Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Seizoenen

”Eerste herfststorm nadert Nederland”. Als het RD dat schrijft, moet je dat alarm toch wel serieus nemen. Tenminste, het klonk míj althans lichtelijk alarmerend in de oren.

Het zal er wel mee te maken hebben dat ik altijd een diep ontzag voor storm gehad heb. Wat dat betreft is de tijd dat we op de Katwijkse Boulevard gewoond hebben er één geweest waarin mijn ontzag voor dit fenomeen bepaald niet minder is geworden. Wat kón het er tekeergaan, daar aan ”The Holy Corner”, zoals het stukje van de wurft bij de Oude kerk, die geflankeerd werd door twee pastorieën met knusjes tussen zich in het verenigingsgebouw, wel genoemd werd. We hebben wel eens bij extreem zware noordwesters het huis voelen trillen en het glas in de vensters angstig ver naar binnen zien buigen. De ”Sturmhouk”, zo betitelde ds. Tukker destijds de pastorie.

Het hoort allemaal bij de seizoenen. In ons lieve land zijn wij ermee gezegend dat wij seizoenen kennen, een voortdurend wisselen van soorten weer, en al die verscheidenheid heeft een eigen bekoring al was het alleen al om het gegeven dat elk jaargetijde, zeker aan zee, zijn eigen soort licht heeft. Ik houd alleen dáárom al zo van ons land. Soms denk ik: Aarde, wat heb ik je lief en tegelijk: Mag ik dat zo wel doen? Het gaat toch om de hemel en wij moeten toch leren „dit aardse leven te verachten” zoals Calvijn het heeft uitgedrukt. Maar als hij -ik kan het me niet voorstellen- daarbij ook aan deze dingen heeft gedacht, heb ik er toch wel een beetje moeite mee om een calvinist te zijn.

Ik zit wat voor me uit te mijmeren. De herfst die ingetreden is, werkt dat altijd wat in de hand. De fantastische kleuren luiden een groot sterven in, zijn de voorboden van de kale takken, de striemende regens en de donderende winden. Aan die dingen denk je als je aanlandt in de herfst van je eigen leven. Laatst hoorde ik een preek over dat prachtig-aangrijpende Prediker 12, over het gestage verval van het menselijk leven en lichaam. Wij zijn onderweg naar ons „eeuwig huis” en nadat de amandelboom gebloeid heeft, gaan de rouwklagers door de straten zoals in mijn jeugd de aanspreker huis aan huis de dood van de dorpelingen meldde.

Mijmeren over de herfst hoeft geen somberen te zijn. Er komt eens een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Eens zal de „zon op hen niet vallen, noch enige hitte” en ik ben ook wel een beetje blij dat er geen stormen meer zullen zijn. Lieve aarde, lieve hemel, jullie zullen er zijn, nieuw, fonkelnieuw. En ik zal er ook zijn, ook nieuw, zonder vlek en zonder rimpel, zonder gebrek en zonder zonde. Dat laatste moet toch wel iets heel erg groots zijn, de vervulling van een allerdiepst verlangen.

Ik kijk als het ware even om mij heen. Gaat u, ga jij die toekomst ook tegemoet? Ik kijk ook naar boven. Zovelen zijn al thuis. Maar het grootste is eigenlijk niet te zeggen en staat toch geschreven: „Want het Lam dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.”

Ik houd van de aarde en ik houd van het leven.

Ik, nee, nu heb ik ze állemaal nodig die Christus’ verschijning hebben liefgehad: Wíj hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Uitzicht vanuit het herfstland.

Ds. A. Beens, Barneveld

Reacties (1)

omatruus
stagiair
Quote bericht
aantal posts:57

Mooi stukje!! zeker dat verlangen naar die Toekomst van Zijn Kerk...