Kind
Het schijnt wetenschappelijk bewezen te zijn dat de jeugdherinneringen van een mens behoren tot de best bewaarde van het hele leven. Vele malen beter althans dan die van het latere, volwassen bestaan. Geen wonder dat de Bijbel ons oproept in onze jonge jaren de levende God te zoeken.
Er zit dan nog rek in onze ziel, iets van prille ontvankelijkheid. Het werk van de Heilige Geest is wel bovennatuurlijk maar daarom nog niet tegennatuurlijk. Dat brengt mij op de waarde van ”indrukken” in de tijd van onze jeugd en hun betekenis voor het geestelijk leven. Of u moet van gedachte zijn dat het werk van de Heilige Geest uitsluitend gekenmerkt wordt door het plotselinge of het krachtdadige…
Zondag! Een jeugdherinnering… Tijd om naar de kerk te gaan. „Opschieten, jongens, het is al het eerste luiden!” De deur uit, in je zondagse goed. Zes, zeven jaar, hoe oud was je. Op pad door de lange hoofdstraat van ons dorp. Uit de meeste huizen kwamen mensen. Hoe dichter bij de kerk, hoe voller de straat werd. Rijen van zeven, acht mensen naast en achter elkaar. Ik hoor nóg het geklak van al die hakken en zolen. En als we dicht bij de kerk kwamen -alweer: ik hoor het nóg- begon het tweede luiden, nu met de beide klokken. Feest in een kinderziel.
Druk was het in de grote dorpskerk. En dan begon het orgel. Meestal Bach. Een koraalbewerking, een preludium en fuga. Gewoon een van de bakkers van ons dorp. Zijn muzikale voeding smaakte. Wist ik toen veel van Bach. Nee, maar intuďtie en kinderlijke ontvankelijkheid schiepen dankzij zijn vaardige hand en kunstzinnige geest een wereld op zich, de werkelijkheid van God. Met dank aan de speelman! En helemaal prachtig werd het als we gingen zingen. Ik kan dat nog altijd niet vergeten. Je zat in een zee van geluid, gedragen en meegenomen, en ik dacht dat het in de hemel niet mooier zou kunnen zijn…
Ik geloof dat zulke dingen voertuigen kunnen zijn van de goddelijke openbaring en de kerk mede maken tot een huis Gods. Maar vooral bedenk ik wat dat doet met de ziel van een kind. Onthoud je preken van die tijd? Nee. Maar wel teksten, flarden. De dominee van mijn kinderjaren had de gave -zo ervoer ik het althans- om een kinderhart te raken. Om de dienst van de Heere zo gunnend en hartelijk aan te bevelen. Het heeft vrucht gedragen, ook in een tijd zonder themadiensten, jeugdpreken en met vaak zeven kwartier kerk.
Zondag 24 april 1960. Een oude predikant uit Nijkerk preekte. Hooglied 4:16: „Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind!, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien.” In de vallende schemer van die avond gingen we de kerk uit. De donder rolde en de regen ruiste neer. Eeuwigheid en tijd, God en mensenkind, hadden elkaar ontmoet. De hof was doorwaaid, de bodem doordrenkt.
Het is jaren later. Een kind is dominee geworden. De kerk bleek minder romantisch en liefelijk dan het kind zich voorstelde. Grootse idealen verbleekten. Meer dan eens mislukken de preken voor het gevoel van de dominee hopeloos. En de gemeente lijkt opgesloten in een ijzeren onverstand en het ligt aan hem. Met zware voeten loopt hij over het grind van het kerkplein naar zijn auto. Ineens, een jochie op z’n fiets, een remspoor van grind spat op. Een gezichtje met een paar ogen, zo mooi, zo diep, kijkt hem aan. „Ik heb de preek heel goed begrepen, dominee!” Die is op slag nergens meer. „De Heere was in mijn hart, hoor!” Kind. Je was vast een engel. Op een fiets.
Ds. A. Beens, Barneveld