Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Met een glimlach

Wie lacht niet als hij de mens beziet? Het is weliswaar een wat wereldse wijsheid, maar de wereld heeft natuurlijk ook wel eens gelijk. Humor is een kostelijke gave van onze God. Soms heb je juist in de kerk die gave heel hard nodig. Het is de gunst en ook de kunst om de dingen betrekkelijk te maken. Want we zijn in de kerk allemaal graag heel gewichtig. Met humor kun je een heleboel luchtballonnen lek prikken. Een zekere grimmigheid kan erdoor omslaan in ontspanning.

In de loop van vele jaren vormt zich in de geest van een dominee een heel residu van herinneringen aan gebeurtenissen. Wijlen ds. Jac. van Dijk scheen over een onuitputtelijke voorraad aan verhalen te beschikken waarmee hij zijn preken doorspekte, hoewel niet iedereen het hem in dank afnam. Soms golfde de lach door de kerk terwijl hij toch zo diep ernstig was. De meeste humoristen hebben nogal eens een diep sombere achterkant die ze meesterlijk weten te camoufleren.

Ik denk nu aan een voorval in een gemeente die ik diende, een paar maanden voordat ik er mijn intrede deed. Het was op een nieuwjaarsmorgen. Dominee was „van elders overgekomen”, zoals het vaak heette in het consistoriegebed. Het orgel -want om dat corpus delicti gaat het- had tot dan toe, zij het puffend en beverig, nog steeds zijn dienst gedaan. Het zou weliswaar gerestaureerd worden maar er waren ook toen al vele ”wachtenden voor u”. Het levensmoede instrument zag een nieuw jaar blijkbaar niet meer zitten want toen dominee het eerste zingen opgaf, zweeg het plots in alle talen. Een afwachtende stilte hing in het kerkgebouw. Totdat er op het orgel een luid gestommel weerklonk. De organist, een man met een zacheaanse lichaamslengte, die diep verscholen ging achter de hoge balustrade, was op een stoel aan het klauteren. Toen keek zijn hoofd nét over de borstwering en de kleine man riep luidkeels richting preekstoel de onsterfelijk geworden woorden: „Haij doet et niet, haij is lèk!” Een bevrijdende lach golfde door het kerkruim. Zo begon het nieuwe jaar.

En dan mijn ”Krethi en Plethi”. In die termen dacht ik wel eens aan de kerkenraad. Er waren kleurrijke figuren bij, al waren ze netjes in het zwart gekleed. Ik denk nog vaak met verstilling en een zeker heimwee aan hen. Tegenwoordig vind ik het allemaal zo gestroomlijnd. Nooit meer heb ik met een kerkenraad zo veel hartelijk gelachen als met deze. De mannen waren zo heerlijk gewoon. Er was na vrijwel elke dienst een ritueel waarin twee van hen de hoofdrol speelden. De één een echte piëtist, de ander een volbloed kohlbruggiaan.

De eerste begon altijd met een omstandig tasten naar de bolknak in z’n vestjeszak, verwijderde vervolgens cellofaan en bandje en begon met de ceremonie om het puntje eraf te frommelen, waarna het gesprek startte over zielsgestalten en zo. Prompt begon de kohlbruggiaan op scherp te staan, want hij was uiteraard niet gecharmeerd van zo veel gestaltelijkheid en sprak liever over het gelóóf, en vaak liep het uit op een diepgaand en soms pittig gesprek. Maar toch verdroegen ze elkaar en verstonden ze de kunst om zo nodig de ’ballonnen’ leeg te laten lopen. Met dank aan de humor. En met aanbeveling van het geheim der relativering. Zomaar enkele pinkelende draden in het kleed van dwaasheid en zwakte waarvan het Christus behaagt Zich erin te kleden.

Ds. A. Beens, Barneveld

Er zijn nog geen reacties geplaatst.