Rabbinale dominee
Door een foto onlangs in deze krant -een zee van zwarte hoeden bij een Joodse plechtigheid- werd ik, onderweg van de vorige column naar deze, herinnerd aan mijn voornemen deze keer op herhaling te gaan.
Weet u nog van de Amerikaanse theologe (!) van wie ik de uitspraak citeerde dat de „kerken protestantse rabbi’s missen”?
Soms komen allerlei stroompjes in je gedachten, samengevoegd met dingen die je leest, bijeen als je tot taak hebt de column gaande te houden. Want het is een ’hot item’: de lieve jeugd der kerk en hoe er hem bij te betrekken. Bij de Waarheid (Joh. 14:6). Bij het geloof en bij de kerk. En er wordt wat afgezucht, gesomberd en geklaagd over de jeugd en zo ook over de toekomst van de kerk. In de bovengenoemde tussentijd was er weer zo’n alarmsignaal. Ditmaal dat het gereformeerd belijden over pakweg tien jaar onder de jeugd zal zijn verdwenen als het zó doorgaat. Zo bitter weinig kennis is er van de gereformeerde belijdenis onder jongeren.
Om zo’n uitspraak kun je niet heen; je moet dat ook niet willen. En niet meteen roepen: Maar bij ons... U kent dat wel. Het loopt zo’n vaart nog niet en het valt wel mee. Daar geloof ik niet in.
Twee dingen zijn aan de orde, twee vragen. Hoe is dat zo gekomen? En wat doen we eraan? Over die eerste vraag heb ik zo mijn eigen gedachten. Al in de eerste jaren van mijn predikantschap werd je als een soort fossiel beschouwd als je de jongelui wat liet leren. Uit hun hoofd, bedoel ik. Dat was uit. En in was het ze te laten praten met jou en met elkaar over van alles en nog wat. Daarmee ging een wissel om die je niet meer teruggezet krijgt.
En van het een kwam het ander. Conferenties zus en zo. Soms werden belangstellende jongeren naar huis gestuurd met een soort opdracht om in hun eigen -uiteraard vastgeroeste- gemeente te zorgen voor „verandering.” Weg met al die starheid, al dat leerstellige gedoe. Laat es een frisse wind opsteken. Als je zoiets maar lang genoeg zaait, komt het vanzelf op. En om in het beeld te blijven: we hebben wind gezaaid en storm geoogst. In dat licht gezien klinken bepaalde klanken mij nu naïef en vooral ontijdig (want mogelijk té laat) in de oren. Het klonk destijds zo prachtig: niet een andere waarheid maar de waarheid anders. Hebben we elkaar niet ernstig misleid? vraag ik mij af.
Vraag twee. Maar wat te doen nu zelfs in kringen waarin bovengenoemde dingen werden geventileerd, de bellen gaan rinkelen? Verwarring alom. Zit het werkelijk in de methodiek? Maar we hebben zo veel nieuwe methodes gekregen. We hebben geconfereerd, gestudeerd, dagenlang gepraat. En is dit dan het resultaat: over tien jaar is het gereformeerd belijden bij jongeren uitgevaagd? Ik wil het niet geloven. Maar we moeten wel eerlijk zijn en vooral nuchter. Ik pleit voor een herstelde positionering van de predikant in het centrum van de catechese. Geen goedwillende vrijwilligers die het vaak aan kennis en aan lange adem ontbreekt. De catechese behoort tot de meest vitale posten binnen het ambt van dienaar des Woords. Rabbijns. Een naam kan me niet schelen. Maar een vertrouwensman voor de jeugd, voor wie (feiten)kennis geen vies woord is en die niet voor de weet-ik-wat catechiseert maar voor het zielenheil van z’n jongens en meiden. En hun hárt zoekt en in hun huid kruipt. Dáár geloof ik in. Dat is altijd zo geweest en het zal altijd zo zijn.
Ds. A. Beens, Barneveld
Er zijn nog geen reacties geplaatst.