„We dénken dat de belijdenisgeschriften moeilijk zijn”
Martine, John, Han, Harm en Ynse vullen hun vraag naar meer aandacht voor geloofsleer verschillend in
GOES - De Heidelberger Catechismus? Saai. De Nederlandse Geloofsbelijdenis? Moeilijk. De Dordtse Leerregels? Niet te begrijpen. Uit onderzoek op het Wartburgcollege in Rotterdam blijkt dat veel leerlingen het ook niet zo belangrijk vinden dat deze belijdenisgeschriften op school worden behandeld. Magneet legde vijf leerlingen van het Calvijn College in Goes evenzoveel stellingen voor. „Leraren doen er goed aan eens buiten hun eigen leefwereldje te kijken.”
1. Als je er een beetje moeite voor doet, zijn de belijdenisgeschriften best te begrijpen.Martine: „De belijdenisgeschriften zijn best moeilijk, maar als je er moeite voor doet kun je ze toch begrijpen. De belijdenisgeschriften zijn juist gemaakt voor de mensen om de Bijbel beter te begrijpen. Daarbij is wel Gods hulp nodig.”
John: „Het is op een moeilijke manier verwoord, maar er zijn boeken over verschenen om dingen die je niet begrijpt te verduidelijken.”
Han: „De belijdenisgeschriften zijn te begrijpen, maar het vereist goed lezen en overdenken wat er nu eigenlijk staat. Het is wel zo dat de belijdenisgeschriften makkelijker te begrijpen zijn dan de Bijbel, want de schrijftaal van de Bijbel is ouder dan die van de belijdenisgeschriften. De belijdenisgeschriften zijn eigenlijk een vernieuwde uitleg over belangrijke zaken uit de Bijbel.”
Harm: „De belijdenisgeschriften zijn zeker te begrijpen, maar het komt er meestal niet van om er de moeite voor te nemen. Dát is het probleem. Niemand kijkt ernaar, omdat we denken dat het moeilijk is.”
Ynse: „Ik denk dat als je jezelf er een beetje in verdiept, het best te begrijpen is. Je moet er wel wat voor willen doen.”
2. Er moet in de kerk niet alleen over de catechismus, maar ook over de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels worden gepreekt.
Martine: „Ja, er moet meer aandacht voor komen. Ouderen, maar vooral jongeren, weten te weinig. Ik vind dat de belijdenisgeschriften op school of een gemeenteavond van de kerk behandeld kunnen worden.”
John: „Nee. Wanneer al de belijdenisgeschriften aan bod moeten komen, is er geen ruime plaats meer voor het Woord zelf. Bovendien zijn de belijdenisgeschriften gebaseerd op het Woord.”
Han: „Met deze stelling ben ik het niet eens, want vaak worden de belijdenisgeschriften in de preken aangehaald. Op catechisaties mag er meer aandacht voor komen, maar het is niet noodzakelijk er aparte preken over te houden.”
Harm: „Eens, omdat je jaar in jaar uit over de catechismus hoort preken. Daar gaat heel veel aandacht naar uit. Daarom zou het misschien goed zijn om over de Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Dordtse Leerregels te preken.”
Ynse: „Het zal goed zijn als er meer over wordt gepreekt. Dan zullen we vanzelf meer over deze zaken nadenken.”
3. Je kunt pas discussiëren met andersdenkenden als je de gereformeerde geloofsleer kent.
Martine: „Hier ben ik het helemaal mee eens. Je kunt niet iemand overtuigen dat jouw geloof het ware is, terwijl je zelf niet eens precies weet wat het inhoudt.”
John: „Juist. Je moet weten waarover je het hebt.”
Han: „Helemaal mee eens. Als je helemaal niks van de gereformeerde geloofsleer kent, kun je niet fatsoenlijk met anderen discussiëren.”
Harm: „Ja. Als je met andersdenkenden discussieert en ze vragen zaken over jouw geloof, dan moet je niet met een mond vol tanden staan. Als je het allemaal niet zo goed weet, loop je snel vast.”
Ynse: „Het is niet nodig om de geloofsleer precies te kennen. Je moet wel veel kennis van de Bijbel hebben.”
4. Leraren weten te weinig van de leefwereld van jongeren.
Martine: „Ik denk dat jongere leraren wel weten wat er onder de jongeren leeft, maar oudere leraren minder. Zij moeten daarom misschien meer moeite doen zich in de wereld van de jongeren te verdiepen.”
John: „Dat ligt eraan over welke leraren we het hebben. Sommige leraren weten niet welke negatieve zaken er onder refo-jongeren spelen.”
Han: „Dit is niet zo. Leraren horen te weten wat de leefwereld van leerlingen is. Deze stelling kan niet waar zijn, want er worden op school enquêtes en gesprekken afgenomen, waarin ook veel persoonlijke zaken voorkomen. Ook is het zo dat de mentoren gesprekken voeren met ouders van leerlingen bij het huisbezoek en bij een ouderavond.”
Harm: „Inderdaad. Sommige leraren kennen onze leefwereld te weinig, maar dat is niet bij iedereen het geval.
Ynse: „De leraren zijn al een poos geleden opgegroeid en er is sindsdien veel veranderd. Als leraren iets meer moeite doen zich in de leefwereld van jongeren te verdiepen, zal dat de relatie tussen leraren en leerlingen ten goede komen.”
5. Leraren moeten op stage buiten hun eigen kring om niet wereldvreemd te worden.
Martine: „Het is goed dat leraren iets weten van jongeren uit andere kringen, maar ik vind het niet echt nodig dat ze daarvoor op stage gaan. Wij zijn ook niet wereldvreemd en aan ons is dus ook te zien hoe het buiten de eigen kring is.”
John: „Een stage is erg overdreven. Om niet wereldvreemd te worden is het goed dat leraren contact hebben met mensen die niet in een kerk zitten.”
Han: „Met deze stelling ben ik het niet eens. Leraren zijn volwassen en weten al veel van onze leefwereld. Veel leraren gingen na hun middelbareschoolperiode naar een onchristelijke hogeschool of universiteit. Een stage buiten eigen kring is dus onnodig.”
Harm: „Ja. Het voordeel van zo’n stage is dat leraren dan goed weten wat er speelt. Daarvan zouden ze ook een stukje mee kunnen nemen in de les en ons zo op bepaalde zaken wijzen of ertegen waarschuwen. Sommige dingen kunnen wij als leerlingen ook tegenkomen.”
Ynse: „Leraren zouden er zeker goed aan doen eens buiten hun eigen leefwereldje te kijken. Er gebeurt zo veel in de wereld, dat als je daar geen oog voor hebt, dit niet goed is voor de omgang met leerlingen. Leerlingen zitten immers midden in deze wereld. Als leraren ons daartegen willen beschermen, is het goed dat ze weten wat er allemaal gaande is.”
Er zijn nog geen reacties geplaatst.