Om het hart van de gospelzanger
Kees Kraayenoord en Sharon Kips: Alle muziekstijlen zijn te combineren met het Evangelie
Voor zangeres Sharon Kips en „zingend predikant” Kees Kraayenoord is elke muziekstijl bruikbaar voor een christen. Sharon: „Het gaat erom dat God door mij kan werken.” Kees: „Er wordt in de Nieuwe Kerk in Katwijk niet méér tot eer van God gezongen dan tijdens een gospelconcert in het Gelredome.”
Vier jaar geleden zong Sharon nog in de band van Kees. De laatste tijd raakten de twee elkaar echter wat uit het oog. En op de EO-Jongerendag in juni, waar ze beiden optraden, was er ook al geen tijd voor een praatje. De begroeting in het gloednieuwe kantoor van Kees Kraayenoord in Veenendaal is dan ook enthousiast.
De 23-jarige Sharon Kips, die een Surinaamse moeder en een Nederlandse vader heeft, is in korte tijd van een onbekend meisje dat graag zingt in een bekende Nederlander veranderd. Sinds ze in februari dit jaar winnares werd van X Factor, het acht weken durende talentenjachtprogramma op tv-zender RTL 4, moet ze leren omgaan met het feit dat iedereen haar kent. „Als ik bij de ALDI loop, kijken alle mensen naar me, maar bijna niemand durft me aan te spreken. Dat vind ik lastig.” Met een verlegen lach: „Ik wil gewoon Sharon zijn.”
De laatste tijd is er weer wat meer tijd om op zondag met haar ouders naar haar eigen gemeente in Dronten te gaan. „Dan kom ik voor m’n gevoel echt thuis.” Eerder was ze aanbiddingsleider tijdens de diensten. „Als ik er nu ben, zing ik gewoon mee in het aanbiddingsteam.” Dat heeft ze nodig: „Als gospelartiest heb je geestelijke voeding nodig, anders droog je uit.”
De carrière van de Nederlandse zangeres -ze had zangles op de muziekschool in Dronten- nam sinds X Factor een grote wending. Ze zegde haar baan als financieel medewerkster op en ging helemaal van de muziek leven. De aanvragen voor optredens en interviews zijn inmiddels legio. En als bekende Nederlander figureerde ze al in allerlei tv-programma’s, onder andere als ambassadeur van de hulporganisatie Children Asking. Dinsdag was Sharon te zien in de Nationale Bijbeltest. Ze werd tweede.
Inmiddels zijn de eerste opnames gemaakt: een platencontract bij Sony BMG resulteerde in juni in het album ”10”, dat voor een deel gospelliederen bevat. „Mijn producers zeggen gelukkig: „Doe wat bij je past. Het gaat ons om de echte Sharon.” Ik ervaar het nergens als een probleem dat ik christen ben.”
Sharon ziet haar doorbraak in de muziekwereld als leiding van God in haar leven. „Ik vind het heel bijzonder dat God me deze mogelijkheden geeft. Artistieke expressie is iets van God. Ik ben dankbaar dat ik als zangeres Gods liefde mag uitstralen naar het publiek.” Toen ze deze week een optreden had tijdens een bedrijfsfeest van de Rabobank in Rotterdam, zong ze twee seculiere liedjes. „Tegen zo’n publiek ga ik natuurlijk niet zeggen: „Jezus houdt van je.” Maar ik ben blij als ik hoor dat mensen aan mij zien, ook als ik gewone liedjes over liefde of eenzaamheid zing, dat ik iets uitstraal.”
Hoe haar carrière zich verder zal ontwikkelen, weet Sharon niet. „Ik wil me eerst in Nederland goed settelen, zodat iedereen weet: dit is de sound en de stijl van Sharon. Maar uiteindelijk droom ik ervan om internationaal carrière te maken. Ik laat het aan God over.”
Katwijk
Kees Kraayenoord, een van de populairste Nederlandse gospelzangers, groeide op in Katwijk aan Zee. Iedere zondag zat hij -„met zeven kwartjes”- in de hervormde Nieuwe Kerk. Rond zijn dertiende keerde Kees zich helemaal tegen de kerk. Muziek was zijn lust en leven. Vooral allerlei vormen van heavy metal, een muziekstijl die gekenmerkt wordt door agressieve ritmes, zwaar versterkte elektrische gitaargeluiden en duistere tonen, hadden zijn voorkeur. „Dat was voor mij stoer en heftig.”
Op zijn vijftiende kwamen God en de kerk weer in beeld. „Door een christelijke variant van heavy metal keerde ik terug tot de Heer.” Kees wilde vervolgens „de bediening in”, en ging theologie studeren aan de Azusa theologische hogeschool, onderdeel van de Vrije Universiteit Amsterdam. Sindsdien staat hij als voorganger regelmatig op de kansel. Lange tijd was hij geestelijk werker in de baptistengemeente De Meerkerk in Hoofddorp. Sinds kort woont Kees met zijn vrouw en drie dochters in Veenendaal, waar ze nog op zoek zijn naar een kerkelijk onderdak.
Kees noemt zich het liefst „een zingende prediker of een predikende zanger.” Daarbij ervaart hij het gemeentewerk als zijn eerste roeping. „Als het met de muziek spaak loopt, ga ik gewoon weer helemaal het gemeentewerk in.” Op muziekgebied gaat het echter goed, ondanks dat Kees muzikaal gezien autodidact is. Sinds hij in 2003 met zijn band het eerste album uitbracht, is hij een bekende gospelartiest geworden, die vooral bij de jeugd in de smaak valt. Jaarlijks treedt de zanger en liedjesschrijver zo’n vijftig keer op.
Kees zoekt bewust naar nieuwe wegen in de gospelmuziek. „Te lang heeft er om gospel een koffiebarsfeer gehangen. Maar voor de Heer moeten we juist voor het beste gaan. Streven naar kwaliteit is gezond.”
Kwaliteit heeft voor de gospelzanger alles te maken met het kiezen van teksten. Daarom zoekt hij gericht naar teksten die hun kwaliteit bewezen hebben. Zo kwam hij voor zijn recente cd ”Jezus, leven van mijn leven” uit bij een heel aantal oude gezangen uit de Hervormde Zangbundel, waaronder ”Heilig, heilig, heilig”, ”Ere zij aan God de Vader” en ”Neem mijn leven, laat het Heer”. Ook zijn gloednieuwe kerst-cd ”God met ons” bevat een aantal oude vertrouwde kerstliederen; kardinaal Simonis verzorgt op de cd de Schriftlezingen.
Stijl
Zowel Sharon als Kees benadrukt dat het bij het zingen en spelen van christenen uiteindelijk om het hart gaat. Sharon: „Ieder mens is verschillend; de Geest werkt daarom ook door iedere christen op een andere manier. Het maakt niet uit met welke muziek of in welke stijl. Als God maar door mij kan werken.” Kees: „God zoekt harten die naar Hem uitgaan. Dát bepaalt of het voor God aangenaam is of niet.”
Is daarmee iedere muzieksoort acceptabel voor christenen?
Sharon: „Ik ben een meisje van 23, een gewone zangeres, maar wel een christen. Dat is voor mij het uitgangspunt. En vervolgens is het de vraag welke muziekstijl bij je past. Tot m’n 16e luisterde ik niet naar gospel; de stijl stond me totaal niet aan, ik vond het verschrikkelijk. Ik luisterde naar de hits van de poplijsten. Ik dacht: Dat vind ik niet in gospel. Vanaf m’n 16e is het geloof voor mij persoonlijker geworden. Toen ben ik ook in gospelkoren gaan zingen. Ik leerde dat het begrip gospel heel breed is. Alle muzieksoorten vallen erbinnen, als de tekst maar goed is. Muziek moet een soort brug zijn naar mensen toe. En dat kan voor iedere zanger een andere stijl zijn. Als ik over het licht wil zingen, kies ik geen duistere muziek uit. Maar dat is persoonlijk. Ik durf niet te zeggen dat er stijlen zijn die niet kunnen.”
Kees: „Het heeft veel te maken met persoonlijke smaak en met de cultuur waarin iemand opgroeit. Extreme muziekstijlen zijn mijn ding niet, en de manier waarop een Darlene Zschech optreedt, is ook niet helemaal mijn stijl. Maar wie ben ik om hier de norm aan te leggen? Het mooie van gospel is juist dat je heerlijk popmuziek kunt luisteren zonder dat je je steeds hoeft af te vragen of Jezus wordt beledigd of dat het gaat over vrije seks.”
Veel reformatorische christenen vinden dat harde muziekstijlen niet passen bij de heiligheid van God.
Kees: „Muziek is een combinatie van harmonie, melodie en ritme. Elke muziek is een samenstelling van deze drie. Ik vind het te gemakkelijk om te zeggen: Deze stijl past wel bij de heiligheid van God en deze niet. Als 1600 mannen in de Nieuwe Kerk in Katwijk psalmen en gezangen zingen, is dat niet méér tot eer van God dan het optreden van gospelartiesten in het Gelredome. In Katwijk kan iemand met een uitgestreken gezicht meezingen, terwijl zijn hart ver van God is. God zoekt naar het hart, niet naar de buitenkant. Moet je je eens indenken hoe de muziek van David 3000 jaar geleden geklonken zal hebben. Ik denk dat wij dat vandaag de dag absoluut niet mooi zouden vinden. Ik ben in Afrika geweest. Daar uiten ze zich ook heel heftig. Het heeft, kortom, alles te maken met de context van waaruit je de dingen bekijkt. Maar dan vraag ik: Mijn cultuur kan toch niet bepalend zijn in de beoordeling van andere stijlen en culturen?”
En de entourage van een groots concert?
Sharon: „Ik probeer er heel bewust op te letten dat mijn uitstraling mijn boodschap niet in de weg staat. Als ik halfnaakt het podium opga, zorg ik voor een belemmering waardoor God niet door mij kan werken. Daarom doe ik dat niet.”
Kees: „Men heeft het dan vaak over een wereldse uitstraling. Ik spreek liever over een menselijke uitstraling. Waarom zou het werken met licht en ritme verkeerd zijn? Er is niets mis mee om je boodschap met dergelijke effecten bij het publiek te brengen. Dat we mensen kunnen enthousiasmeren, is een gave die God in de schepping heeft gelegd. Het is niet verkeerd om enthousiast voor Jezus te worden.”
Sfeer creëren kan gevaarlijk zijn.
„Sfeer is niet onze vijand, maar juist onze vriend. Als je een zaal stil wilt krijgen, moet je zorgen dat er eerst herrie is. Daarom begin ik tijdens een avond vaak met een heftig rocknummer over genade en vergeving, terwijl ik halverwege het programma naar een stilte toewerk, waar thema’s als zonde en boetedoening een plaats krijgen. Als dan aan het eind weer dat eerste rocknummer klinkt, heeft die tekst ineens een heel andere lading gekregen.”
In zo’n sfeer wordt soms de oproep gedaan om voor Jezus te kiezen.
Kees: „Geweldig toch, als je zo’n sfeer weet te creëren! Natuurlijk begrijp ik wel waar deze zorg vandaan komt. Ik maak ook mee dat jongeren voor de zesde keer voor Jezus kiezen. Dan denk ik: Was de eerste keer dan niet genoeg? Tegelijk zeg ik: Met het creëren van sfeer is niets mis. Dat doet een predikant ook. Die kan ook met stembuigingen, bijvoorbeeld in het gebed, een sfeer scheppen.”
Ouders vrezen dat hun kinderen in zo’n sfeer een oppervlakkig geloof krijgen aangepraat.
Kees: „Die vrees begrijp ik wel. Natuurlijk zit bekering niet in een avondje Gelredome. Maar zo’n avond kan ook een schakel vormen in Gods werk in iemand. Wat we ook niet moeten vergeten, is dat er nadien enorm veel wordt gedaan aan nazorg en gebed. Zo’n keuze is een momentopname; ervoor en erna gebeurt ontzettend veel.”
Welke theologie gaat hierachter schuil?
Kees: „Voor mij is de kern: Gods ja heeft geklonken, één groot ja voor de mensheid. Nu is het de vraag: Wat doe je daarmee, ga je in op die uitnodiging?”
Die eenzijdige nadruk op Gods liefdevolle kant in de gospelliedjes is voor velen precies een grote zorg.
Kees: „Dat herken ik wel. Dat is voor mij nu juist een groot aandachtspunt. Inderdaad bevatten veel liedjes happy-clappyboodschappen: God is liefde, God zorgt voor je. Terwijl bijvoorbeeld de psalmen veel breder zijn: twee derde van de psalmen bestaat uit klaagliederen. Dat aspect is absoluut onderbelicht in de gospelmuziek.”
Sharon: „Ik ben nog niet zo lang bezig met het schrijven van teksten, maar ik probeer in mijn liedjes evenwichtig te zijn. Ik ga vaak uit van mijn eigen ervaringen en van dingen die in mijn eigen leven spelen. Als ik het gevoel heb dat ik te arrogant ben geweest, maak ik daar een liedje over, waarbij ik in de Bijbel naga hoe dat thema daarin voorkomt: Wat vindt God hiervan?”
Psalm 150 en Psalm 51 vormen uitersten. Komt die breedte aan de orde in jullie teksten?
Sharon: „Het leven kent die breedte. Ik sta niet elke dag op met: Yes, halleluja. Ik heb ook momenten dat ik dat niet kan zeggen. Daarom probeer ik in mijn teksten oog te hebben voor die andere kant. En volgens mij is die balans er ook wel als je de gospelwereld in z’n geheel neemt.”
Kees: „Vanwege vaak oppervlakkige liedjes in de gospelmuziek is het mijn missie om oude gezangen in een modern jasje weer voor het voetlicht te halen. Liederen als ”Blijf bij mij, Heer” en ”Jezus, leven van mijn leven” zijn sterker dan tien matige gospelliedjes bij elkaar. Of ”O hoofd, vol bloed en wonden” uit de Matthäus Passion: het is een van mijn lievelingsliederen. En frappant: jongeren vinden ze nog mooi ook. Mijn gezangen-cd wordt heel goed ontvangen.”