Jacomijn Hoekman - 18 mrt 2008 09:20 - Gewijzigd: 18 mrt 2008 09:20

„Tennissen is niet goedkoop”

Pok, pok, pok, pok. Over en weer, over en weer. Links, rechts, links, rechts. Het is vermoeiend om naar een potje tennis te kijken, maar leuk om zelf te spelen, vindt Nathalie Hoogendoorn (16) uit Waddinxveen. „Je gebruikt al je spieren.”

Nathalie Hoogendoorn (16) uit Waddinxveen

Hoe aan gekomen? „Toen ik in groep 7 zat, wilde ik op een sport. Mijn nichtje zat sinds twee weken op tennis. Ze vroeg of ik meeging. Omdat ik wel wat meer beweging wilde, ben ik met haar meegegaan. Nu doen we het nog steeds samen.”

Leuk: „Ik ben ontspannen bezig. Ik vind het leuker dan bijvoorbeeld volleybal, omdat je maar met hooguit vier mensen tegelijk kun tennissen. Je gebruikt ook al je spieren, omdat je moet slaan, maar ook moet rennen. Ik doe nooit mee aan tenniswedstrijden, omdat die op zondag zijn. Dat vind ik jammer. Het lijkt me leuk om met anderen die ik niet ken wedstrijden te spelen.”

Tijd: „Ik tennis gemiddeld drie uur in de week, als het goed weer is en het tennisseizoen weer is aangebroken. Met regenachtig weer en in de winter tennis ik nooit. Binnen tennissen vind ik te duur. Verder krijg ik een uur in de week les.”

Wanneer: „Eind maart beginnen de lessen weer. Omdat het weer nu steeds beter wordt, heb ik zelf ook weer zin om te beginnen. Meestal tennis ik op zaterdag, omdat we dan vrij zijn van school. Soms ook wel door de weeks.”

Kosten: „Tennissen is niet goedkoop. Ik moest een racket aanschaffen, dat kostte tussen de 80 en de 150 euro. Ballen hoef ik niet te kopen, die liggen op het tennisveld. Je moet goede sportkleding hebben en tennisschoenen en inschrijfgeld betalen. Ik betaal voor twintig lessen van een uur per week. Dat kost 100 tot 200 euro in totaal. Elke donderdag krijgen we dan les met een groep van vijf of zes mensen. Ik heb ook nog een tennistas. In totaal ben ik zo’n 300 euro per jaar kwijt.”

Nadelen: „Ik kan een blessure oplopen. Een tennisarm bijvoorbeeld, of een verdraaide voet. Ik heb zelf nooit een blessure gehad, alleen wat last van mijn pols. Die was een beetje overbelast. Maar dat stelde niet veel voor.”

Met wie: „Ik zit met mijn nichtje op les. We zijn aangesloten bij een club. We kunnen gewoon op het veld van de club tennissen als we zin hebben. Met een oud-klasgenoot tennis ik ook wel eens.”

Toekomst: „Ik wil hier voorlopig mee doorgaan.”

Heb jij ook een leuke hobby? Mail naar achterkrant@refdag.nl.