Gerald Harbers -  6 jun 2008 09:50 - Gewijzigd: 6 jun 2008 09:50

Stevig denken over dames en koningen

Wit of zwart. Het wordt remise of schaakmat. Morgen zitten Henk-Jan Evengroen (14) en zijn drie teamgenoten van het Driestar College in Gouda urenlang gebogen boven schaakborden. Ze spelen mee in de finale van het nationaal schoolschaaktoernooi. „We oefenen nooit samen.”

Het is niet de eerste zaterdag die Henk-Jan opoffert om mee te doen aan het schoolschaaktoernooi. „In de afgelopen twee weekeinden hebben we de voorrondes gespeeld. Voor mij geen enkel probleem. Ik vind schaken ontzettend leuk.”

Wat er leuk is aan schaken? „Moeilijke vraag.” Na een lange stilte: „Het is spannend. Als ik achter het bord zit, denk ik eigenlijk nergens meer aan en ga ik alleen maar voor de winst. Het mooie is dat het een denksport is. Dat maakt schaken tot een uitdaging.” Doel is de koning van de tegenstander te verslaan.

Belangrijk tijdens een wedstrijd is de concentratie. „Het gaat het makkelijkst als het stil is.”

Henk-Jan speelt niet voor het eerst mee in het schoolteam. „Vorig jaar heb ik ook meegedaan. Ik werd gevraagd omdat ik veel schaak. Ik doe vaak mee aan belangrijke toernooien zoals het Nederlands kampioenschap. De laatste keer ging dat niet zo goed. Het jaar ervoor ben ik derde geworden.”

Het team van vier scholieren oefent niet volgens Henk-Jan. „Dat heeft toch geen zin omdat we allemaal apart van elkaar spelen. De resultaten worden bij elkaar opgeteld. Ik schrijf tijdens de partijen wel alle zetten op, zodat ik die thuis kan naspelen en kan oefenen voor een volgende wedstrijd.”

Iedere speler krijgt vijftig minuten om te spelen. In theorie kan een wedstrijd dus honderd minuten duren. Meestal is de strijd dan al voorbij. „De tijd van een van de spelers kan dan op zijn, waardoor-ie heeft verloren. Of zijn koning staat schaakmat.”

De scholier ziet al vrij snel wanneer hij gaat winnen. „Als mijn tegenstander een belangrijk stuk, bijvoorbeeld de dame, kwijtraakt bijvoorbeeld.”

Henk-Jan verwacht dat zijn team morgen ver komt in de finale. „Vorig jaar waren we kampioen. Dit jaar is het team bijna hetzelfde, dus het zit erin.”

Het schaken zit Henk-Jan in het bloed. „Op m’n vierde heeft mijn vader het me aangeleerd. Sindsdien speel ik veel. Elke week train ik bij een club in mijn woonplaats Moordrecht.”