In de file
De files op de rijkswegen maken het niet altijd eenvoudig om op tijd te komen voor een weekdienst. Het is me al herhaaldelijk overkomen dat een kerkenraad zat te wachten, in spanning of ik wel zou arriveren.
Zelf zit je dan ook niet rustig. Is er bij de gemeente waar je komt wellicht opluchting als de dienst kan beginnen, zelf heb je een bijzondere zegen nodig om de opgelopen spanning kwijt te raken.
Bijzonder was dat zo bij een dienst in Nieuwerkerk, nu bijna vijftien jaar geleden. Toen ik vanuit Vlaardingen naar het zuiden ging, stond ik al voor de Heinenoordtunnel in een lange file. Boeren waren met hun trekkers over de snelweg naar Den Haag getogen en waren nu op de terugweg, onder politiebegeleiding. Ik moest mijn snelheid vanzelf aanpassen en sukkelde achter de lange file aan. Een paar kilometer voor de Haringvlietbrug kregen auto’s toestemming om te passeren en ik snelde de lange stoet voorbij.
Helaas was ik net te laat om ze voor de afslag op Hellegatsplein te hebben ingehaald! Daar stond een agent met stopteken. Ik moest wachten en heel de optocht weer voor laten gaan.
Ik was in twijfel wat te doen. Bellen kon ik niet, want een mobieltje hadden we toen nog niet. Omkeren en naar huis gaan, of toch maar doorrijden? Het was inmiddels kwart voor acht en om half acht begon de dienst. Ik ben er maar weer achteraan gesukkeld, in de hoop dat ik ze nog een keer mocht passeren, maar die hoop bleek ijdel.
Kwart voor negen kwam ik met mijn opgelopen spanning in het kerkgebouw aan. Een ouderling had maar een preek gepakt en hij was juist aan de toepassing toe. Hij kwam de kansel af en vroeg of ik dit deel van de dienst nog wilde waarnemen.
Dat had ik, zeg ik achteraf, beter niet kunnen doen. Het was in de adventstijd. Ik zou spreken over Micha 5:1, maar ik weet niet of ik nog wel goed gesproken heb. Wellicht was de toepassing van de leespreek veel beter.
Hoe zul je toch goed spreken als er wrok in je hart is over al dat oponthoud onderweg? Toch werd die wrok na de dienst nog weggenomen! Ik had namelijk die middag naar Nieuwerkerk gebeld en gevraagd of ik wat Zeeuwse aardappelen kon kopen. Ik dacht voor mijn grote gezin op die manier voor weinig geld een goede aardappel op tafel te krijgen.
Een vrouw stond me na de dienst op te wachten met twee zakken aardappelen. Toen ik ze wilde betalen, zei ze: „Neem ze zo maar mee, dominee.” Dat wilde ik vanzelf niet. „Ik heb ze besteld en wil ze betalen”, antwoordde ik. Zij: „Ze zijn niets waard, we krijgen 3 cent voor een kilo.”
Toen hoorde ik dat de boeren die dag naar Den Haag waren gereden vanwege de lage aardappelprijzen en kreeg ik begrip voor hen. De wrok was weg en maakte plaats voor medeleven met de landbouwers die ontmoedigd werden door het landbouwbeleid.
In Gods Woord lezen we dat zelfs de koning van het veld wordt gediend (Prediker 5:8) en ook dat de godvruchtige Uzzia een liefhebber was van de landbouw (2 Kronieken 26:10). Laten we daarom hart hebben voor het werk van de boeren en hen hoogachten die zorg mogen dragen voor onze maaltijden.
Het mag ons verlangen zijn om hen die ons dienen voor ons tijdelijk welzijn, te dienen voor hun geestelijk welzijn, opdat we elkaar dienen door de liefde. Daarin is geen plaats voor wrok.
Ds. C. J. Meeuse, Goes