Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Geen geitenhoeder

In Nunspeet, waar mijn tuin door de kerkuitbreiding een klein stadstuintje was geworden, moet ik eens gezegd hebben dat als ik ooit weer een flinke tuin zou krijgen, ik wel weer een geitje zou willen hebben.

In Vlaardingen had namelijk een van de jongens me op mijn verjaardag eens met een dwerggeitje verrast. Het heeft daar toen een prachtig klauterhokje gekregen, at aardappelschillen, koolresten en andere smakelijke hapjes voor het oog van mijn vrouw in de keuken. De kinderen namen het beestje mee aan een ketting, om een rondje te lopen in het park waar we woonden. Het was allemaal leuk, maar toch hebben we Roosje -zo heette het geitje- weg moeten doen, omdat we tijdens de vakantie er geen goede verzorging voor hadden. Ik heb hem afgeleverd bij een kleinveehandelaar en het klagelijk afscheidsgeroep klonk nog lang in mijn oren.

Toch schijn ik in Nunspeet eens zo’n opmerking gemaakt te hebben. Ik was het echter al lang weer vergeten - maar dat heb ik geweten! Op mijn verjaardag in Apeldoorn kwam een van mijn zoons weer met een geitje aan, compleet met ketting en pin om vast te zetten op het grasveld. In onze grote tuin kon hij -o nee, het was een zij- naar hartenlust grazen. Maar zij nam mij nogal eens te grazen; figuurlijk dan.

In het kippenhok heb ik een deel voor haar als stal ingericht. Bij mijn thuiskomst in de nacht sprong ze van blijdschap bijna de pannen van het dak van het hok. Het beestje was zeer sociaal en wilde een mens in de nabijheid hebben. Anders hoorde je dag en nacht een klagelijk gemekker.

Op zondagmiddag -ik was gaan preken- ontdekten mijn dochters opeens dat het geitje ontsnapt was. Bijna was het dier in allochtone handen gevallen. Een islamitische vrouw had zich al over het beestje ontfermd om mee naar huis te nemen. Wellicht had het een bloedig einde gevonden in een rituele slachting. Maar ze is gered en weer vastgezet.

Op een middag hoorde ik, in mijn studeerkamer gezeten, weer het klagelijke gemekker van de geit. Ze vond het maar niets in het kippenhok. Hoorde ik eerst echter het geluid in mijn rechteroor, even later was het vooral mijn linkeroor dat het gejammer opving. Toen ik opstond en uit mijn raam keek, zag ik haar nog net naar links en naar rechts kijken en daarna de straat oversteken. Weg was ze! Ik roetsjte naar beneden en snelde de voordeur uit. Bij het horen van mijn stem draaide ze zich om en kwam onmiddellijk naar me toe. Het leverde me een compliment van mijn buurman op: „Ze kent u goed!”

Maar voor mij was de maat vol. De eerstvolgende reis naar Zeeland zat achter in de auto in een jutezak, in een zinken teil, ons geitje. In Aagtekerke vond het mensminnende beestje een nieuw thuis. Een grote tuin kan een nuttige ontspanning afdwingen. Maar een geit erbij is toch te veel van het goede.

Toch kunnen we van beesten veel leren. Ongetwijfeld is een van de belangrijkste lessen die we door hen krijgen, wat Jesaja ons door de Heere voorhoudt: Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet (Jes. 1:3). Het geitje kende zijn bezitter en was bijzonder aanhankelijk. Maar kennen wij Hem, Die recht op ons heeft? En hoe staat het met onze aanhankelijkheid?

Daarbij: een onderherder hoeft geen veestapel te hebben om zijn hart toch op zijn schapen te zetten. Ook is het beter schapenhoeder dan geitenhoeder te zijn.

Er zijn nog geen reacties geplaatst.