs het gemis van de kwarteenheid -kwartje, rijksdaalder, briefje van 25- went, hoewel ik nog steeds de redenen voor het schrappen van die handige rekeneenheid niet helder heb horen verklaren.
Dan het omrekenen. Op dat punt sta ik helaas fout geprogrammeerd en ik heb de neiging te denken dat het ongeneeslijk is. Jongeren lachen erom, misschien dat enkele ouderen nog begrip hebben voor de -ik weet het: zinloze- afwijking van deze middelbare man. Restaurantkoffie van 2,80 euro vind ik nog steeds schreeuwend duur, omdat ik er dik 6 gulden achter zie. Een nieuwe middenklasser van 35.000 euro ervaar ik immer nog als krankzinnig geprijsd, omdat ik in gedachten 77.000 gulden op de prijssticker lees.
Toen ik in 2004 een andere auto nodig had, vertrouwde de verkoper me toe dat hij de invoering van de Europese munt als „een zegen voor de autohandel” zag. In euro’s leek de prijs ergens op, in guldens zouden auto’s totaal onverkoopbaar worden, zei hij.
Tja, en dan nog even over de Duisenbergen, Zalmen en Wellinks van deze wereld. Die na de invoering bléven roepen dat de klagers die het leven opeens veel duurder vonden, ongelijk hadden. Dat het „vooral een gevoel” was. Wellicht dat dat zo aanvoelt als je president bent van De Nederlandsche Bank of een ministerssalaris hebt. De eenvoudige burger voelde zich echt genept toen horecadrank en parkeertarief opeens met tientallen procenten werden opgeslagen.
De euro is jarig. Als we de geldgoeroes mogen vertrouwen, is de munt inmiddels „reservewereldmunt” en is het in tijden van financiële crisis maar goed dat hij er is. Misschien dat we ze voor deze ene keer maar op hun blauwe ogen moeten geloven.
MAX
Reacties (3)
friend correspondent | maandag 5 januari 2009 - 10:49 | ![]() |
aantal posts:142 |
miekiedo bezorger | maandag 5 januari 2009 - 17:07 | ![]() |
aantal posts:14 |