Geraakt door de pijn
Een meisje dat jarenlang is misbruikt door haar vader. Een vrouw die is overmeesterd door een serieverkrachter. Een scholiere die is betast door een leraar. Als zedenrechercheur spreekt Mar Schenk (53) geregeld met slachtoffers van zedendelicten. „Ik word telkens weer geraakt door de pijn die mensen moeten doormaken.”
Blauwe stoffen banken staan tegen de muur in een verhoorkamer op het politiebureau in Sliedrecht. In een kastje liggen stripboeken en kinderfilms. Aan de wand een opnamecamera, in het plafond microfoons. Op een bureau staat een computer.
Voor Schenk, sinds 2000 rechercheur bij de unit zedenpolitie van het politiekorps Zuid-Holland-Zuid, is de verhoorkamer vertrouwd terrein. Op deze plek heeft hij heel wat slachtoffers, getuigen en verdachten van zedenmisdrijven aangehoord. „In zedenzaken duren verhoren vaak lang, soms wel een paar dagen achter elkaar. Ik zeg aan het begin van een verhoor nogal eens: Bereid je erop voor dat je aan het eind van de dag barstende hoofdpijn hebt. Die hoofdpijn heb ik dan zelf overigens ook.”
Het verhoor van een slachtoffer van een zedenmisdrijf vergt een specifieke aanpak, weet de politieman. „Praten over seksualiteit is lastig. Een slachtoffer kan verschrikkelijk boos zijn. Denk aan een vrouw die op een afgelegen plek de bosjes is ingetrokken en is verkracht. Dat is een traumatische ervaring die iemand heel lang met zich meedraagt. Als rechercheur moet je daarop bedacht zijn. Je moet door bijvoorbeeld verder te vragen laten merken dat je goed naar het slachtoffer luistert. Uiteindelijk moet er een gedetailleerde aangifte op tafel liggen.”
Moeilijk
Zedenrechercheurs zijn er in getraind om „ook te luisteren naar dingen die niet gezegd worden”, zegt Schenk. „Tijdens verhoren kunnen mensen bepaalde details proberen te ontwijken. Wij moeten die zaken toch boven tafel zien te krijgen. We zeggen bijvoorbeeld: „Je vindt het moeilijk om erover te praten, hè?” Het gebeurt bijvoorbeeld dat een meisje in eerste instantie zwijgt over het tijdstip waarop ze is verkracht, omdat dat een tijdstip was waarop ze volgens de huiselijke regels allang thuis had moeten zijn.”
Een zedenmisdrijf is vaak lastig te bewijzen. Bij een verkrachting zijn immers doorgaans alleen dader en slachtoffer betrokken. Daarom speurt de recherche naar bewijzen die een aangifte ondersteunen. „In het geval van een verkrachting volgt een medisch onderzoek door een speciale arts. Zaken als de kleding, maar ook de nagels van het vermeende slachtoffer worden onderzocht op DNA en haren.
Als een meisje zegt dat ze is misbruikt door haar vader, proberen we dat verhaal te controleren. Een tante weet te melden dat haar nichtje plotseling voor haar neus stond en heel stil was. Iemand van de school maakt melding van afwijkend gedrag en opvallend lage cijfers. Een huisarts heeft blauwe plekken op het lichaam van het meisje ontdekt. Tijdens de aangifte is het kind heel emotioneel. Ze huilt vaak. Dat zijn allemaal zaken die, in hun onderlinge verband bezien, haar verhaal kunnen bevestigen. We zeggen wel eens: Nul plus nul plus nul is één.”
Onschuldig
Meer dan eens worden mensen vals beschuldigd van seksueel misbruik, weet de zedenrechercheur. „Dat is vreselijk voor de betrokkene. Een verdachte kan een paar dagen vast komen te zitten. Dat betekent dat iemand niet naar zijn werk kan. De kans is groot dat bekend wordt waarvoor hij is gearresteerd. De impact die dat op iemand heeft, is enorm. Onze taak is waarheidsvinding. Dat betekent dus ook dat we ons ervoor moeten inspannen om een onschuldige buiten de tralies te houden. We moeten ons voortdurend afvragen wat het betrouwbaarheidsgehalte is van een aangifte. Als een vrouw zegt dat ze is verkracht op de passagiersstoel van een kleine personenwagen, vragen wij ons meteen af of dat technisch wel mogelijk is.”
Schenk, zelf van gereformeerd-vrijgemaakten huize, moet tot zijn verdriet vaststellen dat seksueel misbruik ook in kerkelijke kringen speelt. „Dat komt mij met een te grote regelmaat voor. Ik sta soms met het schaamrood op de kaken. Het is schrijnend als mensen vrome woorden in de kerk spreken, soms op de voorste rij zitten, en tegelijkertijd hun eigen gezin ruïneren door bijvoorbeeld hun kind te misbruiken.”
Wordt Schenk al die schrijnende verhalen niet zat? „Dat is de vraag die me het vaakst gesteld wordt. Mijn antwoord is: Nee. Ik ben blij dat ik mensen verder kan helpen, hoezeer ik ook geraakt word door hun pijn. Mijn werk bepaalt me wel bij mijn eigen geluk, waar ik God dankbaar voor ben. Altijd ben ik blij als ik weer bij mijn vrouw en zes kinderen ben. Ik kan genieten van kleine dingen. Bomen die straks weer ontluiken, een horde ganzen die overvliegt.”