Ambtskleding
Onlangs wilde ik voor een huwelijksbevestiging mijn jacquet uit mijn auto halen om tot mijn schrik te bemerken dat ik mijn regenjas meegenomen had. Hoewel die misschien iets meer op een preekjas lijkt dan een jacquet, heb ik hem toch maar laten liggen. Aanwezige kerkenraadsleden stelden me gerust. Het zit hem toch niet in de kleding. Nee, maar je kleedt je toch wel graag gepast. Ik heb toen maar in mijn colbert de huwelijksdienst geleid. De meeste mensen hebben het niet bemerkt.
Hoe belangrijk is eigenlijk de kleding waarin een predikant zijn werk verricht? Er zijn kerkverbanden waar men gewend is een toga te dragen en sommigen zijn er zeer aan gehecht. Anderen houden zich graag aan de preekjas, omdat die zo netjes om je lichaam sluit. Weer anderen dragen een jacquet. Het zij zo.
En dan de hoed, is die onmisbaar voor het verrichten van ambtelijk werk? De meeste ouderlingen dragen dit hoofddeksel niet meer. Je hoort ze wel zeggen: „Ik ben ambtsdrager, geen hoeddrager.” Anderen vinden het een duidelijke verschraling. Je mag toch wel herkenbaar zijn als je ergens als ambtsdrager komt?
Ongetwijfeld heeft het voordelen als je, bijvoorbeeld in een ziekenhuis, meteen herkend wordt aan je zwarte kleding en je daardoor je werk gemakkelijker kunt doen. Toch heb ik het ook herhaaldelijk meegemaakt dat men dacht dat ik namens een begrafenisonderneming kwam. In Rotterdam ging er eens een bovenraam open, toen ik door een straat liep. Een vrouw riep me toe: „Wie is er gesturreve?” Ik riep terug: „Ik ben geen dienaar van de dood maar van het leven!”
Ambtskleding is voor veel mensen een gevoelig onderwerp en niet zelden wordt ook de rechtzinnigheid van een predikant ermee in verband gebracht. En heeft de kleding ook niet meegewogen bij het al of niet meegaan met de vereniging tussen de ledeboerianen en kruisgezinden in 1907? Over een kuitbroek of steek spreekt nu niemand meer. Maar nog steeds wordt door sommigen met argwaan gekeken naar de stropdas van predikanten. Witte puntjes of strepen, het is dan wel geen hoofdzaak, maar toch…!
Ik heb hierin eens een lesje gehad, dat ik niet gemakkelijk zal vergeten. Het gebeurde in de Joods-christelijke gemeente van het Oekraïense Zhitomir. De voorganger deed tijdens de dienst een Joodse gebedsmantel om en droeg een keppeltje. Dat zijn synagogale gewoonten onder de Joden, maar we zien niet graag dat Joodse christenen daaraan vasthouden. Ik sprak hem daar dan ook op aan met de vraag: „Is it a part of your religion?” („Is het een stukje van je godsdienst?”) „O no!”, antwoordde hij mij en bij een volgende dienst had hij ze inderdaad afgelegd. Hij verklaarde me dat ze dit wel deden om de Joden die uit de synagoge kwamen en voor het eerst hun dienst bezochten, te laten voelen dat ze nog onder volksgenoten samenkwamen. Maar daarna pakte hij mijn effen zwarte stropdas beet en vroeg me wederkerig: „Is it a part of your religion?” Ik kon niet anders antwoorden dan hij gedaan had, maar heb hem wel omgehouden…
In Israël kan het inderdaad wel eens verwarring geven als we gekleed gaan als orthodoxe Joden. Toch wil je ook niet graag mensen ergernis geven en herkenbaar blijven als ambtsdrager. Laten we maar van Paulus leren dat we de zwakken niet onnodig moeten ergeren en vasthouden aan de aloude voorschriften die voor de kleding van ambtsdragers gegeven zijn, namelijk dat ze ’deftig’ gekleed behoren te gaan.
Ds. C. J. Meeuse, Goes