Jacomijn Hoekman - 13 aug 2008 11:40 - Gewijzigd: 13 aug 2008 11:40

Oefenen op een spagaat

Je hoeft er niet klein voor te zijn, of heel dun, of lenig. Volgens Jorinda Sturm (15) uit Middelburg kan iedereen de handstand en de flikflak leren. „Het gaat vanzelf.”

Jorinda turnt al ruim zes jaar.

Hoe aan gekomen? „Mijn moeder las zes jaar geleden ergens dat ik op turnen kon. We zijn gaan kijken en het leek me meteen leuk. Ik heb me aangemeld als lid bij een turnvereniging. Daar heb ik van 2002 tot 2006 op gezeten. Nu zit ik in een betere groep. Daar trainen we echt serieus. Bij die andere groep deden we aan het eind nog wel eens een spelletje, hier niet. We leren wel dezelfde soort dingen, maar we moeten beter op onze houding letten bijvoorbeeld. De groep is al een keer naar het Nederlands kampioenschap geweest. Zelf heb ik ook meegedaan aan een aantal wedstrijden, maar niet aan het NK. Een wedstrijd is een uitdaging. Het is spannend. Je probeert natuurlijk extra goed je best te doen. De wedstrijden zijn nooit op zondag.

Turnen is niet eng. Je hoeft niet veel te kunnen; je leert het vanzelf te doen. Dingen op de balk bijvoorbeeld, de handstand, of de zweefstand.

Ik heb nog nooit een blessure gehad. Ik ben alleen wel eens door mijn knie gegaan, maar dat was zo genezen. Als ik iets echt niet durf, hoeft het niet.”

Leuk? „Ik houd van gymmen. Ik kan nu best wel veel. Je voelt je lenig door turnen.”

Tijd? „Elke dinsdagavond turn ik anderhalf uur met de turnclub. Thuis doe ik er weinig mee. We hebben parket op de vloer liggen. Daar doe je niet zomaar de handstand op. Toen we de spagaat moesten leren, oefende ik wel thuis. Als je dat elke dag doet, heb je ’m binnen een week onder de knie.”

Kosten? „Mijn ouders betalen de 100 euro per jaar voor mijn lidmaatschap bij een turngroep. Verder heb ik een turnpakje nodig, een trainingspak, schoentjes en polsbanden. Dat kost bij elkaar zo’n 170 euro.”

Met wie? „In mijn eerste groep zit een meisje dat ik ken. Maar je kunt net zo goed alleen op turnen gaan; je maakt er veel vriendinnen als je niet te verlegen bent.”

Nadelen? „Op een wedstrijd moeten we oefenen op muziek. Vaak is dat klassiekachtig, maar er zijn ook meiden die op hele harde nummers oefenen. Dat is niet echt fijn.”

Toekomst? „Ik denk niet dat ik iets met turnen bereik. Ik zit nu in het laatste jaar van het vmbo en daarna wordt het misschien alleen maar drukker. Maar ik wil nog wel een paar jaar doorgaan met de groep waar ik nu in zit.”