Belijdenis doen
Voor veel jongeren is het een belangrijke en misschien ook wel emotionele week. Ik doel op hen die openbare geloofsbelijdenis hopen af te leggen. Ik hoop tenminste dat niet waar is wat sommige lastertongen beweren: „Ze doen het alleen uit gewoonte, omdat ouders dat willen, maar zonder dat de belijdenis inhoud heeft, het gaat om een lege erfenis”, enzovoort. Ik zal niet loochenen dat dit wel eens gebeurd is, maar ik mag erbij zeggen dat ik dit niet heb meegemaakt en dat in de persoonlijke gesprekken echt wel aan de orde komt waarom iemand belijdenis wil doen.
Na een jaar van inspanning om de geloofsleer goed te leren kennen, zal er een samenkomst geweest zijn met de kerkenraad. Als dat een overhoring betreft over de stof van het hele jaar -en zo doe ik het zelf altijd- dan is dat niet zo gemakkelijk. Als je iedere week trouw je werk leerde, niet verzuimde, de laatste weken je nog extra inspande om alles op orde te hebben en je krijgt dan in het bijzijn van de kerkenraad net een paar vragen die je er niet in kon krijgen, of je slaat dicht door de zenuwen, of je gooit alles even overhoop en weet ternauwernood wat je zegt… is het te hopen dat de kerkenraad daar begrip voor heeft. Ik kan nooit zover gaan dat ik hier de hand mee licht en er een schijnvertoning van maak door ieder maar een paar vragen op te geven zodat het heel wat lijkt. Het gevolg is dan dat er in een volgend jaar veel minder trouw geleerd wordt.
Een heel enkele keer is er een belijdeniscatechisant die lui is. Dat zijn vaak niet degenen die moeilijk leren, maar juist degenen die het best kunnen. Dan is het triest als ze door hun verkeerde antwoorden de indruk geven dat de groep als geheel niet hard gewerkt heeft. Eenmaal maakte ik mee dat twee catechisanten een week later nog eens terug moesten komen om wat bij te leren. Ook heb ik het eens meegemaakt dat een catechisant geen belijdenis kon doen omdat hij het niet met de leer eens was. Zijn chiliastische opvattingen strookten niet met onze belijdenisgeschriften.
Als jij dit jaar belijdenis moet doen, hoop ik dat je veel geleerd hebt. Toch hoop ik ook dat je weet dat je nog veel moet leren. Het belangrijkste is hoe je hart gesteld is voor de Heere. Hij heeft lust tot waarheid in het binnenste (Ps. 51:8). Ik hoop maar dat je belijdenis een gebedszaak voor je is. De Heere vraagt meer dan lippentaal. Hij vraagt je hart en daarmee je leven. Belijdenis doe je ook in de kantine of aan de draaibank, in de winkel of tegenover je buren. In de praktijk van je leven moet je een belijdend christen zijn. Is het zichtbaar en hoorbaar in je leven? Zijn je handel en wandel in overeenstemming met je belijdenis?
Laat Davids gebed jouw gebed zijn: „Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden” (Ps. 25:21a). Of het gebed uit vers 5: „Leid mij in Uw waarheid, en leer mij”, als een bewijs dat je nooit uitgeleerd raakt in de dienst van de Heere.
Ik maakte eens mee dat een jonge man zijn huwelijksdag besloot met het lezen van Psalm 25, waarna hij met de bruiloftsgasten een eenvoudig gebed deed. Daarna zei hij met de bede: „Leid mij in Uw waarheid, en leer mij” verder te willen gaan op zijn levensweg. In de hoop dit nooit te verleren. Het mag ook mijn gebed wel zijn en blijven, en ook dat van jullie.
Ds. C. J. Meeuse, Goes