Bij elke maaltijd een spuitje
Adriana Vermeer (14) heeft vanaf haar derde diabetes
Op een eenwieler leunt Adriana Vermeer (14) tegen een muur van opvanghuis Dommeltje in Groesbeek. De meeste andere bewoners bewegen zich in een rolstoel voort, Adriana niet. Ze kampt met diabetes, net als tienduizenden andere Nederlanders. Om hun ziekte onder de aandacht te brengen is het woensdag Wereld Diabetes Dag.
Met een schop tegen een metalen plaat opent Adriana de deur naar haar kamer. „Alles is hier
berekend op mensen in rolstoelen.” Haar kamer is ruim, de vloer glad en aan de muur hangt een werkblad. Enkele foto’s staan er op. „Binnenkort mag ik aangeven hoe de kamer geschilderd moet worden. Ik blijf hier tot m’n achttiende.”
Adriana woont sinds vijf weken in het opvanghuis. Daarvoor bivakkeerde ze even lang in een ziekenhuis. „Het ging vanwege de diabetes zo slecht met me dat de artsen zeiden: „Als je verder wilt leven, moet je naar een instelling waar ze je kunnen begeleiden.””
Sinds haar derde jaar heeft Adriana diabetes. „Ik viel heel vaak flauw. M’n ouders gingen daarvoor met me naar de dokter. In het ziekenhuis kwamen ze erachter dat m’n bloedsuikerspiegel sterk wisselde. De alvleesklier, die het suikergehalte in m’n bloed regelt, werkt niet meer.”
Injectie
De gevolgen van de ziekte zijn groot. „Ik moest een heel regelmatig leven leiden. Zomaar een koekje tussendoor ging niet. Drie keer per dag moest ik mezelf insuline toedienen. Met een injectiespuit. Bij het ontbijt, het middag- en het avondeten.”
Adriana haalt een apparaatje uit haar zak. „Hiermee controleer ik hoe hoog de bloedsuikerspiegel is. Zo weet ik of het spuiten effect heeft. Ze drukt op een knop, een zoemend geluid klinkt. Aan de onderkant komt een stripje uit het apparaat. Adriana houdt een vinger tegen een uiteinde en drukt op een knop aan de andere kant. Plok. „Er schiet een naald uit. Het doet niet zo veel pijn meer, ik ben eraan gewend. Al m’n vingertoppen zitten inmiddels vol met putjes.”
Ze knijpt in haar vinger, een druppel bloed welt op. Adriana doet die op het stripje. Op het scherm verschijnt 7,0. De suikers in haar bloed liggen op een concentratie van 7 millimol per liter (mmol/l). „Dat is prima, de bloedsuikerspiegel moet tussen de 4,0 en de 8,0 zitten.”
Wat er gebeurt als die eronder komt? „Dan val ik flauw. Dat gebeurt af en toe. In dat geval geeft iemand, m’n moeder bijvoorbeeld, me limonade -daarin zit veel suiker- zodat het bloedsuikerpeil weer stijgt.” Behalve te laag, kan de bloedsuikerspiegel ook te hoog zijn. „Daarom moet ik mezelf insuline inspuiten. Dat zorgt ervoor dat de spiegel weer daalt.”
Tot op de middelbare school gaat het goed met Adriana. „Aan het eind van het eerste jaar begonnen ze me te pesten. Klasgenoten stompten me, stopten me in de lift -die verboden is voor leerlingen- zodat ik straf zou krijgen.”
Pompje
Het pesten stopt een korte periode, wanneer Adriana’s moeder aan de bel trekt bij de school en de mentor een gesprek heeft met zijn klas. „Na een maand begonnen ze weer. Ze zeiden dat ikzelf begon. Op den duur geloofde ik zelf dat ik de schuldige was.” Het pesten heeft grote invloed op het verloop van de diabetes. „De bloedsuikerspiegel steeg sterk en ik verloor veel gewicht. Ook omdat ik soms de injecties vergat.”
Na het tweede leerjaar moet Adriana in het ziekenhuis worden opgenomen. „Ik woog nog 37 kilo en m’n bloedsuikerspiegel lag boven de 14.” In de vijf weken daarna sterkt de scholiere aan in het ziekenhuis. „Ik was blij dat ik niet naar school hoefde. M’n gewicht ging snel weer omhoog en de bloedsuiker daalde.”
Volgens de artsen is er geen andere optie dan dat Adriana wordt opgevangen in een tehuis voor jongeren met een handicap. „Hier word ik niet gepest omdat ik intern naar school ga en ik kan het spuiten niet meer vergeten. De verpleegkundigen herinneren mij eraan.” Trots: „Ik weeg nu al weer 47 kilo.”
Adriana hoeft zichzelf sinds enkele weken geen injecties meer te geven. „Ik heb nu een pompje met een slangetje in mijn dijbeen. Zodra de bloedsuiker te hoog is, kan ik het pompje hoger zetten.” Ze wil niet meer van het apparaat af. „Doordat het voortdurend insuline geeft en ik het hoger en lager kan zetten wanneer ik wil, kan ik alles eten. Nu kom ik erachter wat ik gemist heb. Vroeger moest ik alles laten liggen. Nu mag ik een koekje gewoon opeten. Da’s geweldig.”
Wat is diabetes?
De hoeveelheid suikers in het bloed heet bloedsuikerspiegel. De belangrijkste energiebron van het lichaam zijn suikers, ook wel glucose genoemd. Glucose komt uit voeding met koolhydraten. Koolhydraten zitten in veel zoete dingen, maar ook in vruchten, melk, rijst, pasta en aardappelen. Via het bloed wordt glucose door het hele lichaam vervoerd.
Het lichaam heeft het hormoon insuline nodig om glucose uit het bloed te kunnen gebruiken. Normaal zorgt het lichaam er automatisch voor dat er precies genoeg insuline vrijkomt om de hoeveelheid glucose in het bloed te verwerken. Zo blijft je bloedsuikerspiegel altijd binnen bepaalde grenzen. Bij diabetes maakt het lichaam geen of onvoldoende insuline aan, of werkt de insuline niet meer goed. De bloedsuikerspiegel loopt hoog op. Dat is op den duur erg schadelijk voor alle delen van het lichaam. Normaal gesproken schommelt de bloedsuiker (bloedglucose) zo tussen de 4,0 en de 8,0 mmol/l.
Bron: www.diabetesfonds.nl.
Reacties (2)
marye bezorger | zaterdag 10 november 2007 - 20:13 | ![]() |
aantal posts:46 | Ha adriana, Wat leuk dat je in magneet staat! We hopen dat het goed met je gaat, Groetjes van Sarah en Marije Lubbers |